NOMENCLATUUR
Wetenschappelijke Naamgeving: Een Noodzaak ??
De wetenschappelijke namen van planten en dieren worden door de meeste aquariumliefhebbers niet bijzonder op prijs gesteld. Ze zijn voor de niet wetenschappelijk onderlegde liefhebber vaak moeilijk te begrijpen en uit te spreken.
De veelvuldige en ingrijpende veranderingen in de systematiek en daarmee in de namen der dieren, maken de situatie er niet gemakkelijker op. Daar komt nog bij dat de aquariaan zich praktisch niets kan voorstellen bij de wetenschappelijke namen.
Op de vraag of ze in de aquaristiek nodig zijn, kan men op verschillende manieren pro en contra antwoorden.
Bent U tevreden wanneer men zegt: "dat is een blauw juffertje" wanneer U weet, of misschien niet weet, dat er ongeveer een 50-tal soorten juffertjes bestaan waarvan de hoofdtoon blauw is. Spreekt men echter over Chromis cyanea, dan weten we exact over welke soort (blauw) juffertje we spreken. Dit is voor U niet van levensbelang, maar misschien wel voor de juffer. Zo weet U ook waar het dier in kwestie vandaan komt, wat zijn levensbehoeften zijn, welke watertemperatuur en zoutgehalte het nodig heeft enz.
Het is een begrijpelijk streven om planten en dieren een naam te geven in de eigen taal. Voor zover het gaat om planten en dieren uit eigen land, is er meestal wel een gangbare, min of meer officiële naam, soms zijn er echter ook verschillende namen in verschillende streken. Grote problemen zijn hier doorgaans echter niet. Met de niet-inheemse soorten ligt de zaak moeilijker. In sommige gevallen, vooral bij de meest populaire soorten, zijn wel Nederlandse namen ingeburgerd. Hierbij zien we in grote trekken verschillende mogelijkheden:
1) Aanpassing aan bestaande begrippen,
vb. door vergelijking met lichaams- of andere eigenschappen, zoals bv. karperzalmen, barbeeltjes, levendbarend snoekje, enz.
2) Namen ontleend aan de taal van de gebieden van herkomst:
bv. danio van het Indisch dhani, goerami, enz.
3) Verminkte of verkorte wetenschappelijke namen,
vb. Scalare, Platy, Guppy, Ramirezi, enz.
4) Simpele vertalingen van wetenschappelijke namen,
v.b. slaapgrondel (Dormitator) en de schuttersvis (Toxotes).
5) Namen ontleent aan bijzondere kenmerken van vorm en kleur.
vb. zwartbandzalm, vuurkeelcyclide, kogelvis, enz.
6) Namen ontleend aan een geografische herkomst,
vb. Rode Rio, Kongozalm, Rivulvus van Cuba. enz.
Samenvattend willen we hier alleen stellen dat namen in de eigen taal wel in beperkte kring bruikbaar zijn, maar in groter verband men beslist de wetenschappelijke benaming niet kan missen. Als de aquaristiek de wetenschappelijke ontwikkeling in dit opzicht niet zou volgen, zou deze zijn betekenis als hulpmiddel voor de biologie verliezen.
Bovendien is de aquaristiek een internationale liefhebberij en dit moet ook zo blijven.
In het internationale verkeer hebben echter alleen de wetenschappelijke namen geldigheid en het is alleen op deze wijze mogelijk planten en dieren ondubbelzinnig aan te duiden.
Om dezelfde redenen heeft ook de wetenschap de oude talen hierin aangehouden.
De keus van het Grieks en Latijn voor de woordvorming heeft niet alleen een historische grond, maar deze dode talen zijn bijzonder geschikt gebleken voor dit doel, daar ze neutraal zijn en praktisch niet meer wijzigen. Daardoor kan elke twist op taalgebied van tevoren vermeden worden.
Het is weliswaar voor de individuele aquariumhouder mogelijk zich van de wetenschap te distantiëren, hoewel hij ook voortdurend profijt trekt van de resultaten van die wetenschap, maar dit geldt nooit voor de aquaristiek als geheel.
Zo is het dus ook niet mogelijk, op het gebied van systematiek en nomenclatuur het contact met de wetenschap te verliezen.
De wetenschappelijke namen gehoorzamen de regels van de Latijnse taal. Daarnaast speelt ook het Oud Grieks een grote rol, maar in de regel in gelatiniseerde vorm.
Alleen in de klemtoon, die een van de moeilijkste problemen vormt, is ten dele ook de invloed van deze taal merkbaar.
De wetenschappelijke naamgeving gaat terug tot Linnaeus, die het eerst een bruikbare ordening van de organismen schiep en deze verbond aan het systeem van de dubbele namen (binaire nomenclatuur). Hierbij bestaat de naam uit twee delen, waarvan het eerste deel het geslacht (genus) aangeeft, het tweede deel de soort (species). Dit systeem werd voor dieren voor het eerst in de tiende druk van "Linnaeus Systema Naturae" (1758) consequent toegepast. Dat jaar geldt als het jaar van de officiële invoering van de moderne systematiek en nomenclatuur.
Door de stormachtige ontwikkeling van de natuurwetenschappen was echter aanvankelijk nog geen geordende toestand mogelijk.
Pas in 1950 werd er een internationale nomenclatuurcommissie gevormd, die bepaalde regels opstelde en daarmee een periode van grotere orde op dit gebied inluidde. Intussen is ook de zin van de systematiek diepgaand veranderd.
Voor Linnaeus waren de organismen nog onveranderlijke wezens, die hun ontstaan dankten aan de Schepping. Toen men echter ging inzien dat, sedert het eerste begin, het ene levende organisme zich ontwikkelde uit het andere, kreeg het aanvankelijk puur formele systeem de betekenis van een ordening op grond van verwantschapsbetrekkingen. Dit moest toen ook in de nomenclatuur tot uitdrukking gebracht worden. In de hele 18e en 19e eeuw was men ijverig bezig met een inventarisatie van de natuur. Het aantal dieren dat bekend was , steeg bv. van 4236 in de dagen van Linnaeus tot boven een miljoen. In deze tijd werden ook zeer vele vissen ontdekt, beschreven en benoemd.
Het kon daarbij voorkomen dat vissoorten twee of drie keer een verschillende naam kregen. Zo ontstonden de zogenaamde synoniemen, namen met dezelfde betekenis. Daar deze toestand op den duur onhoudbaar was, moesten de synoniemen verdwijnen ten gunste van algemeen geldige namen en moest de toekomstige naamgeving aan vaste regels worden gebonden. Een deel van deze regels luidt als volgt:
1- Men moet zich uiterst precies houden aan de eerst gegeven naam (prioriteit). De eerste na 1758 gegeven naam geniet dus altijd de voorkeur ten opzichte van alle later gegeven namen. Dit is ook het geval, als een vergeten eerste beschrijving later opnieuw ontdekt wordt.
2- Deze eerste naam blijft, behoudens in geval van kennelijke drukfouten, altijd zoals hij de eerste keer werd gepubliceerd, zelfs als de betekenis ervan onjuist of zijn systematische indeling onnauwkeurig is.
3-Deze regel geldt ook als latere namen passender zijn en de eigenaardigheden van de soort beter karakteriseren.
Er zijn enkele uitzonderingen op deze regels. Daar bijvoorbeeld in de dieren- of plantenwereld geen geslachtsnaam twee keer mag voorkomen, moet de naam veranderd worden, als later blijkt dat voor de benoeming een ander geslacht de naam reeds kreeg.
We stelden in het begin al dat systematiek en nomenclatuur streven naar een "natuurlijk systeem" van verwantschapsbetrekkingen. Helaas is echter juist de ichtyologie (kennis der vissen) hier nog ver van verwijderd. Dit heeft tot gevolg dat naast de naamsveranderingen door het opheffen van synoniemen ook vele veranderingen ontstaan door revisies van het systeem.
Steeds meer nieuwe soorten worden ontdekt. Geslachten en families moeten gescheiden worden andere juist weer samengevoegd. In dit opzicht is juist de systematiek der vissen nog lang niet tot rust gekomen.
Wat de wetenschappelijke namen tot een waardevol werktuig maakt voor biologen en ook aquarianen is het feit dat ze niet naar goeddunken verandert of gebruikt mogen worden.
Deze regels worden door het "INTERNATIONAL CONGRESS OF ZOOLOGY" vastgelegd en zijn in de "INTERNATIONAL CODE OF ZOOLOGICAL NOMENCLATURE" samengevat en gepubliceerd, veiligheidshalve in het Engels en het Frans. De zin van deze regels is: de zekerheid hebben dat er een eenheid ontstaat in de wetenschappelijke naamgeving, en er zeker van te zijn dat ELK dier EENMALIG gedefinieerd wordt.
Alle organismen op aarde worden in volgende groepen geclassificeerd:
- Stam (Phylum)
- Klasse (Classis)
- Orde ( Ordo)
- Familie (Familia)
- Geslacht (Genus)
- Soort (Species)
Voordat een wetenschappelijke naam geldigheid verwerft moeten volgende voorwaarden vervuld zijn:
1- De eerstbeschrijving moet door druk in een boek of tijdschrift gepubliceerd worden.
2- De nieuwe naam moet een Latijns woord zijn of, bij gebruik van woorden uit een andere taal , naar de regels van de Latijnse grammatica behandeld worden (gelatiniseerd) de hoofdletters J, K en W mogen gebruikt worden, doch geen trema's vb. ä, ö en ü dienen in respectievelijk ae, oe en ue veranderd te worden.
3- De nieuwe naam dient aan de eerstbeschrijving gekoppeld te worden.
4- Uit deze beschrijving moet duidelijk zijn wie de auteur/auteuren van deze beschrijving zijn.
De belangrijkste van bovenstaande voorwaarden is de eerstbeschrijving, deze moet zo zijn dat de kenmerken van het beschreven dier of plant van alle aanverwante soorten kan onderscheiden worden. Daarbij weet men echter niets af van toekomstig te ontdekken soorten, daarom ziet men er op toe de beschrijving zo accuraat mogelijk te verrichten.
Mede daarom is het tegenwoordig verplicht het organisme dat voor de beschrijving gebruikt werd als "type-exemplaar" te bestempelen het zogenaamde "HOLOTYPE".
de verdere exemplaren van de soort, indien die er zijn, worden bestempeld als "PARATYPEN". Het holotype moet in een museum of andere openbare instelling ondergebracht worden zodat biologen en wetenschappers ten allen tijden in de mogelijkheid zijn het exemplaar te onderzoeken.
Het opstellen van een eerstbeschrijving is geen titanenwerk, het is een "werkje" dat men moet beheersen. Het kan daarentegen een hele heksentoer worden om uit te vissen of het hier wel degelijk om een nieuwe soort gaat.
In een artikel of wetenschappelijke publicatie worden de wetenschappelijke namen der dieren altijd in een afwijkend schrift afgedrukt, gewoonlijk cursief. Dit geldt echter alleen voor de binaire eigennaam, niet voor de aanduiding van orden, families enz.
De Geslachtsnaam begint met een Hoofdletter, de soortnamen beginnen ALTIJD met een kleine letter. Na de naam van het organisme volgt de naam van de auteur van de beschrijving en het jaartal. Wordt de soort na de oorspronkelijke beschrijving verwezen naar een ander geslacht dan staan de auteursnaam en jaartal tussen haakjes.
Hoe ziet nu zo een volledige wetenschappelijke naam eruit:
Nemen we als voorbeeld de Ascension Hertogsvis
Centropyge resplendens Lubbock & Sankey, 1975.
De bij het eiland Ascension in december 1974 gevangen Holotype bevindt zich momenteel in de verzameling van het Natuurhistorisch Museum in Londen en draagt het nummer BMNH 1974.12.20.1
(BMNH = Britisch Museum of Natural History)
Bij gelegenheid komen ook wetenschappelijke namen voor die uit drie namen bestaan, vb. Doryrhamphus excisus excisus of Doryrhamphus excisus abbreviatus of Pomacanthus (Euxiphipops) navarchus.
Bij de eerste twee handelt het om ondersoorten, deze worden gebruikt wanneer verschillende soorten een geografische herkomst hebben die afwijkt van de andere soort doch waarvan de afwijkingen niet voldoende zijn om ze als een nieuwe soort te bestempelen.
Bij Pomacanthus (Euxiphipops) navarchus echter, handelt het om het toegevoegde ondergeslacht. Euxiphipops is dus een ondergeslacht van het geslacht Pomacanthus.
Echter wanneer een geslachtsnaam-verandering dient aangegeven te worden, moet men schrijven : Pomacanthus (vroeger Chaetodon) maculosus.
De Keizersvis die we vandaag als Pomacanthus maculosus kennen werd in het jaar 1775 door Peter FORSSK?L als Chaetodon maculosus beschreven.
Omdat de beide geslachtsnamen mannelijk zijn blijft de schrijfwijze van de soortnaam "maculosus" dezelfde . Ware de nieuwe geslachtsnaam vrouwelijk geweest dan diende maculosus ook verandert te worden in maculosa, ware het onzijdig dan werd het maculosum.
Soms komt het ook voor dat we in de literatuur schrijfwijzen als vb. Pterois sp. tegenkomen. Dit beduid dat we weten over welk geslacht het gaat, maar niet zeker weten welke soort het is .( sp = soort , spp = soorten)
de afkortingen sp. en spp. worden NIET cursief geschreven.
P.S.
De Japanse Keizersvis Holacanthus venustus zou volgens Burgess (1991) in een nieuw geslacht ondergebracht worden namelijk Sumireyakko. Doch tot de volledige revisie van de Keizersvissen uitgegeven is mag deze naam nog niet gebruikt worden. Waarschijnlijk zullen nog meer verrassende wijzigingen binnen de nomenclatuur van de Keizersvissen gebeuren.
What's in a name?
Na vergelijking met enkele voorvoegsels en uitgangen van de wetenschappelijke namen en onze taal vallen onmiddellijk enkele overeenkomsten op. Zo ontdekken we dat voorvoegsels zoals : bi, tri, quad, mono, mini, macro, hemi enz. reeds aardig in onze taal ingeburgerd zijn. Wie heeft nooit gehoord van bidirectioneel, trigonometrie, quadraat, monokini, macrolens en hemisfeer.
Nemen we een voorbeeld: Periopthalmus (Modderkruipers). Hierin herkennen we PERI van periscoop wat volledig rond betekent. Vervolgens bemerken we OPTHALMUS, wat dezelfde wortel heeft als Opthalmologist, U weet wel de oogarts.
Dus: Periopthalmus zou kunnen betekenen, een vis die met zijn ogen naar alle kanten kan kijken.
Zo ook Macrostoma, hierin betekent STOMA = mond, MACRO = groot, dus een vis met grote bek.
Toegegeven het is niet altijd zo eenvoudig, maar bij nader inzicht komen deze bekende voorvoegsels en uitgangen meermaals in de wetenschappelijke namen voor.
Soms duidt de wetenschappelijke naam, de naam van de ontdekker aan, zoals bv. Chaetodon meyeri. De uitgang i betekent dat de persoon Meyer van het mannelijk geslacht is of was. Was de persoon van het vrouwelijke geslacht geweest dan was de uitgang ae.
Vb. Gobiosoma evelynae
In een ander geval vinden we de streek van afkomst weer in de naam. Vb. Pomacentrus amboinensis , wat zoveel wil zeggen als, dit juffertje wordt in de omgeving van Ambon gevonden.
Zoals hoger reeds gezegd worden wetenschappelijke diernamen samengesteld uit gelatiniseerde zelfstandige naamwoorden. Er kunnen ook Griekse vormen met een gelatiniseerde uitgang voorkomen.
Nu zult U misschien denken,"dit begint meer op Chinees te lijken,"
Maar bekijken we even een Griekse vorm, Echinodermata. Wat valt direct op in dit uit twee delen samengesteld woord?
Juist ja, DERMA van dermatoloog, de huidspecialist, als nu ECHINO stekelig betekent, zouden we dan Echinodermata door STEKELHUIDIGEN kunnen vertalen?
Om U een overzicht van de meest voorkomende aanduidingen te verstrekken volgt een lijst van vertalingen op het einde van dit artikel.
De meeste voorvoegsels en uitgangen slaan vooral op fysieke vormen. Ze kunnen kleur, vlekken, strepen, lichaamsdelen, aantal stekels enz. aanduiden.
Deze namen worden gevormd door de ontdekker of beschrijver en zijn bedoeld om ons wat meer te vertellen over het dier in kwestie en met wat geduld en oefening van onzentwege zal uw inspanning op den duur resultaten afwerpen.
Vele namen eindigen op US, zoals lineatus, maculatus en duiden meestal op een patroon van lijnen of kleuren op het lichaam. Vb. lineatus = gelijnd, maculatus = gevlekt.
U kunt deze vormen ook tegenkomen als lineata of lineatum. De vorm van de soortnaam hangt in dit geval af van de vorm van de voorgaande genusnaam en is dus louter (Latijnse) grammatica. In ieder geval lineata, lineatum of lineatus betekend hetzelfde.het voorgaande zouden we ook kunnen zeggen over de uitspraak van deze wetenschappelijke namen. Het Grieks en het Latijn kennen zeker zoveel uitzonderingen als het Nederlands, en dat zijn er heel wat. We kunnen ons daar niet mee bezighouden en laten dat over aan mensen die daar wel in thuis zijn. Wat we wel kunnen in het oog houden is de klemtoon te leggen op de voorlaatste lettergreep Echinodermata,. We zullen dan praktisch altijd juist zitten.
Nu kunt U zeggen:"Ik hou alleen vissen om naar te kijken", en dat is uw goed recht. U zult daar ook nooit vies voor bekeken worden.
Het kennen van de wetenschappelijke namen van onze dieren KAN als een deel van de hobby geïntegreerd worden, wat niet wil zeggen dat iemand die geen wetenschappelijke namen kent geen serieuze liefhebber zou zijn, integendeel, doch U kan zich wel voorstellen dat misverstanden ontstaan doordat er voor een vis, zelfs in ons eigen taalgebied, misschien vier of vijf verschillende zogenaamde "populaire" namen bestaan. Het kennen van de wetenschappelijke naam, al is het maar van de dieren die U zelf in uw collectie houdt, heeft wel degelijk zijn nut.
Lijst van veelvoorkomende vreemde woorden en voorvoegsels. Grieks (G), Latijn (L)
NUMERIEK TEKENING OF PATROON
Half
hemi (G) met banden faciata
semi (L) gestippeld stigmata
maculata
Een
mono (G) gestreept vittatus
uni (L) taeniatus
Twee
di (G) gelijnd lineatus
bi (L) afgetekend notatus
Drie
tri (G) afwisselend variegatus
Vier
tetra (G) gevlekt variatus
quadri (L) gamarmerd marmoratus
Vijf
penta (G) oogvlek ocellatus
Zes
hexa (G)
sex (L)
Acht
octo (G)
Tien
deca (G)
VORM EN GROOTTE LICHAAMSDELEN
Groot
macro, mega rug dorsi (L)
noto (G)
Klein
micro buik ventro
Dwerg
nano lichaam corpor (L)
stoma (G)
Lang
longi borst pector, sterni
Kort
brevi (L) oor oto
brachi (G) oog opthalmo
Veel
multi (L) vin pinni (L)
poly (G) ptero (G)
Weinig
pauci (L) kop cephalo
oligo (G) lip labio (L)
Plat
plani (L) chilo (G)
platy (G) bek stoma
Zeilvormig
veliferum neus rostrum (L)
rhino (G)
Gezaagd
serratum schubben lepis
Trapsgewijs
scalare stekel acanth
Maag
gaster
Gewolkt
nebulo tand odont
Vuur
pyro staart caudo (L)
uro (G)
KLEUREN
Melamin zwart pigment
Erythro & pterine rood pigment, waaruit ook oranje
Leuco wit pigment
Xantho blauw pigment
Cyano cyaankleurig
Argent zilverkleurig
Auri goudkleurig
Iridophoro iriserend (kan alle kleuren aannemen)
Geraadpleegde literatuur:
-KORALLENRIFF-AQUARIUM Band 3 Svein A. Fossa & Alf Jacob Nilsen
-AQUA-TROPICA -februari '95
THE ART OF TALKING FISH - P. Speice
Compilatie en vertalingen JENNES R.