De toevoegingen zijn gebaseerd op de literatuur volgens Hans Werner Balling en Erwin Renke.
1) Samenstelling van de te gebruiken oplossingen.
Oplossing A:
500,00 gram Strontiumchloride-hexahydraat in 1 liter gedestilleerd water.
Aandeel Strontium = 162 gram
Oplossing B:
0,71 gram Bariumchloride-dihydraat in 1 liter gedestilleerd water.
Aandeel Barium = 0,40 gram
Oplossing C:
0,0008 gram Kobaltchloride-hexahydraat
Aandeel Kobalt = 0,0002 gram
0,37 gram Mangaansulfaat-hydraat
Aandeel Mangaan = 0,135 gram
0,19 gram Kopersulfaat-pentahydraat
Aandeel Koper = 0,046 gram
0,175 gram Zinksulfaat-hetahydraat
Aandeel Zink = 0,02 gram
0,175 gram Nikkelsulfaat-hexahydraat
Aandeel Nikkel = 0,039 gram
0,66 gram Chroom 3 chloride-hexahydraat in 1liter gedestilleerd water.
Aandeel Chroom = 0,128 gram
Oplossing D:
10 gram IJzer 2 sulfaat-heptahydraat in 1 liter gedestilleerd water.
Aandeel IJzer = 2 gram
Oplossing E:
5 gram Kaliumjodide
Aandeel Jodium = 3,8 gram
27 gram Natriumfluoride
Aandeel Fluor = 11,2 gram
7 gram Natriumtetraboraat-dehydraat in 1 liter gedestilleerd water
Aandeel Boor = 0,8 gram
Oplossing F:
690 mgr. (NH4)6Mo7O24-6H2O in 1 liter gedestilleerd water
Aandeel Molybdeen = 375 mgr.
2) Wijze van toevoegen.
Bij de toevoeging wordt uit gegaan van het verbruik van het calcium (KH) per liter aquariumwater (3 dagen alle toevoeging van calcium middels kalkreator en/of calciumhydroxide stoppen vervolgens een KH-meting per dag verrichten, op een vast tijdstip in de ochtend of s’avonds.
In het totaal dus 3 metingen in drie dagen, het gemiddelde verval van de KH is te zien als Calciumverbruik. Bijvoorbeeld start met 11 KH, na 24 uur nog 9 KH, na 48 uur nog 7 KH, na 72 uur nog 7 KH dan is de berekening als volgt 3+2+0 = 5:3 = 1,66 KH verbruik/afgerond 1,5 KH per liter. Dit staat gelijk aan het verbruik van 1,5 x 7,16 mgr. = 10,75 mgr Calcium/liter).
Een verder verband is er tussen de verhouding Calcium en Strontium als 50:1.
Bijvoorbeeld bij verbuik van 1 KH/liter = 7,16 mgr Calcium/liter zou dit moeten leiden tot het verbruik van 0,1432 mgr. Strontium.
In oplossing A zit 162 gram Strontium/liter (162 mgr. per ml.) dus bij een verbruik van 1 KH per liter per dag = 100 KH per 100 liter per dag dan zou 14,32 mgr. Strontium per dag per 100 liter moeten worden toegevoegd oftewel 0,089 ml oplossing A per 100 liter per dag (0,623 ml A per week bij verbruik van1KH per liter/per 100 liter aquariumwater). Daar alle overige elementen (oplossingen B,C,D,E) ook in dezelfde verhouding aquariumwater per met Calcium zijn opgelost is de toevoeging hetzelfde als het hierboven beschreven voorbeeld, dus 0,623 ml per week/per verbruikte 1 KH/per 100 liter aquarium water.
Schema toevoeging van oplossingen A, B, C, D, E in na afronding, zie tabel.
Wekelijkse toevoeging sporenelementen A-B-C-D-E
Verbruik netto liter inhoud aquariumwater
KH per dag 100 200 500 800 1000
0,5 0,3 0,6 1,5 2,4 3,0
1,0 0,6 1,2 3.0 4,8 6,0
1,5 0,9 1,8 4,5 7,2 9,0
2,0 1,2 2,4 6,0 9,6 12,0
2,5 1,5 3,0 7,5 12,0 15,0
3,0 1,8 3,6 9,0 14,4 18,0
Toevoeging oplossing F.
Van de Molybdeenoplossing worden 2 druppels per dag per 150 liter aquariumwater toegevoegd oftewel 14 druppels per week per 150 liter aquarium (21 druppels = 1 ml).
Het is ook mogelijk deze druppels toe te voegen aan de wekelijkse dosering van oplossing E.
Als bij meting blijkt dat het gehalte aan Magnesium (1300 mgr. per liter) te laag is dan is ook een toevoeging van dit element te overwegen middels een mix van Magnesiumsulfaat – Heptahydraat en Magnesiumchloride-Hexahydraat.
Doseringsmix: a) tekort mgr./liter x netto liter aquarium x 0,0073 = gram MgSo4.7H2O
b) tekort mgr./liter x netto liter aquarium x 0,00124 = gram MgCl2.6H2O
De wijze van toevoegen van bovenstaande sporenelementen dient bij voorkeur gelijkwaardig over de week te gebeuren oftewel minimaal dagelijkse porties. Bij grotere porties bijvoorbeeld 1x per week de hele weekdosis is de kans op tijdelijke overdosis mogelijk en kan tot vergiftiging van de dieren leiden. Bij dagelijkse dosering is dit niet mogelijk.
Nog beter is kleinere hoeveelheden middels doseerapparatuur gedurende het etmaal.Men neemt per sporenelementoplossing (A-B-C-D-E-F) een halve of hele liter osmosewater en voegt hieraan de weekdosis toe. Deze oplossing voegt men dan gedurende de week toe middels doseerapparatuur of dagelijkse porties. Het is mogelijk om de weekdosis van A en B in de halve of hele liter osmoswater bij elkaar te voegen zo ook E en F zonder nadelige reacties te veroorzaken.
Het is af te raden om bovenstaande oplossingen in combinatie met andere sporenelementoplossingen aan het aquarium toe te voegen zoals bijvoorbeeld in combinatie met Combisan , ABC van GroTech etc.
Wel is het aan te raden een goed vitaminepreparaat te gebruiken wat via het visvoer wordt toegevoegd en hiermee ook in het water terecht komt (met Multivit van HW heb ik goede ervaringen). Ook het regelmatig waterverversen blijft noodzakelijk om ook de andere sporenelementen toe te voegen en op peil te houden, 5% per week is aan te bevelen.
Let op!Bij veel zoutmixen is het aandeel zware metalen zo hoog dat oplossing C volledig achterwege gelaten kan worden (bij sterke groei van kalkalgen is wel het mangaan aan te bevelen). Het Boor uit de oplossing E hoeft ook niet worden toegevoegd als in de gebruikte zoutmix voldoende aanwezig is (zie zoutmix-test S15 rapport).
Het extra toevoegen jodium-preparaten zoals bijvoorbeeld Lugolsche oplössing kan positieve uitwerking hebben op de kleur van de koralen en de groei van xenia-achtigen.
Samenstelling van een Lugolische oplossing
In 70 ml gedestilleerd water is opgelost:
7 gr kaliumjodide (KI)
5 gr dijood (I2)
5 gr natriumacetaat
Natriumacetaat zorgt ervoor dat de jodium in het water opgelost blijft. Zuiver jodium lost zeer slecht op in water, maar als er al opgeloste jodium ionen in de oplossing voorkomen lost het verdere jodium makkelijk op door de vorming van polyiodidionen: I2 + I- → I3- + I2 → I5-
Lugol onderscheidt zich van jodiumtinctuur doordat jodiumtinctuur alcohol bevat en Lugol niet.
Let op! Het gebruik van actieve kool kan de toevoeging van sporenelementen negatief beïnvloeden. Ik raad dan ook aan om nooit meer dan 200 gram kool per 1000 liter netto/aquarium gedurende 24 uur in te zetten en vervolgens de toevoeging van de sporenelementoplossingen van die week niet in zeven maar in zes dagen toe te voegen ter compensatie van de opname door de actieve kool.
Bij het tegelijkertijd gebruik maken van een kalkreactor volgens Hebbinghausen waarbij de vulling uit koraal bestaat is het waarschijnlijk dat ook middels deze weg sporenelementen aan het aquarium worden toegevoegd of worden gebonden. Hiermee is in bovenstaande toevoegingstabel geen rekening gehouden daar er nog geen onderzoeksresultaten zijn die dit bevestigen. Wel zijn er ervaringsgegevens van Duitse aquarianen dat de dosering volgens tabel te hoog is in combinatie met deze reactor en een halvering van de dosis mogelijk is met gelijkwaardige resultaten.
Daar de watertemperatuur van het aquarium van invloed is op de groei van de lagere dieren kan dit ook het verbruik van calcium en sporenelementen beïnvloeden. Zo kan het zijn dat de hoeveelheid toevoeging in de zomer en winterperiode moet worden bijgesteld, een globale stelregel die eventueel zou kunnen worden toegepast is, 1x de berekende hoeveelheid sporenelementen bij 23 tot 25 graden celcius staat in verhouding met 1,5 tot 2x de hoeveelheid bij 25 tot 28 graden celcius.
Zelfs het vervangen van oude lampen door nieuwe kan de groei van de lagere dieren beïnvloeden en dus ook het verbruik van calcium/KH en sporenelementen.
3) Resultaten
Bij het toevoegen van sporenelementen kunnen oa.de volgende reacties worden waargenomen.
1) Ondanks hetzelfde beleid betreffende de toevoeging van kalkwater uit kalkreactor(koolzuur/koraalzand) en Calciumhydroxide kan het gebeuren dat bij de start van het toevoegen van bovengenoemde sporenelementen de KH gaat zakken. Dit kan erop duiden dat door de toevoeging van de sporenelementen de groei van de koralen toeneemt waardoor er ook meer Calcium/KH wordt verbruikt. De toevoeging van Calcium kan dan verhoogd worden en vervolgens ook de toevoer van de sporenelementen (zie schema KH versus sporenelementen). Een balans tussen het houden van 8 à 10 KH en het hiermee in relatie toevoegen van sporenelementen is na te streven.
2) Als met de start van het toevoegen de KH stijgt, kan er sprake zijn van een oververzadiging van sporenelementen (vergiftiging) waardoor de groei van de lagere dieren stagneert en er dus ook minder Calcium wordt gebruikt. Ook hier dient dan de hoeveelheid toevoeging van de sporenelementen te worden aangepast en niet de toevoeging van Calcium.
3) Als lagere dieren onbehagen vertonen zoals het niet meer vertonen van poliepen bij lederkoralen, gorgonen en goniopora, of het stoppen van pompbeweging bij xenia-soorten kan dit wijzen op een overdosering van de sporenelementen. Vooral als er voorheen geen of weinig toevoeging heeft plaats gevonden van sporenelementen kan deze reactie plaats vinden. Het is dan ook altijd raadzaam om de eerste maand met de halve dosis van alle oplossingen te starten om dan vervolgens, bij geen negatieve effecten, over te gaan tot het toevoegen van de volledige dosis in relatie met het Calcium/KH-verbruik zoals in het schema staat vermeldt. Mocht het dan zo zijn dat de dieren alsnog onbehagen gaan tonen dan overgaan tot het toevoegen van driekwart dosis van alle oplossingen. Mocht het euvel nog niet zijn verholpen dan alle oplossingen met driekwart handhaven en alleen oplossing A (Strontium) beperken tot halve dosis. En mocht dit niet baten dan terugschakelen naar halve dosis van alle oplossingen.
4) Mocht er onverhoopt een toename waarneembaar zijn van rode en/of paarse flap (cyanobacteriën) dan de toevoeging van oplossing F (Molybdeen), 4 weken halveren. Mocht dit niet baten dan vervolgens oplossing D (IJzer) 4 weken halveren.
De effecten van bovenstaande stappen moeten binnen 4 weken te zien zijn. Mocht dit onverhoopt niet het geval zijn dan de toevoeging van F stoppen en bij geen effect na 4 weken de toevoeging van D tot een kwart reduceren. Bij geen effect dan kan bij de afwezigheid van molybdeen en de lage dosis van een kwart hoeveelheid IJzer dit niet meer de oorzaak zijn. Mits er natuurlijk niet ook nog andere preparaten gelijktijdig met de oplossingen A-B-C-D-E en F worden toegevoegd zoals bijvoorbeeld combisan waarin zich ook veel IJzer bevindt. De oorzaak moet dan eerder in de richting van verontreinigingen zoals fosfaat en nitraat te zoeken zijn.
5) Het waarneembare effect van een verbeterde groei, geopende poliepen en een toenemende kleurintensiteit van de lagere dieren is het uiteindelijke doel waartoe de toevoeging van de sporenelementoplossingen moet leiden.
Dit bij een stabiele PH van 7,8 tot 8,1 in de ochtend en 8,1 tot 8,4 in de avond en een stabiele KH van tussen de 8 en 11, de KH dient wekelijks gemeten te worden waarbij veranderingen naar boven of naar beneden kan leiden tot bijstelling van de toevoeging van sporenelementen zoals onder 1 en 2 beschreven.