Zijn we kwekers of brekers?
De achterliggende ideeën en beweegredenen van het waarom van het stekken in onze hobby werden reeds eerder aangehaald, alsook een aantal basistechnieken voor het werken met steenkoralen. Wanneer er gesproken wordt over koralen en het vermenigvuldigen ervan, gaat men in 99 % van de gevallen uit van een ongeslachtelijke vermenigvuldiging. Termen als 'afleggers', 'stekken', 'uitlopers', 'knopvorming' (budding), 'poliepballen'… worden al te vaak zonder er echt bij na te denken in de mond genomen in de context van het kweken van deze organismen. Is hierover uitweiden muggenzifterij? Voor sommigen misschien wel, maar men moet er rekening mee houden dat men, wanneer men zelf meehelpt bij het vermenigvuldigen van de koralen, eigenlijk technieken gebruikt die vanzelfsprekend zijn bij planten, maar niet bij dieren! Tussen al het knippen, vastzetten, snoeien en verplaatsen door, verliest men wel 's uit het oog dat we te maken hebben met dierlijke organismen die over een aantal mechanismen beschikken waardoor ze zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk (ook vegetatief genoemd, op 'plantaardige' wijze dus) kunnen vermeerderen.
Foto Pas gestekte Acropora formosa, Freddy De Gendt.
Het is de bedoeling om verder enkele stekkenplannen te tonen. Dit alles wordt gegeneraliseerd naar o.a. vertakkende steenkoralen toe, met Acropora formosa als één van de voorbeeldorganismen, om als leidraad te dienen voor een experimentje, maar ook om eens na te denken waarom 'stekken' nu eenmaal mogelijk zou kunnen zijn. Daartoe wordt vooreerst de aandacht gericht op enkele karakteristieke eigenschappen van de 'gemiddelde' steenkoralen en wordt op deze manier getracht voldoende achtergrondinformatie mee te geven om zo mogelijks inzicht te verwerven in het hoe en waarom van het stekken.
Wat is een (steen)koraal?
Van Daele (11de herziene druk) definieert 'Koraal' als "De tot een geheel vergroeide skeletten van vele kolonievormende bloempoliepen (Anthozoa of Hydrosdae, afd. der holtedieren) die zowel in hun lichaam als in hun tussenschotten kalk afzetten" en 'Steenkoraal' als "Steenvormend koraal; kolonievormende koraaldieren die de koraalriffen opbouwen". Voor de meesten is het duidelijk dat deze omschrijving sterk veralgemenend is en verre van 100 % correct: er wordt geen verschil gemaakt tussen rifbouwende (hermatypische) en niet-rifbouwende (ahermatypische) steenkoralen... terwijl een meerderheid van de liefhebbers beiden zeer goed weet uiteen te houden. Zo zijn er benaderingen legio.
Daarom wordt in dit deel de algemene biologische opbouw van steenkoralen besproken, zodat de lezer vanuit een uniforme basisinfo de gedachtengang kan volgen en mee-redeneren. Hou er rekening mee dat in de biologie vaak maar 1 echte regel geldt: op elke regel/veralgemening zijn uitzonderingen mogelijk en hoe rudimentairder de ontwikkeling van een organisme, hoe meer uitzonderingen mogelijk.
tekening: Bart Van Delsen
Koraalpoliepen hebben twee typische kenmerken: een gastrovasculaire holte met één opening en een tentakelring die de mondschijf omvat. Die opening wordt gemakshalve de mond genoemd, maar naast voedselopname gebeuren er ook nog andere zaken zoals het uitscheiden van sommige afvalproducten… dit is dus zowel een orale als anale functie. De tentakels omringen de mondschijf (oral disk) en dienen onder andere voor het vangen en opnemen van voedsel, maar ook om puin van de mond weg te halen én als defensiemechanisme. In de meeste gevallen komen de poliepen tevoorschijn uit een weefselmat die het coenosarc genoemd wordt. Kortom, de macroscopische opbouw van een poliep is dus vrij eenvoudig: een lichaamsholte omsloten met een multifunctionele 'mondopening' en daarenboven een tentakelkroon, waarbij het geheel komt piepen uit een minder gedifferentieerd weefsel.
tekening Bart Van Delsen
Alle neteldieren zijn gekenmerkt door één uniek type van cel: de cnidocyte of netelcel, daar danken ze dan ook hun naamgeving aan. Deze cellen bevinden zich hoofdzakelijk verspreid in de tentakels -met grotere concentraties aan de tippen- en bestaan uit een trilhaartje (cnidocile) die bij aanraking de nematocyst (soort harpoenstructuur) laat afvuren door een opening (operculum). Dit is uniek in het dierenrijk: vandaar de benaming Cnidaria of neteldieren.
Een grote groep Cnidaria bevat zoöxanthellen, de gekende microalgen (dinoflagellaten) die binnenin de gastrodermale cellen in symbiose leven. Symbiose betekent eigenlijk een toestand van samenleven (uitwendig of inwendig) waarbij beide partners hieruit hun voordeel halen: het koraal voorziet de algen van een ideaal milieu voor de fotosynthese, terwijl de algen zuurstof produceren, afvalstoffen verwijderen en het koraal voorzien van een gans scala organische verbindingen die door de waard gebruikt worden in biochemische processen zoals proteïnen-, vetten-, koolhydraten- en calciumcarbonaatsynthese.
De uitwisseling van fotosyntheseproducten en koraalmetabolieten is de sleutel tot het succes van de wonderbaarlijke biologische productiviteit en rifbouwende karakter van vele koralen: metingen hebben aangetoond dat de calcificatiesnelheid - dit is de koraalgroei uitgedrukt in de hoeveelheid vastgelegd calciumcarbonaat per tijdseenheid - kan verdubbelen op zonnige dagen (de andere beïnvloedende factoren zoals pH, buffer, calcium- en magnesium concentraties worden als invariabel verondersteld); daarnaast weet men dat meer dan 90 % van het organische materiaal afkomstig van de fotosynthese overgebracht wordt naar het weefsel van het gastheerkoraal. Uit deze waarnemingen kan men de doorslaggevende rol van de zoöxanthellen op de skeletgroei afleiden.
Skeletgroei.
De productie van het skelet gebeurt enkel in het basale deel van de poliepen, dus niet in het verbindingsweefsel (coenosarc). Deze groei gebeurt meestal in een vaste sequentie: eerst wordt een soort kelk geproduceerd (de calyx), waarin de poliep zich kan verschuilen bij gevaar of stress. Rondom de kelk, die in de basale plaat ligt, worden dan de buitenwanden of theca afgescheiden. Ter versteviging hiervan worden dwarse lamellen of (sclero)septa gebouwd die de weke delen voorzien van een extra verdediging, structurele integriteit en een grotere oppervlakte. Dit alles wordt radiaalsgewijs vanuit het center van de basale plaat naar buiten toe afgezet.
Gedurende de groei zal de poliep iets boven de voorgaande basale plaat een nieuwe vormen en zo een 'etage' verder bouwen: zo wordt een microscopische kamer gemaakt en dit zorgt dan voor de lengtegroei. De calyxen zelf zorgen voor een horizontale groei: er schuift als het ware kalk langs de buitenranden naar beneden om zo voor een horizontale verbinding onder het coenosarc door te zorgen. Eigenlijk komt het er dus op neer dat het levende organisme een dood skelet omsluit, wat bijvoorbeeld bij ons niet het geval is: het bot is een doorbloed levend weefsel.
Foto: Freddy De Gendt.
Rifbouwende of hermatypische koralen vertonen een waaier aan verschijningsvormen. Om door het bos de bomen te zien worden ze nogal vaak geklasseerd in een tiental hoofdvormen:
Bij vertakkende koralen (branching corals) vertakken de takken zich steeds opnieuw.
Digitale of vingerkoralen (digitate corals) zijn vingervormig zonder secundaire vertakkingen.
Tafelkoralen (table corals) hebben een plaatvormig uitzicht en zijn opgebouwd uit 'versmolten' takken.
Elandkoraal (elkhorn coral) heeft grote, afgeplatte takken.
Blad/plaatvormige koralen (foliose corals) zijn gekenmerkt door brede, plaatachtige takken die verticaal op het basissubstraat staan (bvb Pavona cactus)
Foto: Freddy De Gendt.(Pavona cactus)
Bedekkende koralen (encrusting corals) vormen een dunne laag op het substraat.
Submassive koralen (submassive corals) vertonen buizen, knoppen of kegels die oprijzen uit een bedekkende ondergroei.
Massieve koralen (massive corals) zijn bol- of keivormig.
Paddenstoelkoralen (mushroom corals) hebben een paddenstoelvorm.
Bekerkoralen (cup corals) zijn eierdop- of bekervormig.
Freddy De Gendt - Bart Van Delsen.
Dit artikel verscheen reeds in "Het Zeeaquarium".