Systematiek:
Stam: ECHINODERMATA (Stekelhuidigen)
Klasse: Crinoidea (Haar- en Vedersterren)
Orde: Comatulida
Familie: Comosteridae
Colombometridae
Hemerometridae
Mariametridae
Antedonidae
We behandelen hier alleen de Haarsterren en daarbij ook enkel de bovenstaande families, daar deze slechts voor een zeeaquarium in aanmerking komen.
Zeelelies zitten hun leven lang met een steel aan het substraat verbonden. Deze groep dieren komt voor een zeeaquarium helemaal niet in aanmerking.
Kenmerken en gedragingen:
Comanthina nobilis, Foto Nick Hobgood.
De Zeelelies en de Haarsterren behoren tot de primitiefste stekelhuidigen. Zo’n 400 miljoen jaren geleden waren zij de karakteristieke vastzittende dieren van de rifgronden en bijzonder talrijk. Meer dan 5000 fossiele soorten zijn bekend (Marshall, 1979)
Tegenwoordig vormen zij met 600 soorten een niet te onderkennen groep dieren.
Men vindt ze in het vlakke water van tropische en subtropische zeeën. Het zijn uitgesproken koraalriforganismen.
Dieren van de klasse Crinoidea bezitten een mondschijf (Calyx) die gewoonlijk uit een kalkring bestaat. Alle soorten hebben tussen de 5 en 200 armen (Cirri). Het zijn daardoor ook vijfstraligen. Elke arm draagt langs weerszijde vedervormige aanhangsels (Pinnulae) die ze het uitzicht van een vogelveer geven.
Deze pinnulae vangen het voedsel dat uit plankton en organisch materiaal bestaat. Dit voedsel wordt langs een slijmkanaal in de armen naar de mondholte gebracht.
Bij sommige soorten die veel armen hebben kan de lengte van al deze slijmkanalen wel 100 lopende meter bedragen.
Een belangrijk kenmerk onderscheidt de crinoiden van de andere stekelhuidigen, namelijk de mondschijf en de anus liggen beiden aan de bovenzijde.
Dit kan verklaard worden omdat deze dieren hun voedsel hoofdzakelijk uit het water filteren en niet van de bodem halen.
Zowel de Calyx als de armen zijn met geordende kalkplaatjes bezet.
Comanthina Schlegeli, Foto: Nick Hobgood.
De Haarsterren van de orde Comatulida worden overal als de mooiste en meest opvallende stekelhuidigen beschreven. Het zijn zulke typische dieren voor de tropische zeeën dat de meeste duikers en aquarianen ze wel eens gezien hebben. Ze komen voor in alle kleuren van de regenboog, egaal of in verschillende kleurencombinaties: wit, geel, oranje, rood, lila, groen, bruin en zelfs zwart.
Hun leefgebied strekt zich uit van Arctica tot Antarctica, behalve aan de westkust van Afrika en de oostkusten van de Stille Oceaan waar ze volkomen ontbreken.
Foto : Luc Loyen.
Als jongdieren zitten de haarsterren met een steel aan het substraat vast (zoals de zeelelies hun hele leven). Met toenemende ouderdom als de calyx, cirri en pinnulae gevormd zijn lossen ze van het substraat en beginnen een vrij bewegend leven.
Ze kunnen zich met hun grijpvoetjes nog wel tijdelijk aan het substraat vasthechten. Dit doen ze voornamelijk wanneer ze zich ’s nachts in de stroming zetten om hun voedsel uit de waterkolom te filteren.
Het lichaam van de Haarsterren is eigenlijk zeer benig en toch zeer fragiel. Over het skelet ligt maar een zeer dunne huidlaag en een klein gedeelte zacht materiaal. Toch kunnen ze zich gracieus, zij het traag, bewegen.
De mondschijf heeft een diameter van 3 tot 50 m/m, de armen kunnen 50 tot 550 m/m lang worden.
Haarsterren hebben een beperkte voedingskeuze, hun voeding bestaat hoofdzakelijk uit kleine planktonische organismen, foraminiferen, algen, diatomeeën, larven van ongewervelden, fytoplankton en in het water zwevende organische deeltjes.
De meest ideale partikelgrootte bedraagt 0.05 tot 0.40 m/m (Hendler, 1995)
Haarsterren zijn passieve deeltjeseters die zich ergens op het rif vastzetten en hun armen waaiervormig in het water uitspreiden om hun voedsel te vergaren.
De meeste soorten zijn nachtactief en brengen de dag door in holen en spleten.
Haarsterren hebben echter weinig vijanden, hun felle kleuren hebben waarschijnlijk een signaal functie bij rovers. Daardoor leven veel dieren als commensalen op of in de nabijheid van haarsterren. Ook is de lichaamsbouw van de Haarsterren zo variabel dat er voor de symbionten vele schuilplaatsen ontstaan waar ze een veilig onderkomen kunnen vinden.
Zo vond ZANN, (1980) 3 dozijn kleine borstelwormen (Myzostomaria), een grote worm (Polynoidae) een dozijn copepoden, twee garnalen van verschillende soort, een porseleinkreeftje (Porcellanidae) en drie Gobies, dit alles op een Haarster.
Een Haarsterzuigvisje (Discotrema lineata) van slechts 3 cm lang werd enkele decennia geleden ontdekt. Dit visje leeft in symbiose met een bepaalde Haarster en heeft zich wat kleur en tekening betreft volledig aangepast aan zijn gastheer.
Haarsterren zijn van gescheiden geslacht en de wijfjes leggen in het voorjaar of de zomer eieren af. Een wijfje kan tot 2 miljoen eieren per keer afleggen.
Haarsterren zijn zeer gevoelige en breekbare organismen die bij vangst en transport gemakkelijk beschadigd worden. Ze heelhuids tot in de handel brengen is een huzarenstukje. De determinatie van de verschillende soorten is ook geen sinecure daar dezelfde soort in verschillende kleuren en vormen kunnen voorkomen.
Mede door deze moeilijkheden worden Haarsterren slechts zelden geïmporteerd.
In het Aquarium:
Haarsterren zijn ongetwijfeld prachtige dieren die zeker een blikvanger in het rifaquarium vormen.
Doch over het algemeen is het zeer moeilijk deze dieren in gevangenschap voor een redelijke tijd in leven te houden. (meer dan enkele maanden).
In het begin kunnen de dieren er echt prachtig uitzien, maar na verloop van tijd breken er stukken van de armen af. Het regeneratievermogen dat in de natuur zo feilloos werkt, laat het in het aquarium volledig afweten.
Het grootste probleem blijkt het juiste voedsel te vinden en daarbij een goede voedingsmethode te ontwikkelen.
Aquarianen die zich geroepen voelen om deze toch zeer moeilijke dieren te experimenteren, moeten dat in ieder geval in een speciaalaquarium doen.
In eerste instantie dienen de dieren zo klein mogelijk aangeschaft te worden, wil men enige kans op slagen hebben.
Men kan voederen met: visseneieren, Artemia naupliën, Brachiones, Euplotes, gepulveriseerd droogvoer en mosselmelk.
De meest geïmporteerde Haarster is Himerometra robustipinna. Zoals de naam al zegt is deze Haarster de meest robuuste die men kent. Ook deze soort vereist aquaristische kennis en techniek.
Men zal Haarsterren enkel aankopen indien men goed voorbereid is en men bereid is er tijdrovende aquariumzorg aan te besteden.
Men is ook volledig op zichzelf aangewezen daar er in de literatuur weinig of geen aquariumgegevens ter beschikking staan.
Foto : Hans Peter