1.Inleiding.
Al jaren verzorg je je zoetwateraquarium met veel liefde. Misschien ben je al eens van biotoop veranderd want verandering van spijs doet eten. Hoevelen onder ons hebben hun gezelschapsaquarium ooit niet eens ingeruild voor een speciaalaquarium met cichliden bijvoorbeeld. Maar misschien komt er dat ene moment waarop je wel eens iets helemaal anders wilt. En dan kom je al snel terecht bij het houden van zeewateraquaria.
De vraag die dan rijst is natuurlijk: kun je met hetzelfde materiaal en de opgedane kennis je zoetwateraquarium succesvol omtoveren tot een zeewaterparadijs? Het antwoord op die vraag is het onderwerp van dit artikel.
De laatste jaren heeft de zeewaterpoot van onze hobby een serieuze sprong voorwaarts gemaakt qua populariteit. Hiervoor kunnen verschillende redenen aangehaald worden: de vereiste technieken zijn verbeterd, het aanbod van ‘levende have’ is uitgebreider, de biologische processen en parameters van het zeeleven hebben hun mysterieuze geheimen gedeeltelijk prijsgegeven.
Met andere woorden: wat houdt je tegen om je in het zoute water te verdiepen? In feite niets maar om te antwoorden op de vraag uit de eerste paragraaf moet ik toch meegeven dat je enkel met je zoetwaterkennis snel terecht zou komen in een wereld van problemen want zeewateraquaria onderhouden is anders dan zoetwater. Daarom niet noodzakelijk moeilijker maar voornamelijk veelzijdiger. Er zijn meer parameters die je in het oog moet houden en je aquarium is mogelijks uitgerust met meer apparatuur. Maar er zijn ook zaken die op identieke wijze kunnen behandeld worden. Hier volgt een opsomming van de verschillende hobby-aspecten waarbij de nadruk wordt gelegd op de verschillen tussen beide werelden.
Aan de hand van volgende onderwerpen hopen we één en ander duidelijk te maken:
· Water
· Filter
· Apparatuur
· Opstarten
· Waterparameters
· Verlichting
· Waterbeweging
· Dierenbezetting
· Inrichting
· Kweken
2. Water
Als je water afhevelt en je haalt de plastic darm niet op tijd uit je mond dan merk je het eerste grote verschil. In zeewater zit zout, veel zout. Eén liter zeewater bevat gemiddeld 35 gram zout of natriumchloride. Stemmen beweren zelfs dat alle op aarde voorkomende chemische elementen aanwezig zijn in natuurlijk zeewater. Eén kubieke meter zeewater bevat zelfs 1 gram goud ! Over de beste bron van je zeewater voor het aquariumgebruik wordt veel gediscuteerd. Daar waar zoet water uit de kraan (ideaal voor de meeste Afrikaanse cichliden) of spijtig genoeg uit de hemelsluizen gevallen komt (ideaal voor de meeste Zuid-Amerikaanse cichliden) heb je bij zeewater meerdere opties. De eerste keuze gaat over het gebruik van natuurlijk of kunstmatig zeewater.
Natuurlijk zeewater kan op verschillende manieren bekomen worden:
1. de Oosterschelde: via plezierhavens of vlakke en bereikbare oevers vul je bidons of grotere vaten. Dit gebeurt best bij hoog tij wanneer vers en koud water landinwaarts stroomt. Vermijd die periodes waarin veel microbieel leven (algen ed.) het water bevolkt want dit belast je gesloten aquariumsysteem. Van oktober tot april zijn de beste maanden hiervoor.
2. mossel- of oesterbankwater: op de oevers van de Oosterschelde met een sterke concentratie in Yerseke vind je mosselboeren. Het water dat uit de oesterbanken komt heeft twee enorme voordelen: het water werd gefilterd door de oesters en het wordt op geregelde tijdstippen gecontroleerd door de overheid. De mensen zijn zeer behulpzaam in het vullen van je bidons als ze je koffer of aanhangwagen ermee vol zien steken.
3. de zee: in principe is er niets mis met het gebruiken van Noordzeewater (het is chemisch zelfs zuiverder dan het Middellandse zeewater !) maar de zwevende deeltjes vormen een groot probleem wat je echter niet hebt met de twee voorgaande types. Het vuil laten bezinken en affilteren is een extra en onaangename job.
Het grote voordeel van natuurlijk zeewater is dat het chemisch gezien compleet is. Een mogelijk nadeel is dat bij stockage het dierlijke leven (plankton ed.) afsterft en het water vervuilt.
Kunstmatig zeewater kun je maar op één manier bekomen: door water en zout te mengen. Er zijn mensen die kraantjeswater gebruiken maar dit is niet aan te raden voor elke regio in het land. Veiliger is gedestilleerd of osmosewater. Wat zouten betreft is er tegenwoordig veel keuze in de handel. De ene bevat al wat meer sporenelementen of extra’s dan de andere.
Wat er op dit vlak wel verbeterd is de laatste jaren is de agressiviteit en de oplosbaarheid van het zout. Met agressief bedoel ik de mogelijkheid tot het aantasten van bijvoorbeeld de slijmlaag van de vissen die de huid beschermt tegen oa. parasieten. De oplosbaarheid is dan weer enorm toegenomen bij de recentste producten. Ook het zoutgehalte is voer voor hevige gesprekken. Sommigen houden de waterdichtheid op 1.022 omdat dit bepaalde ziektes (parasieten) zou weghouden. Anderen brengen deze waterwaarde naar 1.025 en hoger omdat de steenkoralen er beter van zouden kleuren. Afhankelijk van de afkomst van uw dierenbezetting kun je voor een bepaalde waarde kiezen. Wat het mengen betreft hoor ik vaak dat de duur nu ongeveer 24 uur (vroeger 48 u vanwege de slechte oplosbaarheid) bedraagt en best wordt gedaan met een luchtpomp om tegelijkertijd meer zuurstof te brengen in het zuurstofarme osmosewater.
Conclusie: zeewater vraagt meer werk en aandacht want het komt niet uit de kraan en de goede samenstelling vereist wat meet- en telwerk naar het zoutgehalte toe. Soms helpt tellen zelfs niet: zout bindt water uit de lucht waardoor je minder zuiver zout toevoegt wanneer je de benodigde hoeveelheid afweegt. Nameten van elke batch aangemaakt zeewater is zeker nodig. Er zijn genoeg gevallen bekend waarbij het aquarium na verloop van tijd een te laag zoutgehalte had door dit fenomeen.
3. Filter
Het zal u misschien verbazen wat ik nu ga vertellen maar ik kan het niet laten om het op papier te zetten: je hebt geen filter nodig voor je aquarium. Wij zijn zo gewoon om bij een aquarium een filter te zien dat we vergeten zijn waarom we er een hebben. Om de vergeetachtigen onder ons te dienen: aquariums zijn gesloten systemen waarbij zonder filter de waterkwaliteit zeer snel verslechtert met alle gevolgen van dien. Filtering zorgt voor een vertragend effect op de verslechtering (uiteindelijk moet je toch water vervangen) van het water. Nu kun je waarschijnlijk helemaal niet meer volgen want nu staat er dat er toch een filter nodig is. Toch niet als je van je aquarium een semi-open systeem maakt. Hiermee bedoel ik dat er op constante wijze water wordt vervangen. Praktisch gezien wordt continu water gedruppeld waarbij het waterniveau dezelfde blijft door een overloopsysteem. Dit systeem kan natuurlijk toegepast worden op zowel zoet- als zeewater. Deze constante verversing heeft voor zeewater zo zijn voor- en nadelen:
· de waterkwaliteit is goed. Er zijn aquaria die met dit systeem zeer goede kweekresultaten boeken wat niet evident is bij zeewateraquaria (zie het hoofdstuk over kweken).
· opvoerpompen zijn overbodig. Je kunt gebruik maken van de zwaartekracht om het water toe- en af te voeren. Je dient er enkel voor te zorgen dat er voldoende ruimte is boven het aquarium.
· het zoutgehalte onder controle houden is lastiger. Water wordt steeds met dezelfde hoeveelheid en zoutgehalte toegediend. Er verdampt echter constant zuiver water (terwijl het zout in het aquarium blijft) waardoor het zoutgehalte traag (in de zomer iets sneller met wat geluk) maar zeker stijgt. Dit dien je dus te compenseren door geregeld zoet water toe te voegen in plaats van zeewater.
· er dient meer water ververst te worden om dezelfde kwaliteit te bekomen als periodiek verversingen (vb: om de 14 dagen 10 % van het aquariumvolume). Waterverversingen die kort op elkaar volgen (en bij druppelen is dit zeker het geval) heb je als resultaat dat je bij elke verversing ook een deel ‘goed’ water van de vorige verversing vervangt. Dit is eenvoudig aan te tonen met een rekenvoorbeeld maar dat zou ons te ver leiden (of lijden met al die wiskundeformules).
Als de omstandigheden (de locatie en ruimte rond het aquarium, de echtgenote die geen ‘complexe’ constructies of doorboorde muren wenst, …) het niet toelaten om filterloos te werken dan is het alternatief gekend. Qua filtering is er slechts één verschil tussen zoet en zout waardoor je je vroegere zoetwateraquarium mogelijks niet kunt ombouwen tot een zeewateraquarium, namelijk de plaatsing van de filter gekoppeld aan de grootte ervan. Het filter van een zeewateraquarium bevat naast de klassieke materialen om vuil op te vangen ook een aantal apparaten (zie het hoofdstuk over apparatuur) die belangrijk zijn voor het succesvol houden van zeedieren. Veel zoetwateraquaria hebben een filter ingebouwd in het aquarium zelf of maken gebruik van een potfilter. Deze kunnen de nodige apparatuur niet herbergen zoals een filter onder of naast het aquarium dat wel kan. Er zal dus een gat geboord moeten worden in de bodemplaat voor het overloopsysteem dat leidt naar de daaronder liggende filter en we weten allemaal dat gaten boren in bestaande aquaria niet direct een prettig vooruitzicht is vanwege de mogelijke glasbreuk. Diegenen die overschakelen op een zeewateraquarium (en onze club telt vele ‘overgeschakelden’) kiezen daarom in het overgrote gedeelte voor de aanschaf van een nieuw aquarium.
Als we de inhoud van de filter zelf bekijken dan zijn er conceptuele verschillen tussen zoet en zout. En dit terwijl het biochemisch afbraakproces van eiwitten naar nitraten via bacteriën identiek verloopt in beide milieus. Het zoetwaterfilter wordt gevuld met allerhande substraten (keramiekpijpjes, watten, zand, bioballen, …) om de verschillende bacteriën te huisvesten. In een zeewaterfilter vind je niks terug behalve een eiwitafschuimer. Deze haalt de eiwitten uit het water alvorens een bacterie de kans krijgt om er mee aan de slag te gaan. Wat we ook niet over het hoofd mogen zien is dat één van de belangrijkste decoratiematerialen, met name ‘levende steen’, op zich een filtersysteem is (zie het hoofdstuk over opstarten).
Om dit onderwerp te eindigen nog een verschil meegeven. Het is namelijk zo dat de snelheid waarmee het water de filter passeert bij zeewateraquaria hoger ligt dan bij de zoetwatervariant. De literartuur (en hierin vind je verschillende waarden die toch dicht bij elkaar liggen) geeft aan dat het water ongeveer 5 keer het filter moet passeren per uur. Voor een 200 liter aquarium dus 1000 liter per uur. Dit is ten eerste veel meer dan voor een gemiddeld zoetwateraquarium maar ook afhankelijk van de visbezetting. Dat je opvoerpomp zo’n capaciteit moet hebben, mag je niet beschouwen als een ‘verloren kost’. Als we de waterbeweging in het aquarium bespreken zul je zien dat er andere getallen naar boven komen en dan kan een opvoerpomp alleen maar helpen (zie het hoofdstuk over waterbeweging).
Conclusie: het filter van een zeeaquarium verschilt totaal van het zoetwateraquarium op het vlak van inhoud en soort, is meestal groter vanwege de hulpapparatuur en de doorstroomsnelheid ligt hoger.
4. Apparatuur.
Aan apparatuur ontbreekt het niet bij zeewateraquaria. De voornaamste toestellen die je bijna nooit terugvindt bij zoetwateraquaria zijn de eiwitafschuimer, de kalkreactor, de UV-filter en de ozonisator. Afhankelijk van welke dieren je houdt en hoe ver je wilt gaan met je technische installatie worden één of meerdere apparaten gekozen met uitzondering van de eiwitafschuimer.
Dit toestel is niet weg te denken uit de zeeaquariumwereld. Het enorme voordeel ervan is dat het onder andere eiwitten uit het water haalt die daardoor niet door het biochemisch afbraakproces moeten. Hierdoor kun je een zeer hoge (en vereiste) waterkwaliteit behouden. Waarom gebruiken we het dan niet voor zoet water ook? Een eenvoudig antwoord met een moeilijkere wetenschappelijke achtergrond: schuim blijft stabiel in zeewater in tegenstelling tot zoet water zodat het makkelijk kan afgescheiden worden. Denk maar aan de schuimvlokken die je vaak tegenkomt op het strand.
De wetenschap zegt dat dit te maken heeft met de oppervlaktespanning van de waterbelletjes. En ik geloof ze. Het werkingsprincipe van de afschuimer is dat er lucht wordt geïnjecteerd in het water zodat belletjes ontstaan die de schuim vormen. Via een cilinderconstructie wordt deze schuim afgeleid naar een apart reservoir waarmee het verwijderd wordt. Aan deze schuim ‘kleven’ de eiwitten. Eiwitafschuimers worden op elk type zeeaquarium gebruikt.
Kalkreactors zijn een optie daarentegen. Ze worden voornamelijk aangewend voor aquaria waarvan de gezondheid van de dieren (de goede groei van steenkoralen bvb.) afhangt van de hoeveelheid calcium. In de oceanen wordt constant grote hoeveelheden kalk naar de koraalriffen gevoerd zodat de riffen kunnen groeien.
In het aquarium is die aanvoer er niet waardoor het calciumgehalte snel daalt als er niet wordt ingegrepen. Een kalkreactor is hiervoor de oplossing. De aanmaak van calcium gebeurt op basis van koolstofdioxide die door een reactor met calciumhoudend materiaal gestuurd wordt. De CO2 lost het gesteente op waardoor de nodige calcium vrijkomt. Dit systeem kan zo goed werken dat, indien de reactor goed gedimensioneerd is, men in staat is om bvb. steenkoralen vele malen sneller te laten groeien in het aquarium dan de natuurlijke groei in de koraalriffen. Deze kweek van koralen zorgt er dan weer voor dat er minder dieren uit de natuur gehaald moeten worden wat we enkel maar kunnen toejuichen.
Toestellen die microbiologisch leven vernietigen zijn de UV-lamp en de ozonisator.
De UV-lamp doodt bacteriën en parasieten zodat de kans op ziektes (zoals witte stip ed.) daalt. Het UV-licht doodt deze ongewenste beestjes door licht uit te sturen in een bepaald gebied van golflengtes waardoor de biologische processen van de diertjes verstoord worden met de dood tot gevolg. Belangrijk om weten is dat UV-licht niet selectief is en ook goede bacteriën doodt. UV-lampen dienen steeds zo geplaatst te worden dat er helder water (na de filter) door de lamp gaat en er geen luchtbellen (verticaal plaatsen) inzitten om het licht efficiënt zijn werk te laten doen.
De ozonisator is een toestel dat ozon (wordt tevens geproduceerd door bliksem en kan via de geur herkend worden na een onweer) aanmaakt. Ozon of O3 is een onstabiele molecule die snel uiteenvalt in zuurstof en een radicale zuurstofatoom.
Deze laatste is in staat om micro-organismen te vernietigen waarmee we het doel van de ozonisator hebben gelokaliseerd. Dat je daarnaast nog zuurstof mee in het water brengt is meegenomen. Deze apparaatjes worden niet zo vaak gebruikt. Waar je wel rekening mee dient te houden is dat wanneer het toestel ‘lekt’ en er ozon in de leefruimte terecht komt rond het aquarium dit niet zonder gevolgen kan zijn voor de bewoners. Ozon in hoge concentraties veroorzaakt bij mensen onder andere hevige hoofdpijn.
Conclusie: met je standaardapparatuur van een zoetwateraquarium (voor zover je die al zou hebben) kom je toch wat te kort om de hoge kwaliteit die zeewater moet hebben te behalen en te behouden.
5. Opstarten.
Opstarten betekent het op gang brengen van het biologische proces om van eiwitten te komen tot nitraat via het introduceren van bacteriën.
In verband hiermee kan ik vrij kort zijn wat de specifieke verschillen tussen zoet en zout betreft. Beide systemen hebben gelijkaardige entingsmethodes om het filter en aquarium (want die beestjes zitten overal) te bevolken met de nodige bacteriën met enkele kleine nuances. Filtermateriaal uit goed draaiende aquaria, gevriesdroogde bacteriën of een kleine hoeveelheid eten in combinatie met wat geduld toevoegen aan het systeem zijn methodes die voor beide even goed werken. Waar komen de nuances op neer?
1. het gebruik van ‘levende steen’ in zeeaquaria. Hieronder verstaan we origineel rifgesteente met een poreuze interne structuur waarbij het buitenoppervlak veel klein zeeleven bevat (sponzen, kokerwormen, enz.). De poreuze structuur van deze steen maakt het een ideale huisvesting voor bacteriën. Het is tevens één van de belangrijkste decoratiematerialen (zie het hoofdstuk over inrichting). Door het geleidelijk toevoegen van levende steen, breng je dus automatisch het vereiste biologische leven in de bak.
2. het gebruik van ‘piloot’-visjes. Het eten en afval van deze vissen is tevens voeding voor de bacteriën waardoor een voorspoedige opstart wordt in de hand gewerkt. Bij zoetwater maken de eerste bewoners meestal deel uit van de vooraf bepaalde definitieve bezetting. Bij zeewater is dit niet noodzakelijk zo. Hier bestaat de mogelijk om gebruik te maken van de eigenschap van black mollies en guppies om te leven in puur zeewater. Deze goedkope diertjes worden druppelsgewijs overgezet van zoet naar zout water en daarna vrij gelaten in het zee-aquarium. Eenmaal de opstart achter de rug worden deze diertjes verwijderd en kan de introductie van de duurdere en waardevollere (omdat kweken niet evident is bij zeevissen; zie het hoofdstuk over kweken) zeevissen starten. Voor deze methode worden ook vaak goedkope juffers gebruikt.
Conclusie: weinig verschillen tussen zoet en zout. U dient zich bij de overschakeling niet extra te verdiepen maar kan gebruik maken van de meest gangbare zoetwatertechnieken om uw aquarium op te starten.
6. Waterparameters.
Je kunt veel meten in deze hobby. Van simpele zaken zoals temperatuur tot de meest complexe zoals joodconcentraties. Correcte meetapparatuur en goede analysetechnieken die ter beschikking staan van de hobbyist zijn echter beperkt in aantal. Wat men als een minimum moet meten is afhankelijk van de planten en dieren die je houdt. In de vergelijking tussen zoet en zout zijn hier toch wel merkbare verschillen te noteren. Het eerste verschil heeft te maken met de wijze waarop er gemeten wordt. De pH van zoetwateraquaria worden meestal gemeten met testvloeistoffen terwijl dit in de zeewaterwereld vaker continu digitaal gebeurt. De reden hierachter ligt waarschijnlijk bij de financiële waarde en de gevoeligheid van het levende goed. Een steenkoraal bijvoorbeeld is nu eenmaal gevoeliger voor de waterwaarden en kostelijker dan de gemiddelde zoetwaterplant. Dit vertaalt zich ook in de nauwkeurigheid van de meetmethodes. De klassieke pH-test met de indicatiedruppels hanteert een nauwkeurigheid van 0.5 terwijl een digitaal toestel werkt met waardes tot 0.1 of zelfs 0.01. Het tweede verschil zit in de types en aantal testen. Nemen we opnieuw de vergelijking tussen waterplant en steenkoraal. Voor de waterplant worden door de band geen exclusieve testen uitgevoerd die uitsluitend bedoeld zijn om waterparameters op te volgen die belangrijk zijn voor de plant. Voor een steenkoraal echter worden de waterhardheid (carbonaten) en calcium-, fosfaat- en magnesiumconcentraties gecontroleerd daar deze waarden veel zeggen over de groeimogelijkheden en skeletkwaliteit van het steenkoraal. Wegens het verbruik van al deze stoffen en de onderlinge concentratiebeïnvloeding zijn frequente metingen nodig om jezelf ervan te verzekeren dat de optimale waterkwaliteit aanwezig is.
Toch zijn er ook gelijkenissen. Naast pH en temperatuur is er nog een gemeenschappelijke test, namelijk de nitraatmeting. In beide milieus wordt ie gebruikt als indicator voor de vervuilingsgraad van het water. Te hoge waardes leiden altijd tot waterverversingen of wodka-methodes (maar dat is weer een heel ander verhaal).
Conclusie: zoet en zout delen een aantal gemeenschappelijke waterparameters om op te volgen. Afhankelijk van de aquariumbezetting is de kans echter zeer groot dat de zee-aquariaan meer bijkomende kwaliteitsindicatoren in de gaten houdt dan zijn zoetwatercollega.
7. Verlichting.
Zonlicht evenaren is geen lachertje en we slagen er ook niet in. Kijk maar eens naar een aquarium waar plots natuurlijk zonlicht in valt en je merkt direct hoe dicht we dit benaderen met ons kunstmatige licht. Is het altijd nodig om dit zonlicht te evenaren voor onze aquaria? Zeker niet. Denk maar eens aan beekjes in tropische oerwouden die verscholen gaan onder metersdikke bladerdaken. Weinig zonlicht bereikt hier het water. Kijk naar Afrikaanse slenkmeren. Volle bak zon maar weinig planten in onze Afrikabakken die dit licht nodig hebben. Riffen daarentegen huisvesten heel wat lichtminnende koralen die zich in de eerste meters onder water ophouden. Het kan niet anders dan dat deze natuurlijke verschillen qua lichttoevoer en behoeftigen zich ook vertaalt naar het aquarium. Bij zoetwateraquaria treffen we meestal TL-lampen aan. Twee tot vier stuks waarbij afhankelijk van de plantenbezetting en kleurvoorkeur verschillende types worden gebruikt. Er wordt geen speciale moeite gedaan om het maximale uit de lampen te halen.
Bij zee-aquaria ligt dit anders. We willen zo veel mogelijk licht het water insturen daar onze koralen zich ingesteld hebben op een leven met veel licht. Daarom wordt er steeds gebruik gemaakt van reflectoren die het zijdelings en naar boven gericht licht ombuigen naar het wateroppervlak.
TL maakt plaats voor de dunbuizige T5-lampen (oorspronkelijk ontwikkeld voor de verlichting van grote ruimtes / gebouwen) of HQI. Meestal worden er net zoveel lampen boven een zeeaquarium gehangen als er plaats is. Nooit kun je licht teveel hebben. Voor steenkoralenaquaria wordt de regel van 1 Watt per liter water gehanteerd. We zouden het nog kunnen hebben over lichtkleur, lichtintensiteit, lichtopbrengst, PAR, enz. maar dit zou ons te ver voeren.
Conclusie: belangrijk om te onthouden is dat wanneer je je aquarium ombouwt van zoet naar zout ook je elektriciteitsfactuur een metamorfose ondergaat en niet in de postieve zin. Extra zonnepanelen op het dak zijn plots geen overbodige luxe meer maar noodzaak.
8. Waterbeweging.
Met waterbeweging bedoel ik de hoeveelheid stroming en de bijhorende stromingspatronen. Om u het verschil duidelijk te maken van wat nodig is in de beide aquaria wil ik gebuik maken van uw rijk inbeeldingsvermogen. Visualiseer een oever van een kronkelige zijrivier van de Amazone of een rotsige kust van een Afrikaans meer. Eénmaal de omgeving in je opgenomen laat je je oog vallen op het water, de beweging ervan, de rimpelingen op het water. Hoe voelt dit? Je wordt rustig want het water beweegt zich kalm voort alsof het alle tijd van de wereld heeft. Geniet nog even van die sereniteit en schakel dan over op het volgende beeld. Een tropisch eiland in het midden van de oceaan. Je staat met je voeten in het parelwitte zand op het strand. Enkele meters voor je beuken de metershoge rollende golven in op het strand.