Inleiding
Omdat elk soort koraal in de natuur op andere plaatsen voorkomt, zijn ze allemaal aangepast aan bepaalde omstandigheden als aanvoer van voeding, licht en stroming. Elke soort heeft zo een andere voorkeur. Toch proberen wij alle koralen in een aquarium samen te houden. Natuurlijk hebben we in het aquarium ook plaatsen waar de stroming en licht omstandigheden van elkaar verschillen. Maar wat betreft voeding kunnen we onze aquaria maar moeilijk vergelijken met de natuur. Omdat dit voor veel koralen toch iets belangrijks is, en we niet alleen kleinpoliepige willen houden, heb ik geprobeerd mijn ervaring op dit onderdeel op papier te zetten.
Alveopora sp.(links), Euphyllia sp.(rechts), Cynarina lacrymalis (boven) in het aquarium van de auteur.
Voeding
Het succesvol houden van een koraal in gevangenschap valt of staat met de manier waarop een koraal aan zijn energie komt. Energie kan worden verkregen door fotosynthese, waarvoor licht nodig is. Een andere manier om aan energie te komen is via voedselopname. En hiervan bevind zich in de tropische oceanen meer dan genoeg.
Sommige soorten koralen leven vrijwel uitsluitend van licht waarvan we ze in onze aquaria prima kunnen voorzien met de tegenwoordig aangeboden HQI en t5 verlichting. Andere soorten komen op dieper gelegen riffen voor, waar er minder zonlicht doorbreekt. De soorten die dieper voorkomen zijn vaak meer afhankelijk van plankton. Andere koralen missen de zoöxanthellen en kunnen dus niet leven van licht. Deze soorten zijn volledig afhankelijk van voeding die zij met hun poliepen pakken, en van de voeding die zij rechtsreeks uit het water kunnen opnemen. Een voorbeeld van een dergelijk soort is het aardbeikoraal, Tubastrea sp. welke niet zonder directe voeding kan overleven.
Zoals hierboven al deels geschreven krijgen koralen in de natuur continu aanvoer van phytoplankton (plantaardig) en zoöplankton (dierlijk) en regelmatig ook ontlasting van vissen en andere dieren. Hoewel alle koralen directe voeding kunnen opnemen, hebben ze allemaal een andere voorkeur. Zo zal een grootpoliepig steenkoraal (lps) als Plerogyra sinuosa met zijn grote tentakels wel eens een klein visje of garnaaltje kunnen vangen. Een kleinpoliepig steenkoraal (sps) heeft zodanig kleine poliepen, dat deze eerder klein plankton zal vangen.
In het aquarium komen de voedingsstoffen vooral in de vorm van visvoer het aquarium binnen. De meeste aquarianen doen wat droog- of diepvriesvoer in een bekertje met wat aquariumwater om het voer te laten zinken en ontdooien, gieten dit vervolgens meestal, met de stroming gewoon aan, in de bak. Een deel hiervan valt natuurlijk, in onze vaak flink bezette bakken, op de koralen welke dit consumeren, indien de poliep het voerdeeltje aankan. Directe voeding dus. Het deel dat door de vissen wordt opgegeten, wordt voor de energieproductie van de vis gebruikt. Maar de ontlasting van vissen bevat waarschijnlijk voor een koraal nog genoeg nuttige voedingsstoffen, want komt dit op de koralen, dan zullen deze de vaste delen proberen naar binnen te werken. De vloeibare ontlasting van vissen (o.a. ammonium) kan door koralen direct opgenomen worden. Het deel dat niet door koralen en vissen wordt gevangen, komt op de bodem terecht of in het filter. De afbraak hiervan gebeurt door bacteriën en microleven als kleine kreeftachtigen, die we vaak vooral ‘s nachts over het steen zien lopen. Deze zijn ook voedsel voor zowel de vissen als de koralen. Zo worden onze koralen op diverse manieren gevoed.
In een aquarium waarin de waardes van nitraat en fosfaat met gemak onder controle worden gehouden, kunnen we eventueel wat extra gaan voeren. Meer kunnen voeren is voor veel aquarianen een reden het visbestand te mogen uitbreiden. Het gevolg van meer vissen en bijbehorende voeding is meer ontlasting, voedingstoffen (opgelost in het water) en bacterie- en microleven voor koralen. Vooral de vlezige steenkoralen hebben dan ook moeite te overleven in extreem voedingsarme aquaria, waarin zij de aanvoer van dit soort voeding missen.
Enkele vlezige grootpoliepige steenkoralen: Lobophyllia, Symphyllia, Trachyphyllia, Cynarina, Scolymia, Platygyra, Favia, Favites, Catalaphyllia, Caulastrea, Plerogyra, Blastomussa, Acanthastrea, Montastrea, Euphyllia, Fungia, Heliofungia*.
* = Heliofungia actiniformis blijkt in de praktijk erg moeilijk houdbaar. Ook met gerichte voeding wordt er nog weinig succes behaald. Mogelijk is gewenning aan aquarium omstandigheden en transportschade het probleem.
Ondanks dat veel van de bovenstaande soorten het prima doen zonder extra aandacht, kan men meestal de gezondheid van het dier en de groeisnelheid verbeteren, door het dier gericht te voederen. Beschadigde dieren herstellen beter en sneller met directe voeding. Ook in de extreme voedingsarme aquaria is directe voeding de uitkomst om deze dieren toch succesvol te kunnen houden. Het gebrek aan plankton dat in de natuur wordt aangenomen kan zo door ons worden gecompenseerd. Vooral bij soorten als: Lobophyllia, Symphyllia, Trachyphyllia, Cynarina en Scolymia blijkt in de praktijk, dat dieren die geregeld gevoerd worden het veel beter doen.
Omdat dieren tijdens de lichtperiode niet graag open zullen gaan staan i.v.m. eventuele dreiging van natuurlijke vijanden, is het voor deze koralen ideaal, als er in de nacht wordt gevoerd. Helaas is dit voor ons verzorgers meestal minder praktisch. Gelukkig kunnen we de koralen overdag “wakker” maken. Dit kan men doen, door en klein beetje voer op het koraal te leggen of spuiten, liefst enkele keren na elkaar. Hierna zal een gezond dier, dat niet wordt belaagd door zijn natuurlijke vijanden, ook tijdens de lichtperiode volledig open gaan staan, om daarna gemakkelijk gevoerd te worden. Na gewenning aan het voer zullen dieren steeds vaker ook tijdens de lichtperiode bij het “ruiken” van het voer de voertentakels snel laten zien en zo prima voer aannemen.
Caulastrea furcata Foto: Germain Leys
Voersoorten
Omdat we ons concentreren op soorten met grote poliepen, die dus redelijk grof voer aan kunnen nemen, hoeft ook het voer niet al te fijn te zijn. Toch heb ik er enkele bijgezet, omdat dit met de pipet erg gemakkelijk te voeren is.
Voersoort: |
Enkele voor- en nadelen: |
Rode plankton |
Voordelen: Kan gebruikt worden voor kleinpoliepig koraal en het is een natuurlijk voer. Nadeel: Deels positief drijfvermogen en kan dus meer via overloop naar afschuimer verdwijnen. |
Cyclops |
Voordelen: Kan gebruikt worden voor kleinpoliepig koraal, en zinkt sneller dan rode plankton. |
Kreefteneieren |
Voordelen: Ook geschikt voor kleinpoliepig koraal, neutraal drijfvermogen, voedselrijk. |
Artemia |
Voordeel: Goed verkrijgbaar, en kan gemakkelijk gevoerd worden met pipet. |
Mysis/krill |
Nadeel: Vaak te grof voor een pipet. |
Droogvoer |
Voordelen: Voedselrijk, goedkoop, na het wellen blijft het meestal perfect liggen op het koraal, zowel granulaat als vlokvoer is bruikbaar. |
Persoonlijk geef ik bij gerichte voedering de voorkeur aan: kreefteneieren, artemia en droogvoer i.v.m. de goede “voerbaarheid” met een pipet.
Mogelijke problemen
Grote dieren van soorten als Plerogyra en Cynarina kunnen nog grover voer aan; stukjes mossel of vis worden perfect aangenomen. Maar pas op dat het niet te grof wordt, want dan zal het koraal het voer niet snel genoeg kunnen verteren. Dit heeft het gevolg dat, indien het voer begint te bederven, het voer weer wordt losgelaten.
Plerogyra sinuosa Foto: Bas Arentz
Garnalen, slangsterren en vissen kunnen erg lastig zijn, doordat deze het voer weer uit de koralen trekken, voordat die het binnen hebben. Aan te bevelen is het om pas veel te voeren als de dieren mooi open staan en de tentakels maximaal uit staan. Het voer wordt dan het best aangepakt en direct naar binnen gewerkt. Zijn de ongewervelde en/of vissen nog te lastig en moet een bepaald koraal echt extra voeding krijgen, dan kan altijd tijdelijk een klein waterdoorlatend kooitje worden gemaakt, zodat er moeilijk voer wordt gestolen.
Grootpoliepige steenkoralen als Alveopora en Goniopora zijn uitzonderingen op dit artikel, de poliepen van deze soorten zijn niet instaat grove voersoorten aan te nemen. Voor zover ik weet, is over deze soorten ook nog niet goed duidelijk of deze wel kleiner voer als plankton aannemen of uitsluitend afhankelijk zijn van de zooxanthellen.
Alveopora sp. Foto: Bas Arentz
Stroming
Bij de plaatsing van grootpoliepig steenkoraal is stroming ook een belangrijk punt om bij stil te staan. Stroming mag nooit zo sterk zijn, dat het weefsel van het koraal zich kan beschadigen aan het vaak scherpe skelet. Ook zorgt dit dat voeding moeilijk op het koraal blijft liggen en vastgehouden wordt. Een opwaartse stroming kan ervoor zorgen, dat er minder detritus terecht komt op het koraal en zo het koraal van voeding voorziet. Een neerwaartse zwakke stroming zou zo dus eigenlijk wel eens nuttig zijn.
Licht
Voor de meeste door ons gehouden koralen is zonder twijfel fotosynthese de belangrijkste energiebron. De plaatsbepaling in de bak vereist dus extra aandacht, omdat, zeker bij HQI, de lichtsterktes in het aquarium overal anders zijn. Voor grootpoliepig steenkoraal is de hoeveelheid licht ook wel belangrijk, maar het hoeft niet zoveel te zijn als bijvoorbeeld een Acropora verlangt. Daarom krijgen deze in onze aquaria meestal de minder fel belichte plekken nabij de bodem. Omdat deze soorten in de natuur ook dieper voorkomen, waar er minder licht doordringt, hebben we voor de meeste soorten genoeg aan 4 rijen tl of een 70 watt hqi boven een niet te hoge en diepe bak. Maar houdt er rekening mee, dat ze met minder licht meer afhankelijk van voeding worden, om in de energiebehoefte te kunnen voorzien. Meer licht is bijna altijd beter. Je kunt vlezige steenkoralen meestal zonder problemen midden onder een HQI armatuur plaatsen, ze zullen niet zo snel “verbranden”als een klein poliepig steenkoraal. Toch moet je ook met deze koralen enige voorzichtigheid hebben. Het meer dan normaal openstaan (opgeblazen) van een koraal kan plaatsvinden bij een gebrek aan licht om zo meer licht te kunnen vangen. Vaak worden deze koralen ook bruiner van kleur dat te danken is aan de grote hoeveelheid zooxanthellen.
Waterkwaliteit
Qua waterkwaliteit is de ene groep koralen toleranter dan de andere. De grootpoliepige steenkoralen zou je kunnen plaatsen tussen de groepen lederkoralen en de kleinpoliepige steenkoralen. Zeker bij steenkoralen, maar eigenlijk in alle rifaquaria, moeten we streven naar een stabiel milieu. Liever een stabiele nitraatwaarde van 10 mg/l, dan een waarde van 0 tot 5 mg/l die telkens wisselt. Verder wil ik hier niet op in gaan, omdat deze koralen geen specifieke wensen hebben en over waterkwaliteit genoeg geschreven zal worden in andere artikelen.
Visbezetting
Veel vissoorten staan bekend als niet “reefsave” en kunnen dus koralen op hun menu hebben staan. Waar o.a. koraalvlinders er om bekend staan een voorkeur voor sps te hebben, zijn er o.a. de grotere keizervissen welke enorme schade kunnen aanrichten aan lps in onze aquaria. Dit mede doordat de meeste van deze vissen, vergeleken met hun natuurlijke situatie, bij ons sterk ondervoed leven. De keuze voor een vis dan maar gedeeltelijk op koralen over te gaan is dan natuurlijk snel gemaakt en kan hem moeilijk kwalijk worden genomen. Daarom moet de visbezetting in combinatie met de koraalkeuze weloverwogen worden gemaakt. Voor risicovolle combinaties tussen koralen en vijanden kan het dus helpen de vissen veel te voeren.
Netelen
Een typische eigenschap van alle lps is het netelen met lange vechttentakels. Met tentakels tot ongeveer 20 cm lengte worden (in de stromingsrichting) soms anderen koralen meedogenloos afgeslacht. Weer iets om bij de plaatsing rekening mee te houden!
Enkele soorten koralen, die vaak erg lange neteldraden/vechttentakels laten zien: Euphyllia, Favia, Favites, Goniastrea, Platygyra, Acanthastrea, Caulastrea, Galaxea, Hydnophora en Merulina. Ongetwijfeld zijn er veel meer, maar deze zijn mij in het verleden bijgebleven als soorten met extra agressiviteit.