Is voedselverwerving een constante bezigheid in het leven van een vis, dan is verdediging de andere kant van de medaille.
Elke vis is in principe een prooi voor een andere, zeker in een bepaalde periode van zijn leven.
Veel vissen hebben in de evolutie verdedigingsmethoden ontwikkeld, aangepast aan de levenswijze en voedingsgewoonte van elke vis.
Ze gebruiken verschillende methoden om dit doel te verwezenlijken. De ene vis is duidelijk waarneembaar en heeft heldere contrasterende kleuren, andere daarentegen kunnen enkel door zorgvuldige observatie waargenomen worden.
We bespreken enkele verdedigingsmethoden.
Grootte en Vorm:
Een goed afschrikkingsmiddel is om groter te lijken dan de mogelijke aanvaller. Zo is het onwaarschijnlijk dat bijvoorbeeld een walvishaai met zijn 15 meter lengte enige rivalen te vrezen heeft. Ze zwemmen met een verbazende onverschilligheid rond. Hun omvang is hun grootste garantie voor veiligheid.
Twee andere soorten vissen, namelijk de Koffer- en Egelvissen gebruiken dezelfde tactiek, ze pompen zichzelf op met water of lucht en verdubbelen of verdrievoudigen zo hun omvang.
Zo heeft de Signigobius biocellatus twee vlekken op de rugvin die een mogelijke belager moeten misleiden, want ze lijken op de ogen van een zijdelings kruipende krab die vele malen groter is.
Signigobius biocellatus (Foto Germain Leys)
Wapens:
Een veel voorkomend verdedigingsmiddel bij de vissen, die we als een wapen kunnen herkennen zijn de vergroeide vinstralen of stekels, al dan niet giftig. Verder de kieuwboogstekels, staartstekels, voorhoofdbeenstekels enz...
Wapens voor aanval of verdediging zijn dikwijls moeilijk uit elkaar te houden. Laten we aannemen dat aanvalswapens gewoonlijk rond de bek gelegen zijn, en dikwijls simpel in de vorm van tanden voorkomen, denken we maar aan de snoek.
Maar ook de staartstekels of de rugvinstekels zijn geduchte wapens, zoals bij de doktersvissen en de koraalduivels.
Naso elegans (foto Germain Leys)
Camouflage:
Het meest voorkomende verdedigingsmiddel is echter de camouflage, of het verbergen door middel van kleuren. Zo gebruiken veel vissen het systeem van tegenschaduw om zich zo onopvallend mogelijk te maken.
Bij veel vissen is de rugpartij donker gekleurd, de buik licht. Dit elimineert de schaduw onder de vis, maar belangrijker is dat de vis één wordt met het donkere water wanneer hij van boven gezien wordt, en door de lichte buikpartij niet afsteekt tegen het heldere oppervlaktelicht wanneer hij vanonder gezien wordt.
De belangrijkheid van dit systeem wordt bewezen door de Katvis van de Nijl (Synodontis batensoda). Deze vis zwemt gewoonlijk ondersteboven, hij heeft dus ook een omgekeerd kleurenpatroon, donkere buik en lichte rug.
De bodembewoners onder de vissen hebben nog een meer geraffineerde methode ontwikkeld om zich voor mogelijke aanvallers te behoeden. Ze zijn in staat om één te worden met het soort bodem waar ze op verblijven, zand, kiezel of rots. Ook kennen we de Schorpioen- en Hengelaars vissen die praktisch één zijn met hun achtergrond.
Vissen kunnen wel zichtbaar zijn, doch door speciale strepen en kleurenpatronen niet als dusdanig opgemerkt worden. Dit komt veelvuldig voor bij de felgekleurde koraalvissen. De verticale strepen op de flanken hebben de neiging om het profiel van de vis tegen de achtergrond op te heffen. Meestal loopt een verticale streep door het oog, en komt een fopoog aan de staartbasis voor.
Een treffend voorbeeld van mimicry of nabootsing vinden we bij de Bladvis (Monocirrhus polyacanthus) van de Amazone. De gelijkenis met een dood drijvend blad wordt nog versterkt door een baarddraad die op een bladsteel lijkt. Deze vis is dus wel degelijk zichtbaar, maar wordt door een aanvaller niet alsvis geïdentificeerd.
Hetzelfde verschijnsel komt voor bij de Platax, die zich op de stroom laat meedrijven als een Mangrove-blad waartussen hij leeft.
Misidentificatie behelst twee dingen; ofwel tracht het dier zich als iets onbelangrijk voor te doen zoals een stuk zeewier of een dood blad, ofwel door zich als een te mijden object voor te doen, zoals het spreiden van felgekleurde rug- en buikvinnen, dikwijls met oogvlekken getooid, die dan bij een aanvaller de indruk wekken met een veel grotere vis te doen te hebben, één die men beter links laat liggen.
De evolutie in de natuur heeft er voor gezorgd dat de beste aanpassing van de dieren het meeste kans op overleven biedt. De vissen die over de beste verdedigingstechnieken beschikken zullen dus verzekerd zijn van een toekomst, de anderen zullen gedoemd zijn om uit te sterven.