Nooit meer nitraatproblemen… Geen osmosewater meer nodig…Geen kalkreactor meer nodig…
Al van bij de aanvang van de jaren negentig werken Franse zeewateraquarianen met de hier voorgestelde methode. Het nitraat in het aquarium wordt door de gerichte inzet van zwavel geëlimineerd.
Deze techniek was bij ons noch in Duitsland bekend. Een Duits bedrijf (Ratz) bood een toestel aan dat volgens hetzelfde principe werkt.
Een pionier op dit gebied is de Fransman Dr. Marc Langouet. Hier volgt een verslag over hoe het idee ontstond en hoe de technische inrichting van deze zwaveldenitrator plaats moet vinden zonder dat er schade ontstaat in het aquarium.
Om beter te begrijpen hoe dit idee ontstond, moeten we terug een blik werpen in het jaar 1990. In deze periode werden alle Franse aquarianen geconfronteerd met het probleem van voortdurende nitraatverhoging in hun aquarium. De "Berlijnse" methode was in Frankrijk nagenoeg onbekend en liet pas van zich horen in 1991 toen een Frans vaktijdschrift (Aquarama) deze methode voor de eerste keer voorstelde aan het grote publiek. De meest gangbare methode om het nitraatgehalte te verminderen was toen de veelvuldige waterverversing.
Ofwel ververste men ineens een grote hoeveelheid zeewater, ook met het gevaar het gezamenlijke milieu gevoelig te verstoren, ofwel gebruikte men de druppelmethode, die toen in Frankrijk werd geprefereerd. Dr.Langouet ververste wekelijks 30 à 50 procent van zijn aquarium. Deze praktijk van waterverversing had echter ook een groot nadeel. Het is noodzakelijk te starten met vers water met een zeer geringe nitraatconcentratie. Alhoewel het water veelvuldig ververst werd kon men op de duur nog steeds geen laag nitraatgehalte in het aquarium bereiken. Daarbij kwam nog dat op dat ogenblik het gebruik van omkeerosmosetoestellen in Frankrijk onbekend was.
Zelfs vandaag is het in meerdere Franse regio’s onmogelijk, met osmosetoestel, synthetisch zeewater aan te maken met een nitraatgehalte lager dan 5 à 10 mg/l. Een bijkomend nadeel van een osmosetoestel is, tenminste bij een klein apparaat, dat er een grote hoeveelheid water wegvloeit.
Bij een zoetwaterverhouding van 4:1 kan men al van verspilling spreken en dat allemaal om één enkel ion – het nitraat – te verwijderen. Dr. Langouet is dan snel begonnen met zoeken naar een betere methode om dat lastige ion te verwijderen.
Deze methode heeft hij dan ook gevonden in de denitrificatie bij dewelke het nitraat wordt omgezet in gasvormige stikstof.
Indertijd brachten enkele bedrijven systemen op de markt, welke de biodenitri-ficatie op heterotrofe wijze uitvoerden, d.w.z. de aanwezige bacteriën worden door geregelde toevoer van koolstof (gewoonlijk glucose of een glucosederivaat) gevoerd. Deze onttrokken dan de voor de ademhaling en de oxidatie van koolstof noodzakelijke zuurstof uit het nitraat en reduceerde het daardoor in gasvormige stikstof. (Vb.: het principe van de wodkafilter die alcohol als koolstofbron gebruikt).
De in deze reactor gebruikte zwavelkorrels dienen gelijktijdig als voedselbron en als substraat voor Thiobacillus denitrificans.
Deze techniek functioneert goed, maar heeft twee beduidende nadelen:
1.Om de biologische reactie in gang te houden is het aanbevolen de bacteriën geregeld te voeren en de koolstoftoevoer zo nauwkeurig mogelijk te houden. Inderdaad, te weinig koolstof leidt tot een partiële reactie en tot een blijvende verhoging van het nitraatgehalte, te veel koolstof daarentegen heeft een zeer sterk gereduceerd milieu tot gevolg wat merkbaar wordt door de sterke reuk van rotte eieren en de daaraan verbonden productie van sulfiden.
De koolstoftoevoer moet beantwoorden aan de juiste verhouding tussen de waterdoorstroming in de reactor en de nitraatconcentratie van het te behandelen water. Het is daardoor een echt gecompliceerd systeem, dat de volledige en nauwkeurige aandacht van de aquariaan vraagt. Bij nader inzien is dit systeem niet zeer tolerant tegenover een te lage of te hoge koolstoftoevoeging of tegenover een verhoogde of verminderde watertoevoer. Kortom: risico’s voor het aquarium.
2. De start van de reactie vordert zeer traag. Men rekent tussen de vier tot vijf weken vooraleer dit filter in de mogelijkheid is om voortdurend nitraatvrij water af te leveren.
Daar dit alles niet zeer bevredigend werkte, wendde Langouet zich einde 1990 tot Prof. Guy Martin, een specialist in de waterchemie aan de "Ecole Nationale Supérieure de Chimie" in Rennes. Bij hem had Langouet in 1978 zijn chemiestudie voltooid.
Hij ontwikkelde een procédé, waarin men de denitrificatie via zwavel tot stand bracht. Op die manier werd trouwens het nitraat uit drinkwater verwijderd. Alleszins negeerde Prof. Martin de mogelijkheid om dit procédé in zeewater, d.w.z. een levend systeem zoals in een aquarium, in te zetten.
De eerste ervaringen.
Na lang aarzelen heeft Langouet in september 1991 het besluit genomen tot een experiment met een 200 liter zeewateraquarium. Hij bouwde een cylindervormige reactor van 40 cm hoog en 7,5 cm diameter, gevuld met 2 kg zwavel. De watertoevoer regelde hij eerst over een bypass op de uitgang van een Eheim filterpot. In het begin hield hij de doorstroomsnelheid in de reactor op 10 druppels per minuut, wat overeenkomt met 60 ml/h. Twee dagen na de start merkte hij aan de reactoruitloop een verhoogde nitrietwaarde, namelijk 16mg/l NO2. Dit was echter, met het oog op de geringe doorstroomsnelheidheid geen gevaar voor het aquarium, daar deze kleine hoeveelheid die hier in het systeem druppelde snel door de aerobe filtering terug werd geoxideerd tot nitraat. De nitrietwaarde (NO2) aan de reactoruitgang daalde op de derde dag van het axperiment, net zoals de nitraatwaarde (NO3) terug naar 0.
Bij het begin van het experiment lag de nitraatwaarde op 37 mg/l. Daar zowel de nitriet- alsook de nitraatwaarde op 0 waren teruggevallen, kon hij de uitloop van de reactor langzaam verhogen van 30 druppels per minuut, over 1 liter per uur, naar uiteindelijk 10 liter per uur, zonder dat er zich opnieuw nitriet- of nitraatwaarden vormde!!
De zuurtegraad van het uit de reactor vloeiende water steeg weliswaar zeer snel, de pH-waarde lag tussen 6 en 6,5. Om de zuurtegraad te laten afnemen, heeft hij daarom boven in de reactorzuil (de doorstroming in de zuil gaat van onder naar boven) 10 cm koraalgruis toegevoegd. Dit leidde tot een gevoelige stijging van de pH-waarde. Wegens de geproduceerde zuurtegraad en de in het aquarium zeer snel teruggelopen nitraat-waarde, heeft hij dan besloten de doorstroomsnelheid op 1-2 liter/h terug te brengen, om zo een daling van de pH-waarde in de bak te verhinderen. Dit experiment liep in dezelfde aquarium gedurende verscheidene maanden. Omdat het resultaat zich als zeer positief uitwees en er geen negatieve gevolgen voor flora en fauna in het gebruikte aquarium zichtbaar werden, heeft hij enkele maanden later, in 1992, de beslissing genomen, de reactor te testen op een 240 liter aquarium, dat zowel met soft koralen als met groot- en kleinpoliepige steenkoralen was bezet.
De tweede door Langouet gebouwde reactor was identiek aan de eerste, weliswaar werd nu het uitstromende water door een tweede zuil, gevuld met koraalgrint en van gelijke hoogte, gevoerd. Het doel was dat het in- en uitlopende water dezelfde pH-waarde zou hebben.
Tot einde 1994 werden dan meerdere experimenten opgestart op verschillende aquaria met telkens verschillende nitraatwaardes. Hierbij waren er nergens negatieve voorvallen of gebeur-tenissen.
In tegendeel: het systeem bleek uitstekend te zijn om in een aquarium, waarin sterk werd gevoederd, de nitraatwaarde erg gering te houden. Na rijp overleg heeft hij dan eind 1994 besloten om dit systeem aan het brede publiek voor te stellen.
Een eerste pilootexperiment werd in het aquarium van het "Musée des Arts Africains et Océaniens" gerealiseerd. Op grond van de positieve resultaten had Michel Hignette, conservator van het museum, een dergelijk experiment op zijn 45.000 liter aquarium aangedurfd. In enkele weken werd een nitraatwaarde van 300 mg/l teruggebracht naar ca. 10 mg/l !!
Toen Langouet in mei 1996 Technisch Directeur werd van het "Groot Aquarium van St.-Malo", heeft hij onmiddellijk reactoren gebouwd met een diameter van 31,5 cm en een hoogte van 2 meter. De enige wijziging t.o.v. zijn oorspronkelijke experimenten, was het gebruik van zwavelkorrels met een diameter van 3 tot 5 mm, die gebruikt worden in de industriële bereiding van wijn. Deze korrels laten het water ongehinderd passeren. Achter elke zwavelkolom werd er één, of beter nog, twee even grote kolommen geplaatst, beide gevuld met koraalgrint. Ter gelegenheid van een congres van de EUAC (Europese Unie van Aquarium Conservators) werd in 1996 een artikel met de titel "De eliminatie van nitraat door biologische filtering op zwavel-basis in de zee-aquaristiek."
Dit arikel werd geschreven door Langouet, Michel Hignette, Benoit Lamort, Sébastian Leroy en Guy Martin.
De Biodenitrator vanuit een huidig standpunt.
Heden ten dage hebben zich in de rifaquaristiek twee methoden gemanifesteerd. Ten eerste de in Europa waarschijnlijk meest verspreide "Berlijnse"-methode en de ietwat minder bekende "Jaubert"-methode. Deze laatste methode reduceert het nitraat tot koolstof door middel van anaerobe heterotrofe processen, die in het aquarium zelf plaats vinden. Beide methodes geven uitstekende resultaten. Toch komt het steeds weer voor, dat er nu en dan bij beide methoden er toch nog verhoogde nitraatwaarden voor-komen. Bij de zwavelmethode is dat niet het geval. Hier kan men voor lange tijd op een continue waarde rekenen.
Men mag niet vergeten, dat de rifaquaristiek, die momenteel meer op de fotosynthetische koralen is gericht, nog grote vorderingen kan maken bij de verzorging van niet fotosynthetisch werkende koralen. Deze koralen hebben wel minder licht nodig maar veel meer voedsel. De twee eerder genoemde methodes zijn, zonder extra hulpmiddelen, niet geschikt voor de verzorging van koraalsoorten zoals Tubastrea-soorten, gekleurde hoornkoralen of Dendronephtya-soorten.
Ik moet opmerken dat zeewateraquarianen zich niet alleen maar moeten bezighouden met de rifaquaristiek. Het is ook interessant enkel visbakken of aquaria met speciale dieren, die in een rifbak niet houdbaar zijn, te onderhouden.
Eveneens moet men ook denken aan de bezitters van grote aquaria met meerdere duizenden liters inhoud, zoals de openbare aquaria. Hier is de "Berlijnse"-methode op grond van de grootte en bezetting van de aquaria ontoereikend en/of zeer duur om te realiseren.
De biochemie van de zwavelreactor.
Vrije anaerobe bacteriën, zoals Thiobacillus denitrificans (die zich sterk vermeerderd wanneer er zwavel in het spel is) hebben het vermogen in een laag zuurstof-houdend milieu uit het nitraat- of het nitrietion het zuurstofatoom te onttrekken en het over zwavel of een zwavelderivaat te oxideren tot sulfaat. Mijns inziens vonden er nog geen studies plaats over de reacties in zeewater. Er werden nog geen andere experimenten opgezet.
Voor zoetwater en zwavel zijn de studies er wel en vindt volgende reactie plaats:
HS + 10 NO3- + 4,1 HCO3- + 0,5 CO2 + 1,71 NH4+ + 2,5 H2O à
0,92 C5H7NO2 + HSO4- + 5,4 N2 + 9,62 H+
Voor mensen, die niet vertrouwd zijn met deze biochemische reactie, is te onthouden dat het hier gaat om aangepaste vergelijkingen; C5H7NO2 vertegenwoordigt in dit geval de biomassa.
De zwavel dient tegelijkertijd als voedingsmiddel (hij levert de energie) en fungeert eveneens op grond van zijn onoplosbaarheid als afzettingssubstraat voor de bacteriën. De zin van de methode bestaat daarin dat de bacteriën voortdurend over een energiebron beschikken. Dit is voor de aquariaan erg makkelijk, want nu moet hij zich niet meer permanent om de voedseltoevoer van de bacteriën te bekommeren. De zwavel wordt maar zeer traag verbruikt. Op te merken is ook dat in zeewater op grond van de hoge KH-buffercapaciteit meer CO2 geproduceerd wordt. In het experiment zorgde de beluchting via een afschuimer van het zure uitloopwater al voor dezelfde pH-waarde als het inloopwater.
In de praktijk : De reactor
Als men water moet behandelen met een nitraatwaarde onder de 50 mg/l, kan men een vaste regel opstellen.
Het in liter berekende volume van de zwavelreactor moet 1% van het aquariumvolume uitmaken. Je zal je afvragen waarom deze regel in volume en niet in gewicht werd opgesteld?
Heel eenvoudig: als men een reactor bouwt, legt de vorm en niet het gewicht de hoeveelheid zwavel vast. De te gebruiken zwavelkorrels moeten een diameter van 3 tot 5 mm en een dichtheid van 1,15 hebben. Als je dan een 100 liter bak nitraatvrij moet krijgen, reken je 1% volume voor de zwavelreactor. Op grond van de verschillende dichtheden van water en zwavelkorrels, moet de reactor 1,15 kg zwavelkorrels bevatten. Een andere korrelgrootte heeft een andere dichtheid ten gevolg.
Als de korrelgrootte kleiner is, treedt relatief snel dichtslibbing op. Daarom wordt het ook ten zeerste afgeraden zwavelpoeder te gebruiken.
Op de weg door het filtersubstraat verliest het water in de eerste centimeters het grootste deel van zijn vrije zuurstof, omdat de aanwezige bacteriën eerst en vooral deze ademhaling gebruiken. Alleszins interesseert ons uitsluitend de nitraatademhaling en daarom wordt er aanbevolen een zo hoog mogelijke zuil te bouwen, zodat het water een grote anaerobe zone doorvloeit.
Men moet ook uitkijken dat men in verhouding tot de hoogte geen te brede zwavelzuil bouwt, zodat het water de mogelijkheid heeft om de gemakkelijkste weg door de zwavel te zoeken. In dat geval zal het in één deel van de zuil, op grond van het absolute (of vrije) zuurstofmengsel tot gereduceerde zones komen, waarin dan sulfide geproduceerd worden met de typische reuk van rotte eieren.
De in het aquarium van St. Malo ingeschakelde reactoren met een diameter van 31,5 cm en een hoogte van 2 meter.
Om dit te vermijden volstaat het om in de waterzuil een zo homogeen mogelijke waterdoorstroomsnelheid te verwekken en in stand te houden. Dit kan je bereiken met een zuilhoogte die ten minste vijf maal de diameter bedraagt. Tegelijkertijd moet het water loodrecht van onder naar boven vloeien.
In de beginfase, wanneer het inkomende water nog een hoge nitraatwaarde heeft, kan de gasvormige stikstofproductie de oplosbaarheid van de stikstof overschrijden. In dat geval kan het tot een vrijkomen van stikstof komen in de reactor. Het gevolg is, dat deze gasvorming in de vorm van gasbelletjes door de trage doorstroomsnelheid in de reactor blijven, omdat ze door de lage stroomsnelheid niet met het water mee naar buiten kunnen worden gedreven. Bij een doorstroming van beneden naar boven, kunnen de blaasjes echter, zoals alle gassen, opstijgen naar boven. Daarom is het ook aanbevolen de doorstroomsnelheid niet te regelen aan de uitvoer maar aan de ingang, zodat de gasbelletjes vrij uit de reactor kunnen ontsnappen.
Bij een nitraatwaarde tussen 50 en 100 mg/l kan deze 1% reactor te licht zijn. Hier kan men beter een 2% reactor inschakelen. Deze kan zich echter op korte termijn als zijnde "te sterk" manifesteren als het water in het aquarium onder de 50 mg/l-grens komt. Het beste zou het zijn als men het NO3-gehalte eerst door waterverversing terugbrengt naar 50 mg/l en dan de probleemloze 1% reactor inschakelt. Natuurlijk kan de 1% reactor ook waardes tot 100 mg/l aan, maar dan moet men de doorvoer zo sterk verminderen, dat door de verder lopende voedering van de aquariumbewoners geen echte relevante terugval van de NO3-waarde te bemerken valt.
De kalkhoudende substraatzuilen
Om de productie van een te zuur water te vermijden stelt men voor om het aan de uitgang van de zwavelreactor uitlopende water in een tweede, en nog beter, een derde reactor te leiden, die in grootte en doorstroomrichting overeenstemmen met de eigenlijke reactor en gevuld zijn met een kalkhoudend substraat.
Het kalksubstraat zou het best twee of driemaal de hoeveelheid bedragen van het zwavelsubstraat. In alle experimenten van Langouet gaat het om koraalgrint met een middelmatige korrel, die echter niet te fijn mag zijn, daar een snelle toeslibbing dan ondermijdelijk wordt. Het is absoluut noodzakelijk, zoals bij alle kalkreactoren (want daar gaat het over bij deze zuilen), een substraat te gebruiken, dat bij oplossing geen overmatige opbouw geeft van lastige ionen, zoals fosfaat of zware metalen. Het is daarom aan te bevelen een chemisch kalk-substraat te gebruiken (Rowalith, Calcialith…).
De instelling van de correcte doorstroomhoeveelheid.
In de opstartfase moet de uitstroomhoeveelheid laag gehouden worden en mag op geen enkel ogenblik 1 druppel/sec. per twee liter zwavel overschrijden. Dit punt is uiterst belangrijk en schijnt indertijd, toen Langouet begon met de bekendmaking van zijn ervaringen, door veel aquarianen verkeerd begrepen te zijn geworden. Ik wil nog eenmaal vermelden dat in deze startfase een ongewoon hoge nitrietproductie inzet, die circa 3 dagen lang aanhoudt.
Bij een laag druppelinterval in het aquarium heeft deze hoge nitrietwaarde geenszins een uitwerking op het systeem. Bovendien is door deze geringe stroomsnelheid gewaarborgd dat, op basis van het zeer zuurstofarm milieu in de reactor, de noodzakelijke bacteriën zich zo snel mogelijk op het substraat vastzetten. Heeft de bacteriële flora zich eenmaal gevestigd, dan stelt men snel vast, dat de NO2-waarde in het uitstroomwater van de reactor, binnen enkele uren extreem daalt.
Als men de bovenvermelde aanbevelingen aanhoudt, gebeurt dit gewoonlijk vanaf de derde tot vijfde dag na de inbedrijfname. Vanaf dat tijdstip kan men dan de doorstroomsnelheid trapsgewijs verhogen naar een geschatte waarde van 1 liter/uur per liter zwavel.
In het koraalrifaquarium waarop de reactor werd ingezet, werd tijdens de onderzoeksperiode, die meerdere jaren liep, geen beschadiging vastgesteld aan flora en fauna.
Dat men hier enkel een geschatte en geen vaste waarde aangeeft heeft enkel te maken met het feit dat elk aquarium anders reageert en ook afhankelijk is van de beginwaarde van de NO3-waarde, de hoeveelheid dagelijkse voeding in het aquarium en de eigen capaciteit van het aquarium om nitraten af te breken. Het zal bijgevolg duidelijk zijn dat men zijn NO3-waarde bij de start vaststelt en dan aan de hand van de afbouwsnelheid de doorstroomsnelheid voor de toekomst bepaalt. Voor de start zijn er dus wel wat metingen te doen. Bij grotere veranderingen van het aquariumbestand moet eveneens de doorstroomsnelheid opnieuw aangepast worden. Dit merkt men natuurlijk aan de nitraat-toename in het aquarium.
Te onthouden is dat een te hoge doorstroom-snelheid een onvolledige reactie in de reactor veroorzaakt en een toename van niriet bevordert. Zelden, maar toch mogelijk, kan er sulfide ontstaan met de karakteristieke reuk van rotte eieren. Dit gebeurt enkel wanneer de doorstroomsnelheid zo fel door toeslibbing is afgenomen, dat het doorstromende water niet meer alle delen van het substraat kan door-vloeien en zo de mogelijkheid tot opbouw van zuurstofrijke zones wordt gegeven.
Het is tevens aanbevolen op de zwavelreactor een terugspoel-inrichting te integreren die een spoeling van het substraat met zeewater van tijd tot tijd toelaat zonder grote verspilling. Bij het toeslibben kan men af en toe de reuk van rotte eieren vaststellen. Dit is weliswaar heel normaal, daar de Thiobacillus onder anaerobe voorwaarden in de mogelijkheid verkeert sulfide in sulfaat om te zetten.
Bij een toeslibben blijft er niet genoeg tijd over voor de bacte-riën om deze oxidatie volledig te voltooien en daarom kan sulfide in lage concentratie de reactor verlaten. Dit mag ons niet verontrusten.
beeld 1: In de aanvangsfase werd hoofdzakelijk van zwavelreactor en Eheim-filter voor privé-aquaria ingezet.
beeld 2 toont een voltooide reactor van het nieuwe type, uitgerust met 1/3 zwavel en 2/3 koraalgrint. Het inlopende water moet eerst door de zwavel stromen, is dan sterk aangezuurd en wordt door het koraalgrint terug in en neutrale tot alkalische waarde gebufferd.
Beeld 3 toont de nodige onderdelen en
Beeld 4 het doorstroomprincipe dat absoluut nagekomen moet worden.
De nitraatafname in het aquarium
Zodra de reactie gestart wordt, daalt het nitraatgehalte in het aquarium zeer snel. Nochtans verloopt deze afname niet lineair maar exponentieel, daar het nitraatvrije water uit de reactor voortdurend gemengd wordt met het nitraathoudende aquariumwater. Afhankelijk van de verdere voedering van de aquariumbewoners, die daardoor onafgebroken verder nitraat produceren, kan men niet echt juist stellen in hoeveel tijd het aquarium een aanneembare NO3-waarde aanwijst.
In het algemeen gebeurt dit binnen enkele weken. Wanneer het persoonlijke doel van dat ogenblik bereikt is, moet men aan de hand van deze waarde de doorstroomsnelheid in de reactor afstellen. Dit dient nu al te gebeuren, omdat het systeem, door de oplossings-proces van het kalkhoudende substraat, tevens een calciumproducent wordt.
Laat men de reactor met hoge doorstroomsnelheid werken, leidt dit in verloop van tijd tot abnormale hoge calciumwaarden in het aquarium.
Zo nu en dan werden door zeewateraquarianen calciumwaarden gemeten, die tweemaal hoger lagen dan de natuurlijke waarde in de zee. Ook wanneer Langouet zelf nog nooit zulke hoge getallen bereikte, kreeg hij meldingen van hobbyisten die 800 mg/l calcium bevestigden. Wanneer de ganse zaak eenmaal draait, kan men in het aquarium een stabiele nitraatwaarde bereiken onder 0,5 mg/l, die met normale druppeltests voor aquaria niet meer meetbaar is.
Wat gebeurt met de sulfaten?
Men kan aan de hand van de toelichtingen hierboven begrijpen, dat de bacteriën er toe in staat zijn alle zwavelderivaten (S, S-, H2S enz…) te oxideren naar sulfaat. De vraag die zich dadelijk stelt is die naar het verdere verloop van de sulfaat in het systeem.
Eerst dient gezegd dat de sulfaatconcentratie in zeewater bij de 2,65 g/l ligt (wat overeenkomt met circa 900 mg/l zwavel in sulfaat).
Zelfs wanneer de reductie van een nitraat-ion in stikstof 1,1 sulfaat-ionen produceert, moet er een heel grote hoeveelheid nitraat afgebroken worden, vooraleer de sulfaatdosis in het aquarium merkbaar verhoogt.
Michel Hignette heeft in Parijs in zijn nieuwe studies vastgesteld dat het geproduceerde sulfaat door de kalkzuilen tegengehouden wordt en de sulfaatdosis na een lange tijd in het aquarium zo goed als stabiel bleef.
Wanneer men na een hele tijd het kalksubstraat, op grond van toeslibbing wegens de kalkoplossing, dient te verversen, verwijdert men gelijktijdig de geproduceerde sulfaten.
De KH- en pH-waarde
In een ander testaquarium, dat jaren liep, kon zelfs zonder water-verversing een buitengewone stabiliteit van de KH- en pH-waarde opgetekend worden, nadat er een zwavelsysteem met zwakke doorstroming werd ingeschakeld.
Bij het gebruik van een systeem met hoge doorstroomsnelheid (wanneer zeer hoge nitraatwaarden snel moeten worden afgebroken) is het noodzakelijk de KH- en pH-waarde voortdurend te controleren. Dit is zeker geldig wanneer de kalkzuilen te klein zijn. Een aanvullende gasontsnappingsinstallatie zoals een eiwitafschuimer verhindert op betrouwbare wijze een daling van de pH-waarde.
Storing van het systeem
Men moet het zo mogelijk vermijden, de door de bacteriën veroorzaakte biochemische activiteit met antibacteriële middelen, zoals chloramphenicol, tot stilstand te brengen.
Wanneer de reactie op grond van het gebruik van zulke middelen toch moet worden onderbroken, moet men in de reactor een kleine hoeveelheid zwavelkorrels verversen, vooraleer men terug opstart. Persoonlijk kon Langouet door bijvoorbeeld het gebruik van kopersulfaat in een vissenaquarium geen belemmering vaststellen in het proces van de zwavelreactor.
Als het systeem moet pauzeren
Voor het geval het nodig zou zijn, kan de reactor gestopt en later gemakkelijk weer in gang worden gezet. De bacteriepopulatie moet natuurlijk in stand worden gehouden en mag niet uitdrogen. De beste oplossing om het uitdrogen te voorkomen is, het water uit de reactor te laten lopen en hem dan luchtdicht te sluiten zodat de vochtigheid in de reactor bewaard blijft. Op deze wijze verloopt de latere inzet en het vernieuwde heropstarten zeer snel. Toch is het aanbevolen, uit veiligheidsoverwegingen, zoals bij de eerste keer, de nitrietwaarde aan de uitgang van de reactor te controleren en de doorstroomsnelheid bij verhoging te vertragen. Als men het water in de reactor heeft gelaten toen men hem afsloot, moet hij voor de heringebruikname uitgegoten worden en het substraat grondig gespoeld worden met aquariumwater. Ook dan is de reactor terug opstartklaar.
Besluit
Met deze hier voorgestelde methode kan een nieuw tijdperk in de verzorging van zeedieren ingeluid worden. Het ligt enkel aan de zeewateraquarianen, zowel in privaat gebruik als in openbare aquaria, de hier weergegeven kennis zo om te zetten dat ze de zeewateraquaristiek voor de toekomst dienen kan.
Al sinds lang is het de ultieme wens om soft-, hoorn- en steenkoralen zonder symbiotische algen te kunnen houden en verzorgen. De ideale filtering en behoud van een adekwate waterkwaliteit scheen tot nu toe in een gesloten systeem nog niet mogelijk te zijn, omdat, door de zeer grote voedselhoeveelheden, ook de afschuimer het liet afweten.