Doopvontschelpen
De Latijnse naam voor doopvontschelpen die voor ons van belang is, is Tridacna.
Tridacna is een mossel en heeft dus twee kleppen die het weke lichaam beschermen.
Deze dieren zijn vooral populair vanwege de mooie kleuren die zichtbaar zijn op de mantelflappen. Sommige mensen denken dat de soorten te herkennen zijn aan de kleur van het dier. Dat klopt niet. De kleuren worden bepaald in het larvenstadium.
Het begin van de doopvontschelp
Doopvontschelpen zijn tweeslachtig. Met andere woorden: ze produceren sperma en eieren. Zou deze productie gelijkertijd op gang komen, dan zou het dier zichzelf kunnen bevruchten. De natuur heeft daar een stokje voor gestoken. Het dier kan dit maar van één van beiden, nooit tegelijkertijd. Op het moment dat er sperma wordt uitgestoten, worden er ergens anders eieren uitgestoten. In het water vindt de bevruchting plaats, net als bij koralen. De ontwikkeling van de bevruchte eieren gaat razendsnel. Na enige uren zijn er al honderden cellen (Blastula stadium). Na de eerste 12 uur is er al een larve ontwikkeld. En na 48 uur zijn de darmen, voet en anaalopening ontwikkeld. De schelphelften beginnen nu ook te ontwikkelen. Het doopvontje is dan 0,2 mm groot. Van de vele duizenden blijven er maar een paar in leven.
Zodra het diertje in staat is om te eten, eet hij zijn eerste fytoplankton. In dit fytoplankton zitten de zoöxanthellen. Deze algjes vinden bij de verdere ontwikkeling hun weg in het dier en komen in de huid terecht. Tezamen met het pigment vormen zij de kleurige tekening van Tridacna. Doordat dit onwillekeurig gaat is geen enkele tekening of kleur hetzelfde. Ieder dier is daardoor uniek. Het doopvontje heeft inmiddels zijn plekje op de bodem gevonden om zich verder te ontwikkelen. Door de zoöxanthellen is het dier in staat om van het licht te leven. De zoöxanthellen leveren genoeg energie voor het gehele dier.
Commerciële doeleinden
De vraag naar Tridacna’s is erg groot. Niet vanwege het feit dat ze door aquariumliefhebbers zo gewild zijn, maar om de consumptie. Vooral Amerika schijnt een van de grote afnemers te zijn. Gekookt, gegrild of gebakken schijnt het erg lekker te zijn.
Tridacna-kwekerijen
In de Koraalzee (= gedeelte van de Zuidzee waar veel koraalriffen en koraaleilanden voorkomen) en o.a. op de Filippijnen zijn kwekerijen opgezet voor het kweken van Tridacna’s.
Met behulp van het beïnvloeden van de optimale omstandigheden scheiden Tridacna’s zaad en sperma af. Door dit samen te voegen vindt de bevruchting plaats. De bassins, waarin dit gebeurt worden regelmatig voorzien van vers zeewater, waarin zich ook het fytoplankton bevindt. Doordat er nagenoeg geen roofdieren zijn is de productie enorm. Toch zijn sommige kwekerijen later afhankelijk geworden van de aquariumliefhebber, omdat restaurants grote Tridacna’s willen. En dat duurt bij sommige soorten jaren.
Schema volgens Daniel Knopp. Het gebruik van bovengenoemd schema
Om dit schema te gebruiken dient men het een en ander te weten over bepaalde lichaamsdelen van de doopvont. Aan de onderkant van de schelp bevindt zich het gedeelte dat aan elkaar vastzit. Dit wordt bijeen gehouden door een spier, die de schelp open en dicht laat gaan. Naast dit zogenaamde scharnier zit een opening waar draden uit komen. De zogenaamde byssusdraden. Met deze draden verankert de doopvont zich. Deze byssusdraden zijn afkomstig uit de byssusklier. Sommige soorten hebben deze draden maar tijdelijk. Anderen zijn ervan afhankelijk.
Als het dier zich heeft vastgezet met zijn byssusdraden ga er dan nooit aan trekken.
Het zou het einde van zijn leven kunnen betekenen.
De doopvont heeft een in- en een uitgang, de mond (ingang) en de tuitvormige sifon (uitgang)
In het schema komt u de tentakel of ravelvormige mondopening tegen. Over de sifon wordt niets gezegd.
De schelpen hebben schubben en groeven. Andere hebben weer een gladde schelp.
De mantelflappen hangen over de rand of blijven binnen de rand. Als u goed naar uw dier kijkt, kunt u dus via dit schema erachter komen wat de naam van het dier is.
Tridacna maxima: gladde mondopening, een schubbenrij aan de bovenzijde van de schalen en onderaan glad. De byssusopening is niet zichtbaar.
Tips en wetenswaardigheden bij de aanschaf van een doopvontschelp
Ziekten bij doopvontschelpen
Terug getrokken mantelflappen kunnen duiden op:
Elke keer als het dier dit doet, moeten we goed opletten. Bij een flinke verandering in het licht kan de doopvont zijn zoöxanthellen uitstoten. Hiermee verliest hij dus ook zijn energieleverancier en kan afsterven. Er is een trucje om dit te herstellen maar dat gaat heel ver.
Zoöxanthellen toedienen
Toch geïnteresseerd?
Zodra de doopvont zijn zoöxanthellen heeft geloosd, bestaat de mogelijkheid om het dier weer nieuwe zoöxanthellen toe te dienen. Dat gebeurt op de volgende wijze:
Degene die dit bedacht, heeft al meerdere malen succes gehad met deze methode.
Tridacna’s zijn de parels in het aquarium, zo wordt wel eens gezegd. Maar wist u dat doopvontschelpen in staat zijn parels te maken? Nee, zeker. Denk hier dan aan als uw dier ter ziele gaat en controleer dat dan. Het kan de moeite waard zijn. Wist u ook dat Tridacna flink oud kan worden. Daar speelt u wel een belangrijke rol in.
Hippopus hippopus (paardenvoetmossel of aardbeienmossel) (Foto internet)
Verspreiding: Centrale Indo-Pacific, van Thailand oostwaarts tot de Marshall-eilanden en Gilbert-eilanden alsook van Japan tot het zuiden van het Great Barrier Reef en West-Australië.
Grootte: maximale lengte 45 à 50 cm, normaal 40 cm.
Voedsel: deze voedt zich met behulp van zijn zoöxanthellen.
Bijzonderheden: de meeste in de handel aangeboden aardbeienmosselen zijn gekweekt in kwekerijen. Ze zijn gemakkelijk houdbaar, maar hebben veel licht nodig. Ze zijn zeer geschikt voor een zandbodem.
Tridacna derasa (gladde doopvontschelp)
Verspreiding: Indo-Pacific: van Cocos Keeling-Atol noordelijk tot de Chinese Zee, van de Filippijnen zuidelijk tot de Lord Howe-eilanden en oostelijk tot de Fiji-eilanden.
Grootte: maximale grote tot 50 cm.
Voedsel: met behulp van zijn zoöxanthellen wordt voedsel opgenomen.
Bijzonderheden: ze zijn gemakkelijk houdbaar, maar hebben wel veel licht nodig. De groei is snel, zodat hij zich in 1 jaar tijd in omvang kan verdubbelen of zelfs verdrievoudigen. Deze dieren worden dan ook hoofdzakelijk gekweekt en vaak aangeboden in de handel. Hij zet zich amper vast met zijn byssusdraden.
Tridacna crocea
Verspreiding: Centraal Indo-Pacific: van de westkust van de Maleisische eilanden over de Rowly showls, West-Australië en Noord-Australië tot noordelijk van Japan, zuidelijk tot de Great Barrier Reef en Nieuw Caledonië en oostelijk tot de Marana- en Fiji-eilanden.
Grootte: maximale grote tot 19 cm.
Voedsel: met behulp van zijn zoöxanthellen wordt voedsel opgenomen.
Bijzonderheden: boort zich veelal in stenen of koralen. Hierbij is alleen de mantel zichtbaar. Het krabbetje Xanthasia murgiera leeft in symbiose met Tridacna crocea.
Houdbaarheid: over het algemeen gemakkelijk houdbaar, heeft net als zijn soortgenoten veel licht nodig. De byssusdraden worden vaak bij het vangen of tijdens transport beschadigd. Dit dier kan men het beste op of in een steen kopen.
Tridacna gigas
Dit is het dier dat we vaak tegenkomen in fabeltjes. Het dier zou duikers vast kunnen zetten en hen een pijnlijke verstikkingdood bezorgen. Zoals al eerder gemeld is dit beslist niet juist. Deze schelpen worden echter wel gebruikt bij doopceremonieën. Vandaar de naam doopvontschelp.
Verspreiding: Centrale Indo-Pacific: van Thailand tot over de Filippijnen oostelijk van Micronesië en tot de Fidji-eilanden, noordelijk van Okinawa, Japan, en de Bonineilanden en zuidelijk van het Great Barrier Reef en Nieuw Caledonië.
Grootte: maximale grootte 137 cm.
Voedsel: met behulp van zijn zoöxanthellen wordt voedsel opgenomen.
Bijzonderheden: leeft in symbiose met de garnalen Anchistus mirabilis, Conchodytus tridacnae en Paranchistus bigunguiculatus (Rosewater 1965).
Houdbaarheid: de meeste aangeboden dieren zijn afkomstig van kwekerijen. Jonge dieren groeien zeer snel. Het dier heeft veel licht nodig. Een nadeel is dat hij erg groot wordt voor en gemiddeld aquarium.
Tridacna maxima
Verspreiding: in de Indo-Pacific weid verspreid, in de Rode Zee en van Oost-Afrika tot de Marshall- en Gilbert-eilanden alsmede ook Polynesië, noordelijk tot Zuid-Japan en ook zuidelijk van het Great Barrier Reef, Nieuw-Caledonië en West-Australië.
Grootte: maximale lengte is 35 cm.
Voedsel: met behulp van zijn zoöxanthellen wordt voedsel opgenomen.
Bijzonderheden: boort zich diep in het substraat, maar is niet volledig gesloten. Verankert zich met zijn byssusdraden en leeft normaal in het vlakke water. Deze leeft in symbiose met de garnalen Conochodytes tridacnae en Anchistrus demani.
Houdbaarheid: ze worden het meest aangeboden in de handel en zijn afkomstig uit kwekerijen. Wordt als beste tussen de decoratie geplaatst. Zet zich vast met byssusdraden. Is gemakkelijk te houden maar heeft veel licht nodig.
Tridacna squamosa
Verspreiding: in de Indo-Pacific weid verspreid, in de Rode Zee en van Oost-Afrika tot de Marshall- en Gilbert-eilanden alsmede ook Polynesië en de Pitcairneilanden, noordelijk tot zuid Japan en ook zuidelijk van het Great Barrier Reef, Nieuw Caledonië en West-Australië.
Grootte: maximale lengte is 40 cm.
Voedsel: met behulp van zijn zoöxanthellen wordt voedsel opgenomen.
Bijzonderheden: leeft tussen de koralen, maar ook op zandbodems in het vlakke water, in diepten tussen de 15 en 20 meter. Hij verankert zich met zijn byssusdraden. Volgens de ervaringen van Fossa en Nilsen leven ze in het aquarium zonder byssusdraden.
Houdbaarheid: deze is erg lang houdbaar. Sommige aquarianen hebben deze soort al meer dan 10 jaar in hun aquarium staan. Groeit snel en heeft ruimte nodig om zich te ontwikkelen. Dit dier heeft, net als de hier voorgenoemde soortgenoten, veel licht nodig. De in de handel aangeboden dieren zijn hoofdzakelijk afkomstig uit kwekerijen.
Als laatste adviseer ik u Tridacna altijd op een platte steen te zetten. Het dier zal zich hier snel op vastzetten. U kunt het dier dan altijd verplaatsen i.p.v. dat het dier vast gaat zitten aan de bodem. Daarnaast is de kans veel kleiner dat er borstelwormen binnen kunnen dringen via de byssusopening.
Bron vermelding
Ras, Ab: Cursus zeewateraquaristiek
Knopp, Daniël: Riesenmuscheln. ISBN-nr 3-921684-22-6
Fosså, Sven A & Nilsen, Alf Jacob: Korallenrifaquarium Band 5. ISBN-nr 3-928819-13-5