Portaalsite voor de échte zeeaquariaan

Zoeken op de site

De Wodka-methode - Bestrijding van nitraat- en fosfaat-overschotten in het zeeaquarium – versie 2014

De Wodka-methode - Bestrijding van nitraat- en fosfaat-overschotten in het zeeaquarium – versie 2014

Algenontwikkeling, bruinkleuring van kortpoliepige steenkoralen, achterblijvende groei, dagelijkse aanslag op de ruiten - veelgehoorde en regelmatig terugkerende problemen. Sommige ervan horen bij de opstart- of doorstartfase, andere horen bij de wat verder gevorderde bakken waarin met name de aquariaan zijn gevoel voor evenwicht kwijt is. De problemen kennen meerdere oorzaken en zijn in beginsel eenvoudig aan de bron aan te pakken. Het doseren van een koolstofbron (wodka-methode, VSV-methode en alle commerciële nitraatverwijderaars) is slechts een lapmiddel, maar kan, mits het systeem in evenwicht verkeert een toegevoegde waarde leveren aan de kwaliteit van het aquarium.

1. Waar komen nitraat en fosfaat vandaan, waarom hopen ze op en welke problemen brengen ze met zich mee?

In vergelijking met natuurlijke riffen kennen onze aquaria een omgekeerde verhouding tussen producenten, consumenten en watervolume. Voor wat betreft het aantal koralen dat we huisvesten is dit nog niet zo’n groot probleem, het zijn eerder de aantallen vissen en de daaraan gerelateerde voedselbehoefte die voor problemen zorgen.

We voeren onze vissen groenvoer, vlokvoer, granulaatvoer en diepvriesvoer. Velen onder ons doseren voor de koralen diverse soorten vloeibaar voedsel, bijvoorbeeld aminozuren en stofvoeders. Een deel van deze stoffen wordt rechtstreeks opgenomen door het dierlijk leven. Een ander deel verdwijnt ongebruikt in het systeem en wordt vervolgens – samen met de uitwerpselen van vissen, koralen en ongewervelden – grotendeels afgeschuimd. De rest van deze stoffen wordt opgenomen in de bacteriële assimilatie- en dissimilatieprocessen. Bij deze processen ontstaan de eindproducten nitraat en fosfaat. Dit proces wordt verderop toegelicht.

Nitraat en fosfaat maken onderdeel uit van respectievelijk de stikstofkringloop en de fosforkringloop. In onze aquaria stagneren deze kringlopen bij nitraat (NO3-) en fosfaat (PO42-); ze zijn dus niet volledig. Nitraat is en blijft in oplossing en wordt slechts spaarzaam, middels denitrificatie, omgezet in gasvormige stikstof (N2). Fosfaat is deels in oplossing en gaat deels een verbinding aan met calcium in kalkhoudende substraten zoals steen, zand, koraalgrit, maar ook koraalskelet. De bijdrage van bacteriologische defosfatering is verwaarloosbaar.

Foto 1: Het effect van lage nitraat- en fosfaatwaarden vertaalt zich het meest duidelijk in de kleurweergave van Acropora spp.

 arrow

Hiermee ontstaan twee problemen tegelijkertijd:

1. Nitraat en fosfaat vormen uitstekende nutriënten voor zoöxanthellen, algen en wieren. Een aquarium met een meetbare nitraatwaarde kent over het algemeen ook groei van algen en wieren. Indien een aantal geschikte algeneters aanwezig zijn, is deze algengroei vaak niet zichtbaar of niet storend. Uitzondering hierop vormt dagelijkse bealging van de ruiten. Daarnaast zorgt de aanwezigheid en beschikbaarheid van nitraat en fosfaat ook voor goede groei van zoöxanthellen met als gevolg dat de basiskleur van veel sps-koralen een min of meer bruinige ondertoon laat zien en gekleurde groeipunten klein of afwezig zijn doordat de zoöxanthellen de groei van het koraal kunnen bijhouden.

2. Daarnaast zorgt de binding van fosfaat aan calcium in de groeizone van een koraal ervoor dat de opbouw van het kalkskelet stagneert. De afzetting van calciumcarbonaat op calciumfosfaat functioneert slecht of helemaal niet, waardoor een steenkoraal zijn skelet niet verder kan uitbreiden.

2. Redfield-ratio: Waarom ontstaat ophoping?

Om te begrijpen waarom nitraat en fosfaat ophopen is een kort inzicht in de Redfield-ratio van belang. In 1934 ontdekte de Amerikaan Alfred C. Redfield dat de verhouding van koolstof (C), stikstof (N) en fosfor (P), in zeewater en zoöplankton in alle oceanen ongeveer gelijk is. Deze verhouding C:N:P bleek telkens weer rond de 106:16:1 te liggen. Dus 106 delen koolstof op 16 delen stikstof op 1 deel fosfor. Afwijkingen in de verhoudingen waren altijd kleiner dan 20%. Deze verhouding C:N:P van 106:16:1 wordt nu nog steeds naar zijn ontdekker de ‘Redfield’-ratio genoemd.

Latere studies hebben inmiddels uitgewezen dat niet sprake is van één soort plankton, net zo min als dat sprake is van één C:N:P-verhouding1. De Redfield-ratio blijkt een gemiddelde verhouding te zijn. Voor de strekking van dit artikel kan bovengenoemde ratio als voorbeeld worden aangehouden.

Voor de opbouw van biomassa van bacteriën, algen, wieren en zoöxanthellen wordt aangenomen dat de basisbouwstenen koolstof, stikstof en fosfor nodig zijn in de globale verhouding 106:16:1, ofwel, bij gebruik van 1 fosforatoom is behoefte aan 16 stikstofatomen en 106 koolstof atomen. 

Waarom stoten bacteriën nitraat en fosfaat uit terwijl zij deze nodig hebben voor groei en vermeerdering? Alvorens deze vraag te beantwoorden wordt kort ingegaan op algengroei.

Algen, maar ook wieren en zoöxanthellen gebruiken fosfor (P) en stikstof (N) dat zij uit het water opnemen (of ontvangen van hun symbiosepartner) in de vorm van ammonium, nitriet, nitraat en fosfaat. Koolstof (C) betrekken zij uit opgelost CO2(kooldioxide). Kooldioxide is over het algemeen onbeperkt beschikbaar. Teruggrijpend op de Redfield-ratio mag nu duidelijk zijn dat algen/wieren/zoöxanthellen (AWZ) in ons zeeaquarium onbeperkte groeimogelijkheden hebben; er is geen gebrek aan bouwstenen en de AWZ floreren.

In de zoetwateraquaristiek, waar plantengroei meestal zeer gewenst is, is het sturen op de nitraatconcentratie binnen de Redfield-ratio een manier om de ontwikkeling van planten te stimuleren en de ontwikkeling van algen te remmen.

In de zeewateraquaristiek is sturen op Redfield niet zinvol. Ten eerste is de groei van algen en wieren ongewenst. Ten tweede is sturen op Redfield bijna niet uitvoerbaar. Fosfor (in de vorm van fosfaat) dient bij voorkeur (zo goed als) onmeetbaar te zijn. Daarbij mag dan volgens Redfield circa 16x zoveel stikstof (in de vorm van nitraat) tegenover staan. Gemeten met een Salifert testsetje kan tot 0,015 mg/l fosfaat worden bepaald, dit zou betekenen dat er omgerekend 0,16 mg/l nitraat aanwezig mag zijn2. Met de jongste versie van een Red Sea Phosphate Pro test kunnen nog lagere fosfaatwaarden redelijk betrouwbaar worden bepaald. Dientengevolge zou theoretisch ook op een nog lagere nitraatwaarde gestuurd moeten worden. Voor de duidelijkheid nog de volgende toevoeging: dergelijke lage waarden zijn met de thuis-test-sets niet nauwkeurig genoeg te bepalen om een rekenkundige Redfield te kunnen realiseren.

Nu terug naar de vraag waarom bacteriën nitraat en fosfaat uitstoten. Bacteriën kunnen kooldioxide niet gebruiken als koolstofbron, hiervoor zijn zij afhankelijk van de eerder genoemde afvalstoffen, voedseloverschotten en detritus. Net als CO2 zijn deze laatste meestal in overvloed beschikbaar in onze aquaria. Deze voedingsbron kent één mankement: ze bevat te weinig koolstof in verhouding tot stikstof en fosfor. Ofwel, bij de assimilatie wordt het beschikbare koolstof (en in verhouding stikstof en fosfor) opgenomen, terwijl het overschot aan stikstof en fosfor aan zuurstof wordt gebonden en wordt uitgestoten als … nitraat en fosfaat.

3. Standaard maatregelen ter beperking van de ophoping van nitraat en fosfaat

Het ontstaan van nitraat en fosfaat is onvermijdelijk; deze problematiek wordt veroorzaakt door de samenstelling van de voeders die we beschikbaar hebben. Wat we wel kunnen doen is voorkomen dat de nitraat- en fosfaatoverschotten te groot worden:

1. Gemakshalve kan worden gesteld dat in een gemiddeld aquarium verhoudingsgewijs te veel vissen worden ondergebracht in verhouding tot het watervolume en in verhouding tot gebruikers van afvalstoffen en afbraakproducten. Bij dit aantal vissen hoort een bepaalde inbreng van voedsel die uiteindelijk leidt tot een biologische overbelasting van het systeem - wat meestal in het voordeel van algen en wieren uitpakt. Met in achtneming van onderstaande aandachts- en onderhoudspunten moet het mogelijk zijn om de meetbare nitraatwaarde terug te brengen tot een waarde die lager ligt dan 5 à 10 mg/liter. Het is verstandig om fosfaat te verwijderen, met een fosfaatverwijderaar, tot een niet meetbare waarde met een gevoelige testset3;

Foto 2: Niet alleen Acropora spp. kleuren mooier bij lage concentraties nutriënten, ook Montipora spp. zijn goede graadmeters. 

2. Door het voeren van vissen (en koralen) wordt het aquarium belast met organische stoffen, welke leiden tot een belasting met anorganische stoffen (nitraat, fosfaat). Des te minder men voert, des te minder afval de afschuimer hoeft te verwijderen, maar ook des te minder nitraat en fosfaat kan ontstaan;

3. Stroming is een belangrijke factor in een zeeaquarium. Het doel is zoveel mogelijk te voorkomen dat overtollig voer en ontlasting neerslaan en daarmee direct ter beschikking komen van bacteriën. Veel waterbeweging is niet moeilijk te realiseren, een goede stroming is lastiger. Een goede stroming zorgt ervoor dat onopgeloste stoffen in beweging blijven in de waterkolom en hiermee maximaal ter beschikking staan voor opname door de dieren. Ook de beschikbaarheid voor afschuiming of andere vorm van filtratie wordt hiermee positief beïnvloed;

4. Een goede afschuiming is van belang. Zorg voor een capabele afschuimer en zorg dat deze goed onderhouden wordt. Het aanzuigpunt waar lucht en water samenkomen dient regelmatig met (osmose)water te worden schoongespoeld van zoutaanslag om een goede luchtdoorstroming te behouden. Vettige aanslag in de stijgbuis van de schuimbeker belemmert de schuimvorming. De stijgbuis dient dan ook regelmatig (minstens 1 keer per week) te worden gereinigd. Verdere aandachtspunten van goed afschuimeronderhoud zijn een schoon pomphuis, schoepen-/naaldrad en magneet. Vergeet ook de binnenzijde van de afschuimer niet: ook de hier optredende aanslag en aangroei van organismen heeft een negatieve invloed op de fijnheid van de luchtbelletjes;

5. Het gebruik van een methode om fosfaat gericht te verwijderen is ten allen tijde raadzaam en de enige manier om het systeem fosfaatarm te houden. Te denken valt aan de ijzergranulaten die onder vele merknamen worden verkocht. Het merk maakt voor de werking niet uit, ze zijn allemaal op ijzerbasis. Wel is het belangrijk deze goed toe te passen (geforceerde doorstroming) en deze tijdig te verversen. Wacht niet tot fosfaat meetbaar is, maar houdt een vast schema aan. Liever een niet volledig verzadigde portie weggooien, dan ongewild de fosfaatwaarde te laten oplopen en de ontwikkeling van algen/wieren/zoöxanthellen te stimuleren.

Foto 3: Met name bij koralen die van nature een zeer lichte basiskleur hebben valt veel kleurwinst te behalen met een uitgekiende nutriëntenconcentratie.

In een visloos of visarm systeem zal het gemakkelijk zijn om de gewenste lage nitraat- en fosfaatwaarden te realiseren en in stand te houden. In zwaarbelaste systemen (veel en/of ‘hongerige’ vissen, koralen met specifieke voedselbehoeften) zal dit lastiger, zo niet ondoenlijk blijken, met name op het punt van nitraat.

4. Hoe werkt het toevoegen van een koolstofbron?

Nitraat- en fosfaatoverschotten zijn te wijten aan een tekort aan koolstof. De werking van een toegevoegde koolstofbron is gebaseerd op het herstellen van de stoffenbalans in de richting van de Redfield-ratio. Anders gezegd, door het toedienen van koolstof (in de vorm van ethanol, acetaat en/of suikers) is het voor bacteriën mogelijk om middels assimilatie meer weefsel op te bouwen (groei en deling). Hierbij worden stikstof en fosfor ingebouwd en wordt uiteindelijk minder tot geen nitraat en fosfaat uitgestoten.

Dit proces speelt zich hoofdzakelijk af op het niveau van aërobe bacteriën. Zij bevolken alle zuurstofrijke oppervlakten, zoals glas, steen, bodemmateriaal, pompen en leidingen, maar komen ook vrij in het water voor en hebben directe toegang tot voedingsstoffen.

Foto 4: Hier is duidelijk het effect te zien van weinig nitraat en fosfaat en goede koraalgroei. Een Acropora met pigmenteigen lichtblauwe kleur welke te herkennen is in de groeipunten. Met de ouderdom van de gevormde koralieten volgen de bruinkleurige zoöxanthellen.

Foto 5: Dergelijke zuurstokkleurtjes vinden hun basis in lage concentraties nutriënten.

         

Door deze bacteriën van extra koolstof te voorzien in een milieu waarin stikstof en fosfor voldoende beschikbaar zijn, kunnen zij groeien en vermenigvuldigen, waarbij grote hoeveelheden stikstof en fosfor worden ingebouwd. Deze stikstof en fosfor komen nu niet meer vrij als nitraat en fosfaat, ze zijn niet meer beschikbaar voor algen, wieren en zoöxanthellen. Het resultaat is dat de ontwikkeling van algen en wieren wordt geremd en in extreme gevallen kan leiden tot het wegkwijnen ervan.

Op het niveau van zoöxanthellen in het koraalweefsel speelt zich een vergelijkbaar proces af. De zoöxanthellen zijn nu meer afhankelijk van de stikstof en fosfor die zij toegeschoven krijgen via hun symbiosepartner. Hierdoor kunnen de zoöxanthellen zich minder snel vermenigvuldigen en neemt langzamerhand, bij de groei van het koraal, de concentratie zoöxanthellen af. Met name aan de groeipunten van Acropora kun je goed zien dat het koraal blijft doorgroeien, terwijl de zoöxanthellen achterblijven, met als resultaat een andere kleur groeipunt waarbij de koraalpigmenten overheersen en de bruinkleurende zooxanthellen nog niet aanwezig zijn.

Naast stimulering van de aërobe bacteriën worden, zij het in mindere mate, ook de anaërobe bacteriën gestimuleerd in hun groei. Onder anaërobe bacteriën verstaan we bacteriën die leven in zuurstofarme en zuurstofloze milieus. Denk hierbij in eerste instantie aan de laag onder de aërobe bacteriën (die immers alle zuurstof verbruiken), maar ook aan poriën, smalle tunneltjes, zandbodems enzovoorts waar weinig tot geen wateruitwisseling plaatsvindt. Deze bacteriën zijn in staat om nitraat of fosfaat als zuurstofbron te gebruiken om het weinige voedsel dat hun ter beschikking staat te benutten voor hun levensprocessen. Hoewel het effect van anaërobe bacteriën op nitraatverwijdering marginaal is, is een extra koolstofbron ook op dit niveau meer dan welkom.

5. Enkele aandachtspunten

Naar aanleiding van een artikel in Der Mehrwasseraquarianer4 en een drie-delige publicatie op www.Korallenrif.de5is de wodka-methode ruim tien jaar geleden (weer) in zwang gebracht bij het grote publiek. Er wordt ingegaan op de successen van het toevoegen van koolstof (ethanol in dit geval): de afname van nitraat en fosfaat. Tevens wordt stilgestaan bij enkele (mogelijk optredende) negatieve bijverschijnselen6,7,8.

Na deze Duitse succesverhalen volgden ook nog publicaties op www.glassbox-design.com 9,10 waar het gebruik van wodka wordt uitgebreid met azijn (bevat acetaat) en suiker (meerdere soorten suikers bruikbaar). De gedachte hierachter is dat met alleen ethanol slechts een beperkt aantal bacteriestammen gestimuleerd worden. Door een bredere range aan koolstofbronnen toe te voegen, wordt tevens een bredere range aan bacteriën gestimuleerd. Om dat laatste effect te versterken neemt de auteur Eric Michael ook ampullen Biodigest mee in zijn toepassing.

Hieronder volgen een aantal aandachtspunten die van belang zijn bij het gebruik van een additionele koolstofbron:

Foto 7: In de grote wijde oceanen is alle waterkwaliteit nagenoeg gelijk. Nitraat en fosfaat zijn er nagenoeg onmeetbaar. Zoöxanthellate koralen leven er van lichtenergie en voedseldeeltjes en -diertjes die ze vangen met hun netelcellen of opgeloste stoffen die ze opnemen uit het omringende water.  Het is dus zaak om naast lage concentraties nitraat en fosfaat tevens te voorzien in een blijvend aanbod van vele soorten voer zodat het brede scala aan dieren dat we verzorgen kan blijven floreren, zoals deze Goniopora.

Foto 8 en 9: Een Acropora-stek, gekocht op kleur, en enkele maanden later nog steeds op kleur. Dat kan alleen door de nutriënt-concentraties scherp in de gaten en laag te houden.

   

1. Feitelijk is het mogelijk, zonder bijzondere dingen te doen, een nitraatwaarde van maximaal 5 à 10 mg NO3/liter te realiseren (voederregime, afschuimer, stroming). De marge van 5 à 10 mg is ruim, geen enkel aquarium is hetzelfde en veel staat of valt met het voederregime, de capaciteit van afschuimer en de stroming. Fosfaat dient bij voorkeur niet of nauwelijks meetbaar te zijn. Meestal is het gebruik van een fosfaatverwijderaar een noodzaak, maar tevens ook een afdoende methode. Alleen in aquaria met een extreem hoge visbezetting of specifiek koralenbestand (voedselinput) zal het lastig zijn nitraat onder 10 mg/liter te houden.

2. De vaak gehoorde waarneming dat de dosering van een koolstofbron (in ieder geval bij eenzijdige dosering als de wodka-methode) de ontwikkeling van cyanobacteriën stimuleert berust op een verkeerde redenering. In ieder aquarium zijn cyanobacteriën aanwezig. Cyanobacteriën zijn (een enkele uitzonderingen daargelaten) autotroof en betrekken hun koolstofbehoefte uit koolstofdioxide, niet uit andere koolstofbronnen. Desondanks kan een zo zwaar ingrijpende methode met koolstofdosering de balans van heterotrofe bacteriën zodanig verstoren dat cyanobacteriën als extreem flexibele organismen nieuwe ontstane niches bezetten, en dus indirect profiteren van de toediening van een koolstofbron.

Wanneer zichtbaar sprake is van aanwezigheid van cyanobacteriën (flap) in een aquarium, verdient het de aanbeveling voorzichtig te zijn met het toedienen van een additionele koolstofbron.

3. Overdosering kan leiden tot een bacteriebloei. Bacteriebloei is te herkennen aan een zichtbare groei van een slijmlaag op de ruiten en stenen en het ‘verstopt’ raken van pompen (dichtslibben van rotor/stator). In het ergste geval vertroebelt het water en treedt een zuurstofgebrek op. Dit kan in eerste instantie leiden tot sterfte van vissen en niet symbiotische koralen; uiteindelijk kan het ook fataal zijn voor symbiotische koralen.

4. De afschuimer kan meer gaan afschuimen. Groeiende bacteriën vormen veel biomassa. Binnen deze biomassa ontstaat verstikking, waarbij de bacteriefilm loslaat. Bacterievlokken worden enerzijds door koralen geconsumeerd (overeenkomstig het schudden van de steentjes bij de Zeovit-methode), anderzijds worden ze afgeschuimd, waarbij stikstof en fosfaat daadwerkelijk uit het aquarium en dus uit de kringloop worden verwijderd.

5. Consumenten wodka is niet extreem duur. Op een systeem van 500 liter kost je dit een paar cent per dag. Of en in welke mate een methanol-houdende alcohol gevaarlijker is voor het dierenbestand dan ethanol weet ik niet. Gelet op de bekende giftigheid van methanol voor de mens heb ik persoonlijk nimmer de behoefte gehad dit in het aquarium te willen toepassen. Voor wie dit wel wil proberen: Eigen risico.

6. Voor het effect op nitraat en fosfaat maakt het niet uit op welk moment van de dag de additionele koolstofbron wordt toegevoegd. Wanneer wodka in het spel is kan het prettig zijn later in de avond te doseren in verband met een “drankluchtje” dat enige tijd na dosering in de kamer blijft hangen. Echter dient men wel rekening te houden met de zuurstofhuishouding en kan men vanuit dat oogpunt beter doseren tijdens de uren dat de verlichting brand en de koralen het overschot aan zuurstof van de zoöxanthellen afgeven aan het water.

7. Lees ook nog even terug bij 3.4 omtrent de aanpak van fosfaat. De inzet van een fosfaatverwijderaar is bedoeld om het overschot aan fosfaat te verwijderen. Dat wil zeggen het overschot fosfor dat niet wordt opgenomen in de bacteriemassa. Dit betekent dat men niet te scheutig moet zijn met het toe passen van een fosfaatverwijderaar daar dan de mogelijkheid bestaat om alle fosfaat weg te nemen waardoor ook geen nitraat meer kan worden gebonden in de biomassa.

Foto 9: Een Acropora formosa. Om één of andere reden heb ik deze alleen maar als groener dan groen gekend, ongeacht de waterkwaliteit.

 

6. De dosering met de wodka-methode, de VSV-methode en overige methoden

Wodka-methode

Er van uit gaande dat het gelukt is om op ‘natuurlijke’ wijze een nitraatwaarde van 5 à 10 mg/liter te realiseren, is een dosering van 1 à 2 ml wodka 40% per 100 liter water in de regel afdoende om de nitraatconcentratie te verlagen tot een waarde kleiner dan 1.

Men kan op twee manieren starten met het doseren van wodka: defensief en progressief. Beide methoden resulteren uiteindelijk in dezelfde einddosering. Vanuit ‘veiligheidsoverwegingen’ gaat de voorkeur uit naar de defensieve methode, maar voor zij die meer risico durven nemen, wordt ook de progressieve methode beschreven.

De defensieve wodka-methode:

Bij de defensieve wodkadosering volstaat het om vanaf het begin een dosering aan te houden van 1 à 2 ml wodka 40%. Controleer de nitraatwaarde minimaal wekelijks om de veranderingen te kunnen volgen.

Bij deze lage dosering ontwikkelen de gewenste bacteriën (aëroob en anaëroob) zich gelijkmatig en evenwichtig. De ontwikkeling van de anaërobe bacteriën loopt een heel stuk trager en door laag te doseren blijft de bacteriehuishouding in ‘evenwicht’. Tegelijkertijd beperk je de kans op ontwikkeling van een latent aanwezige cyanoplaag. Gebruik de eerste maand (vier weken) om de wodka te laten inwerken op het systeem en observeer goed wat er gebeurt. Maak bijvoorbeeld een foto van een koraal waarvan bekend is, dat er iets met de kleur moet gebeuren. De eerste twee weken is er over het algemeen weinig tot geen verandering waar te nemen in de nitraatwaarde. Binnen vier weken treedt normaliter een duidelijke daling in de nitraatwaarde op en deze daling moet dan ook meetbaar zijn. Indien dit niet het geval is kan de dosering worden verdubbeld, dus 2 à 4 ml wodka 40%/100 liter doseren. Na globaal acht weken moet het doel (nitraat < 1 mg/liter) bereikt kunnen zijn. Vanaf dit moment kun je gaan fine-tunen.

Foto 10 en 11: Een Acropora sp. in verre staat van bleking. Bij extreme aanpak van nitraat en fosfaat kan een koraal uiteindelijk alle zoöxanthellen verliezen. Spectaculair van kleur maar  helaas ten dode opgeschreven.

  

De progressieve wodka-methode:

Eigen ervaringen met deze methode ontbreken. Wat volgt is een interpretatie van de eerder vermelde publicaties op www.korallenrif.de .

Bij de progressieve wodkadosering wordt de dosering dagelijks verhoogd. Dus op dag 1 wordt 1 ml/100 liter gedoseerd, dag 2 2 ml/100 liter, op dag 10 10 ml/100 liter enzovoorts.

Bij deze oplopende dosering neemt de biomassa van de aërobe bacteriën snel toe, met een hoog risico op bacteriebloei. Derhalve is het bij de progressieve methode van belang om dagelijks de nitraatwaarde te meten. Zodra de nitraatwaarde daalt, dient ook de dosering te worden verlaagd. Een halvering van de dosering klinkt plausibel om daarna dagelijks met 1 ml af te bouwen. Laat de nitraatmeting hierin een hulpmiddel zijn. Wegens gebrek aan eigen ervaring met progressief doseren kan ik geen concreet tijdspad vermelden. Op deze manier zal naar schatting binnen vier weken hetzelfde resultaat worden behaald als met de defensieve methode na acht weken.

VSV – Vodka Sugar Vinegar

Daar waar de wodka-methode duidelijk is ten aanzien van samenstelling en dosering ligt dat bij de VSV-methode anders. Men moet namelijk eerst zelf een mengsel maken bestaande uit wodka, azijn en suiker. Eric Michael geeft in zijn artikel op www.Glassbox-design.com hiervoor een eerste aanzet voor de samenstelling en de mogelijk waarneembare effecten:

- een basisrecept van 200 ml wodka (40%), 50 ml azijn (5%) en een lepel suiker;

- verminder de hoeveelheid azijn wanneer zich een duidelijke witte bacteriegroei voordoet;

- verminder de hoeveelheid suiker wanneer zich een duidelijk zichtbare dikke bacteriefilm op oppervlakten vormt.

De hiervoor beschreven methodieken defensief en progressief gaan gelijk op voor de VSV-methode waarbij een startdosering van 0,1 tot 0,5 ml/75 liter wordt geadviseerd.

Overige methoden

Naast de wodka-methode en de VSV-methode als goedkope huismiddeltjes zijn er natuurlijk nog onder vele benamingen commerciële preparaten te koop die hetzelfde doel nastreven. Ik geef hier geen opsomming. Ten eerste zou de lijst eindeloos lang worden en ten tweede zou een ongefundeerde precedentwerking kunnen ontstaan zonder uit eigen ervaring te spreken.

7.Fine-tunen

Nadat nitraat kleiner is dan 1 mg/liter (waarbij fosfaat bij voorkeur onmeetbaar is) komt het moment van fine-tunen. Met fine-tunen wordt bedoeld: het vinden van de juiste balans tussen voedselinput, koraalkleuring en koolstofdosering. Eén ieder zal hierin zijn eigen observaties moeten leren interpreteren. Eén (heel) eenvoudig trucje om te weten dat het systeem niet volledig nitraat- en fosfaatvrij is wil ik niet achterhouden: algenaanslag op de ruiten.

De snelheid waarin de algen terug aanslaan op de ruit na een poetsbeurt geeft een indicatie van de beschikbaarheid van nitraat en fosfaat in het water. Dagelijks de ruiten moeten poetsen betekent te veel nitraat en fosfaat (zelfs als het niet meetbaar is), 1x per week de ruit moeten poetsen betekent dat je aan de gevaarlijk lage kant zit voor wat betreft de beschikbaarheid van nitraat en fosfaat.

Andere indicatoren die kunnen worden gebruikt voor het vinden van de balans zijn het te bleek worden van bijvoorbeeld plaatvormende Montipora en vaal gekleurde groeipunten bij Acropora. Aan heel veel grootpoliepige steenkoralen zie je meestal weinig veranderen (Euphyllia kleuren er niet beter of slechter van terwijl Plerogyra sinuosa er vaak weer wel mooier van kleurt). Zachte koralen en lederkoralen komen vaak beter op kleur waarvan Sinularia polydactyla een mooi voorbeeld is. 

Wanneer men twijfelt of teveel koolstof wordt toegevoegd kan men de dosering een dag overslaan of nog verder afbouwen.

8. Samenvatting

Het gemiddelde gemengd rifaquarium kent een overschot aan nitraat en fosfaat door de hoeveelheden voedsel die wij toedienen en de niet gebalanceerde samenstelling van dit voedsel. Bruinkleuring, algen en wieren kunnen hiervan het gevolg zijn. Een ervaren aquariaan weet met behulp van voederregime, stroming en afschuiming lage nitraat- en fosfaatwaarden te realiseren. Het toedienen van een zuivere koolstofbron is een eenvoudige methode om meetbaar nitraat (en fosfaat) te bestrijden. Hiermee kan de groei van algen, wieren en zoöxanthellen worden beperkt en de kleur van voornamelijk klein poliepige steenkoralen worden versterkt.

Men dient zich te realiseren dat, bij het nutriënt arme milieu dat op deze manier wordt gecreëerd, koralen voedsel te kort kunnen komen. Het bijvoeren van koralen kan noodzakelijk zijn. Hierbij kan gedacht worden aan aminozuren, Cyclopeeze, stofvoer, maar bedenk dat de ontlasting van vissen de koralen ook als natuurlijke voedingsbron dient.

Het aquatisch milieu blijft een complexe samenhang en het vinden van een juist evenwicht is veelal een gevoelsmatig proces - geen aquarium is hetzelfde.

Bronvermelding:

1) Koralle nr. 48 blz 68, Dezember/Januar 2007/2008, Jahrgang 8(6): fytoplankton 108:15,5:1, zoöplankton 103:16,5:1, bentische algen 550:30:1, Great Barrier Reef (plaatselijk) 1120:30:1, zoöxanhtellen in Tridacna gigas 303:52:1, chlorofyl b bevat verhoudingsgewijs meer stikstof dan chlorofyl c enzovoorts.

2) 0,015 mg PO42-/molmassa 94,97 = 0,000158 mol PO42- = 0,000158 mol P * 16N = 0,002527 mol N = 0,002527 mol NO3- * molmassa 62,004 = 0,157 mg NO3-.

3) Bijvoorbeeld Salifert, dubbele gevoeligheid < 0,015 mg/liter of Red Sea Phosphate Pro < 0,0007 mg/liter

4) Der Mehrwasseraquarianer, nr. 1, 2004

5) http://www.korallenriff.de/, zoekterm wodka

6) http://www.korallenriff.de/artikel/515_Die_Wodkamethode_Teil_1.html

7) http://www.korallenriff.de/artikel/514_Die_Wodkamethode_Teil_2.html

8) http://www.korallenriff.de/artikel/511_Die_Wodkamethode_Teil_3.html

9) http://glassbox-design.com/page/4/?s=vsv&searchsubmit=Find

10) http://glassbox-design.com/2008/achieved-through-observation-and-experimentation/

Noot van aandacht: www.Glassbox-design.com kent sinds juli 2012 geen update. Hoe lang deze blogsite nog te benaderen is, is mij niet bekend. Het is raadzaam om de aldaar aanwezige informatie over de VSV-methode te kopiëren en lokaal op te slaan voor naslag.

Inloggen Registreren

Uw account aanmelden

Gebruikersnaam *
Paswoord *
Onthoud mij

Account aanmaken

Velden met een sterretje (*) zijn verplicht.
Naam *
Gebruikersnaam *
Paswoord *
Herhaal paswoord *
E-mail *
Herhaal e-mail *

Foto van de maand

Centropyge Foto Tanne Hoff

Een koppel Rainfordia opercularis in het kweekaquarium van De Jong Marinelife tijdens het bezoek van het ReefSecrets-team in april 2012

Foto: Patrick Scholberg