WAGENINGEN - Sponzen passen hun lichaamsvorm aan aan de stroomsnelheid van het zeewater waarin zij zich bevinden.
In een omgeving met veel stroming groeien de sponzen veelal bolvormig, zonder uitstekende delen.
Op grotere diepte, waar minder stroming heerst, bezitten de sponzen opvallende uitsteeksels.
Dat constateert promovendus Dominick Mendola van een onderzoeksteam van de leerstoelgroepen Bioprocestechnologie en Experimentele zoölogie van Wageningen Universiteit waar hij 9 april promoveert.
Het onderzoek levert informatie op over de omstandigheden waarbij sponzen het best gekweekt kunnen worden voor de winning van geneeskrachtige stoffen.
Bolvormig
De lichaamsbouw van de sponzen blijkt sterk af te hangen van de diepte waarop ze op de bodem van de zee groeien. Op een diepte van 4,5 meter is de spons min of meer bolvormig, zonder grote uitstekende delen, maar met grote uitstroomopeningen (pijlen).
Op een diepte van negen meter hebben de sponzen grote uitsteeksels met op de top van ieder uitsteeksel een grote uitstroomopening. Op een diepte van veertien meter blijken de sponzen lange dunne uitsteeksels te hebben. De uitstroomopeningen zijn hier klein en niet gesitueerd op de top van de uitsteeksels. Het oppervlakte van de spons bevat opvallende stekelachtige structuren.
Morfologie
Mendola bestudeerde de sponzen in hun natuurlijke omgeving, de Middellandse Zee. Met metingen stelde hij vast dat de stroomsnelheid rond de spons afneemt met diepte. Daarom veronderstelt hij dat de verschillen in morfologie van de sponzen aanpassingen zijn aan de stroomsnelheid van water.
Ook in laboratoriumexperimenten liet hij zien dat sponzen hun lichaamsvorm veranderen als de stroming verandert. Deze experimenten leveren nieuwe gegevens over de optimale kweekomstandigheden op.
Simpele opbouw
Sponzen behoren tot de oudste vertegenwoordigers van het dierenrijk en hebben een relatief simpele opbouw van het lichaam. Ze filteren microscopisch kleine organismen uit het omringende water.
Met behulp van gespecialiseerde filtercellen met een zweepdraad wordt het water naar binnen gepompt door kleine openingen met een diameter van vijf tot vijftig micrometer. Via een inwendig buizenstelsel stroomt het gefilterde water weer naar buiten door uitstroomopeningen van ongeveer een millimeter.
Voor hun onderzoek selecteerden de onderzoekers de soort Dysidea avara omdat deze spons de stof avarol produceert, een terpenoïde met een geneeskrachtige werking.
(Bron: Nu.nl)