De bodemdieren van de Noordzee
Deel 1
Grote zandvlaktes en slibgebieden, dat is het uiterlijk van de bodem van de Noordzee. In eerste instantie is de bodem erg rustig en het lijkt het alsof er niets levends op de bodem voorkomt. Niets is minder waar; het krioelt er juist van de dieren. Wormen, kreeften, krabben, mosselen, slakken, garnalen, zeesterren, zeepokken, het leeft er allemaal. De Noordzee kent veel verschillende soorten bodems, met op elke bodemtype zijn eigen verscheidenheid aan bodemdieren.
In dit artikel staan de bodemdieren centraal.
Indeling
Bodemdieren kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld.
De eerste manier is door te categoriseren op lichaamsgrootte:
De ‘grootste’ dieren worden macrofauna genoemd. Wanneer men met een zeef met gaten van 1mm door de bodem zou gaan blijven er dieren in de zeef achter die groter zijn dan 1 mm. Die dieren worden macrofauna genoemd. Dit criterium is natuurlijk niet helemaal juist want jong macrofauna dat nog niet de volwassen lichaamslengte heeft zou dan niet meer onder macrofauna vallen. Het gaat dus om de lichaamslengte van volwassen dieren.
Enkele voorbeelden van deze dieren zijn krabben, wormen en schelpdieren.In de afgelopen jaren is de hoeveelheid macrofauna licht afgenomen. De precieze oorzaak hiervan is niet bekend en wordt nog onderzocht.
De tweede groep bestaat uit meiofauna. Dieren die kleiner zijn dan 1 mm, maar groter dan 0.05 mm vallen in de groep meiofauna. De dieren die tot deze groep behoren zijn onder andere aaltjes (behorend tot de groep nematoden) en kleine copepoden, ook wel de roeipootkreeftjes genoemd. Niet alle copepoden behoren tot de meiofauna, er zijn namelijk ook copepoden die planktonisch leven. De meeste roeipootkreeftjes die bentisch (op de bodem) leven behoren wel tot meiofauna. Deze dieren behoren voornamelijk tot de orde Calanoida, Cyclopoida en Harpacticoida. Net als bij macrofauna wordt bij de meiofauna gekeken naar de lichaamsgrootte van dieren op volwassen leeftijd.
De derde groep die deze indeling telt is microfauna. Onder deze groep vallen de allerkleinste dieren, namelijk de dieren die kleiner zijn dan 0.05 mm. Voornamelijk eencellige dieren behoren tot deze groep, zoals bacteriën en protozoën.
De indeling op lichaamsgrootte lijkt op het eerste gezicht misschien erg onnauwkeurig, maar er blijkt veel biologisch verschil te zijn tussen bijvoorbeeld macrofauna en meiofauna.
Zo leven de dieren die tot meiofauna behoren hun hele levenscycles op de bodem, terwijl macrofauna een larvestadium kent waarin de larven behoren tot (mero)plankton en vrij door het water zweven. Onder andere zeesterren, schaaldieren en wormen zijn in het larvale stadium meroplankton.
Strandkrab ,Foto: Biopix.dk
Naast de indeling op lichaamsgrootte wordt er ook vaak gebruik gemaakt van een indeling op basis van de plaats waar de dieren leven.
Zo is er de groep infauna (ook wel endofauna) die bestaat uit dieren die zich permanent hebben ingegraven in de bodem zoals schelpdieren, en dieren die grote gangenstelsels in de bodem hebben, zoals kreeften en wormen. Ongeveer 90 procent van het dierlijk leven op de bodem bestaat uit infauna. Ondanks dat deze dieren op een tamelijk verborgen manier leven zijn ze toch vrij mobiel zodat ze zich gemakkelijk weer in kunnen graven wanneer hun hol door bijvoorbeeld een golf wordt verwoest. Infauna is vanwege de ondergrondse leefstijl erg onopvallend, vaak zijn alleen enkele tentakels, adembuizen en sprieten te zien.
De dieren die een laag hoger leven, namelijk óp de bodem, worden epifauna genoemd. Veel krabben vallen onder deze categorie. Ondanks dat deze dieren op de bodem leven graven ze zich vaak gedeeltelijk in wanneer ze niet op zoek zijn naar voedsel. Hierdoor zijn deze dieren soms moeilijk te vinden.
Als laatste is er de groep die sessieel heet. Deze dieren hebben een vastzittende levenswijze. Ze leven in zelf geboorde gaten (zoals de Witte boormossel), of hebben zich vastgehecht aan de ondergrond, zoals zeepokken.
Een derde indeling maakt onderscheid in de manier van voedselopname.
De belangrijkste twee groepen in deze indeling zijn de filtreerders (‘suspension-feeders’) en sedimenteters (‘deposit-feeders’). De dieren uit deze eerste groep filtreren kleine voedseldeeltjes uit het water. Veel filtreerders hebben tentakels waaraan een kleverige stof zit waarmee ze ronddrijvende voedseldeeltjes opvangen. De tweede groep zoekt zelf actief naar het voedsel op de bodem, of eet stukjes bodem op zodat in het verteringsstelsel de verteerbare delen worden gebruikt en de ‘nutteloze’ bodem weer wordt uitgescheiden. Ook aaseters, de dieren die andere dode dieren opruimen, vallen onder deze laatste groep.
Noorse kreeft ,Foto: Biopix.dk
Verschillende bodemtypes
In de tropische zeeën bevindt het meeste leven zich rond de koraalriffen. Op de ‘kale bodem’ komt in verhouding weinig leven voor. In de Noordzee is een zelfde soort situatie. Het meeste leven zit rond ‘verstoringen’ van de gewone bodem. In de Nederlandse- en Belgische Noordzee komen van nature geen rotskusten voor, maar de door de mens aangelegde dammen en dijken zorgen voor plaatsen waar veel bodemdieren voorkomen. Voornamelijk anemonen, zeepokken en mosselbanken maar ook zeesterren, slakken, pissebedden en krabben komen hier veel voor omdat ze van een harde ondergrond houden en er veel schuilplaatsen vinden.
Naast deze ‘rotsgebieden’ zijn wrakken ook plaatsen die rijk zijn aan bodemdieren. Door het harde substraat leven er dezelfde dieren als op rotsen. Zeepokken zijn pioniers, ze kunnen tegen een relatief gladde ondergrond. Wanneer zij dood gaan en een kalkskelet achterlaten kunnen wieren groeien op de ondergrond van skeletten, omdat deze skeletten de ondergrond nog hebben gemaakt en wieren een zeer ruwe ondergrond nodig hebben. Alikruiken (slakken) en mosselen hebben dezelfde pioniersfunctie.Vanwege het bruisende onderwaterleven rond wrakken zijn deze plaatsen erg geliefd bij duikers. De rijkdom aan bodemdieren trekt namelijk een groot aantal vissen aan en dat trekt weer duikers aan. ‘Wrakduiken’ is daarom ook een aparte tak van de duiksport.
Ook in havens en rond boorplatforms is er een vergelijkbare situatie. Op dit filmpje, http://vimeo.com/1905148, is erg duidelijk te zien dat het gebied rond een boorplatform veel drukker bevolkt is door bodemdieren dan een zandbodem.
Elk type bodem heeft zijn eigen verscheidenheid aan dierlijk leven. Er wordt daarom ook wel gesproken van een bodemgemeenschap.
Aangezien dieren die in getijdenzones leven het meest geschikt zijn voor het aquarium zoeken de meeste koudzeewater aquarianen hun dieren langs dammen, dijken en in havens.
Zeewering, door mensen aangelegd
Aquarium
Lang niet alle bodemdieren uit de Noordzee kunnen gemakkelijk in koudzeewater aquaria worden gehouden, onder andere omdat veel dieren simpelweg zo klein zijn dat ze in het filtersysteem zouden verdwijnen. De bekendere bodemdieren zoals krabben, kreeften, anemonen, mossels en sommige wormen zijn meestal beter geschikt als aquariumdier. Elk dier stelt zijn eigen eisen aan het aquarium en veel dieren worden eerder als plaag gezien dan als aanwinst.
Kreeftachtigen (Crustacea)
Krabben en kreeften zijn bekende bodemdieren. In de Noordzee leven enkele tientallen soorten krabben en kreeften; zoals de Noordzeekrab, de hooiwagenkrab, de strandkrab, blauwe zwemkrab, en de Noorse kreeft. Alle krabben en kreeften vallen onder de stam geleedpotigen (‘Arthropoda’). De groep van de geleedpotigen waaronder krabben, kreeften en garnalen vallen worden ook wel schaaldieren of kreeftachtigen genoemd. Schaaldieren hebben een uitwendig skelet, dat opgebouwd is uit chitine. Het skelet is dus een soort harnas om het dier heen. Aangezien dit skelet niet mee groeit met het dier zal het regelmatig vervangen moeten worden. Dit doet het dier door te vervellen; het kruipt dan uit het te klein geworden skelet. Het dier is hierna bijzonder kwetsbaar en moet zich dan ook zo goed mogelijk verstoppen totdat het nieuwe skelet uitgehard is. Het chitine heeft een hoog kalkgehalte, wat het skelet erg sterk maakt. Om te zorgen dat het skelet ook hard blijft zal het dier aan voldoende kalk moeten kunnen komen, ook in het aquarium. Naarmate schaaldieren ouder worden vervellen ze steeds minder omdat ze steeds minder groeien.
Kreeftachtigen eten voornamelijk plantaardig en dierlijk plankton, voedseldeeltjes uit de bodem, wieren, en soms zelfs levend voer.
In het aquarium kunnen het echte slopers zijn, maar het zijn tevens nuttige opruimers. Alles wat ook maar enigszins eetbaar is verdwijnt in de mond van een schaaldier. Zorg er altijd voor dat er niet te veel kreeftachtigen in een aquarium zitten en dat de dieren genoeg schuilplaatsen hebben.
Krabben en kreeften zijn over het algemeen vrij agressiever naar soortgenoten en andere aquariumbewoners toe. Vooral zwemkrabben kunnen echte vechtersbazen zijn. Bij een onderlinge confrontatie zal er dan ook vaak gevochten worden. Om dit te voorkomen kan de temperatuur van het water het beste iets aan de lage kant zijn, hierdoor worden de dieren iets rustiger. Een temperatuur van 12 °C is het beste in een dergelijk geval. Wanneer schaaldieren een poot of schaar verliezen in een gevecht groeit dit vanzelf weer aan. Dit wordt regeneratie genoemd.
Let bij het houden van schaaldieren in het aquarium wel op de lengte van de dieren, schaaldieren kunnen erg snel groot worden en groeien dan de bak uit. Ook komt het wel eens voor dat het dier zo hard groeit en in verhouding over te weinig chitine beschikt om het groeiproces bij te kunnen houden met vervellen. Het dier raakt dan opgesloten in het eigen skelet en kan hieraan sterven.
Het verstrekken van een dieet wat grotendeels uit plantaardig voedsel bestaat verkleint de kans hierop.
Garnalen lijken veel op kleine kreeftjes en zijn goed als aquariumdier te houden. Ook worden deze dieren veel als voedseldieren gebruikt, vooral de kleine garnaalachtigen (mysis, ook wel aasgarnalen).Garnalen zijn goede opruimers en laten andere aquariumbewoners met rust. Net als alle andere schaaldieren doen garnalen ook aan vervelling. Schrik dus niet als u een ‘dode’ garnaal in uw aquarium ziet liggen, dit is meestal een vervelling.
Kreeftachtigen kunnen erg spectaculair zijn wat uiterlijk betreft, maar sommigen zijn juist erg onopvallend. Lange poten, korte poten, felle kleuren, doorzichtig, groot, klein, het komt allemaal voor.
Er zijn veel dieren die tot de kreeftachtigen behoren, terwijl de meeste mensen dit niet weten. De Gewone zeepok is hier een voorbeeld van. Deze kreeftachtige ligt op zijn rug in zijn 'vulkaantje' en wappert met zijn pootjes naar buiten om zo zwevende voedseldeeltjes op te vangen.
Gewone zeepok, in gesloten 'vulkaantjes' (Foto: Biopix.dk)