Seriatopora hystrix is een vrij snel groeiend koraal. Door die snelle groei zal je zien dat het middelste gedeelte van de kolonie wit wordt en eigenlijk afsterft omdat er onvoldoende licht aan kan. Goede reden dus om het koraal ineens in enkele stukken te breken.
Gebruikt materiaal :
· steksteentjes (best stukjes oud levend steen)
· schroevendraaiers van klein naar groot
· tweecomponenten pate (zoals Reefconstruct)
· een ruim bakje om de stekken in te leggen (voor en na het stekken)
· een tangetje met lange bek om de koralen te breken en er stekken van te maken
Hier een stapsgewijs overzicht.
Moederdier van waar we gaan stekken, van bovenaf het aquarium
Neem een aantal geschikte steentjes en maak in elk ervan een gaatje met behulp van een schroevendraaier. Draai een kleine schroevendraaier heen en weer op het steentje tot je een gaatje hebt van ongeveer 1 cm diep. De diameter van het gaatje is een fractie groter dan de diameter van de stek. Om het gaatje breder te maken, nemen we nadien een grotere schroevendraaier. Aangezien de meeste steentjes niet te hard zijn, lukt dit prima. Wel opletten dat je je niet verwondt als de schroevendraaier door het steentje schiet. Je hoeft niet te veel druk uit te oefenen. Deze methode is ook bruikbaar om een gaatje te maken in de vaste decor van de bak. Neem hiervoor de tijd, doe het rustig en druk niet te hard op de stenen zodat het decor overeind blijft.
Kneed een balletje tweecomponenten epoxylijm, liefst in de vorm zoals op de foto is aangegeven. We werken met zo min mogelijk epoxy (meestal is de grootte van een erwt voldoende). Druk de punt in het gaatje. Druk een stek in het gaatje en druk de epoxy langs de stek goed aan. Zet de stek dan onmiddellijk in de plastieken kom en maak ee volgende stek, daarna dadelijk de dieren in de bak zetten. De stek mag niet los zitten, anders herbeginnen.
De moederkolonie in een schaaltje met wat zeewater. Met het tangetje worden stukjes afgebroken.
Links : het overblijfsel van de S.hystrix welke enkele tientallen stekken opleverde.
Rechts : de kaalgeknipte S.hystrix enkele weken later. Om de roze kleur te behouden, dient de Seriatopora hystrix goed belicht te zijn en dient het water van een perfecte kwaliteit te zijn. Voldoende licht maar te veel nitraat (10 of meer) levert na verloop van tijd bruinere S.hystrix op.
Artikel van Freddy De Gendt en Bart van Delsen. Dit artikel verscheen reeds in "Het Zeeaquarium".
Het stekken van vlakke Montipora’s (de getoonde soort is mauve en heeft blauwe poliepjes).
Er is weinig materiaal nodig om de ‘operatie’ uit te voeren :
· steksteentjes (best stukjes oud levend steen)
· zeer stevig en grof schuurpapier (op linnen)
· secondenlijm (cyanoacrylaten)
· keukenrolpapier
· een ruim bakje om de stekken in te leggen (voor en na plakken)
· aangezien deze Montipora gemakkelijk met de hand kan gebroken worden, is een tangetje niet echt nodig.
Op de foto’s hieronder een beeldverslag waarin de handelingen stap voor stap aan bod komen.
Met een paar simpele handelingen worden een aantal kleine brokjes steen gemaakt waarvan één kant vlak geschuurd wordt om het stekje op te kunnen bevestigen.
De Montipora kan meestal gemakkelijk met de hand gebroken worden.
In een bakje met een beetje zeewater wordt het afgebroken stuk Montipora in nog kleinere stukjes gebroken. Het is niet persee nodig, maar de gedachte erachter is dat als een koraal aanslaat, het niet uitmaakt of het initieel stekje nu 3 of 6 cm was.
Op het steentje laten we een paar druppels secondenlijm alvast uitharden. Het stekje aan de onderzijde goed droog deppen. 1 enkel druppeltje secondenlijm volstaat. Laat de lijm even iets dikker worden door even te wachten of iets te blazen.
Druk de stek op de voorziene plaats van het steentje. Vermijd hierbij om de stek aan de bovenkant aan te raken, best enkel vastnemen aan de zijkanten. Plaats de stek in de kom en maak een volgende stek aan, daarna nmiddellijk de dieren in de bak zetten.
Artikel van Freddy De Gendt en Bart van Delsen. Dit artikel verscheen reeds in "Het Zeeaquarium".
Verdedigingssystemen.
Aangezien het merendeel van de steenkoralen sessiele (vastzittende) organismen zijn die niet kunnen wegvluchten, moesten ze in de loop der tijden alternatieve strategieën ontwikkelen om belagers te slim af te zijn. Bij belagers denkt men quasi automatisch aan 'echte' predatoren en parasieten… Wanneer het gaat om vastzittende organismen kan men dit zonder enige schroom uitbreiden naar andere koralen die in competitie liggen qua grondstoffen- (denken we vooral aan voedsel en licht) en ruimtebenutting. Om niet te ver af te wijken van het stekkenverhaal, beperken we ons tot dit laatste type belager. Steenkoralen gebruiken op de keper beschouwd slechts één typetactiek om zich te verdedigen: zelf in de aanval gaan...
In de aanval gaan betekent hier zo snel mogelijk groeien en/of rechtstreeks attaqueren. De directe aanval wordt in hoofdzaak gebruikt door de iets trager groeiende soorten en gebeurt voornamelijk via vechttentakels (sweeper tentacles) en in mindere mate door het uitscheiden van voor andere soorten groeiremmende of irriterende stoffen. Opmerkelijk hierbij is dat een specifieke soort slechts bepaalde andere soorten gaat aanvallen en vice versa, van selectieve verdraagzaamheid gesproken...
De snellere groeiers gaan eenvoudigweg trachten de ter hunner beschikking staande oppervlakte zo snel mogelijk te overgroeien. Deze snelgroeiende koralen zijn hoofdzakelijk de vertakkende soorten die, dankzij hun geëlongeerde (lees: ietwat uitgerekte) ruime en snelle groei, lichtbehoevende concurrenten overschaduwen en de naburige kolonies het eerste contact met voedselpartikels verhinderen. Zoals bij vele zaken, is té snel té veel willen niet altijd lonend: deze snelle en ongeremde drang naar het overgroeien van alles en nog wat leidt in vele gevallen tot hun eigen, meestal tijdelijke, ondergang: ze kunnen zodanig gaan woekeren en andere soorten wegconcurreren dat ze als het ware een groeiplaatsmonopolie verkrijgen en zichzelf extra kwetsbaar opstellen tegenover mogelijke predatoren en parasieten.
Deze komen dan terecht een 'a volonté-weideplaats', waar ze zonder noemenswaardige tegenstand of hindernis van de ene naar de andere kolonie kunnen overgaan en zich te goed doen aan hun favoriete kostje. Vermeldenswaardig is hier dan de kracht van de zachte koralen: deze worden bijna per definitie overgroeid door steenkoralen, maar hun eigen snelle groei en hun -voor de meeste predatoren- verschrikkelijk slechte smaak zorgen ervoor dat ze in geen tijd de aangetaste plaatsen in zo'n monocultuur gaan veroveren en op die manier terug voor diversifiëring en stabilisering van een rifgebied zorgen.
Voortplanting en vermeerdering
Zoals reeds aangehaald werd, kunnen de meeste koralen zich zowel seksueel als aseksueel vermenigvuldigen. Ongeveer driekwart van alle steenkoralen is hermafrodiet en kan dus zowel mannelijke als vrouwelijke gameten (voortplantingscellen) uitstoten, de bevruchting gebeurt dan in het water en de planktonische planulalarven zweven in het rond tot ze letterlijk tegen een geschikte groeiplaats geworpen worden. Sommige andere soorten broeden, na inwendige bevruchting, de planula's uit in een baarmoederachtige broedholte en produceren zo een kleiner aantal grotere en maar beter ontwikkelde planula's. Wanneer de larven op een goede standplaats terechtgekomen zijn ondergaan ze de metamorfose tot volwaardige poliep en beginnen ze, zoals hierboven beschreven, aan hun ongeremde skeletgroei.
Bij de aseksuele vermeerdering kunnen we strikt genomen niet spreken over voortplanting, aangezien de 'nakomelingen' genetisch identiek zijn aan het ouderdier. De term 'kloon' is hier dan wel weer op zijn plaats, het gaat hem namelijk om een echte kopij van het ouderdier. Vaak komt het er eigenlijk op neer dat een (groepje) poliep(en) gevormd wordt die op de één of andere manier loskomt van het moederdier en zo voor uitbreiding zorgt. Dit mechanisme wordt meestal in gang gestoken wanneer de moederkolonie een bepaalde kritische grootte bereikt en zich deelt.
Al deze kort besproken mechanismen en mogelijkheden tonen een ander evolutief voordeel en sterkte aan bij de koralen: ze hebben -indien men een gezond milieu veronderstelt- een zeer sterk fysisch incasseringsvermogen. Storm, springtij en andere types van 'ruis' kunnen wat eens een stabiel biotoop was letterlijk hals over kop overhoop werpen. Het komt er dan voor de diertjes op aan zo snel mogelijk vanuit het puin nieuwe stevige kolonies te vormen... Dit lukt hen voornamelijk door hun zoöxanthellen (en hun invloed op de calcificatie), in combinatie met de fysieke opbouw van steenkoralen: ze zijn eigenlijk niet meer dan een levend vlies over een dood substraat, hun skelet... dit zorgt er dan theoretisch gezien voor dat elke ongeschonden volwaardig vastzittende poliep -de calyx is onontbeerlijk- voor een nieuwe kolonie zou kunnen zorgen... van een potentieel gesproken...
Waarom is dit dood skelet nu een belangrijk en doorslaggevend element? Moest het skelet een levend weefsel zijn, dan zou dit bij beschadiging ook hersteld moeten worden, wat extra energie en organisatie vergt en dus de herstel -lees 'stek'- mogelijkheden sterk zou verminderen. Dit alles komt uitermate van pas in het stekverhaal. Eigenlijk komt het doordacht stekken erop neer dat men op een gecontroleerde wijze gebruik maakt van de overlevingsstrategie van onze koralen: het knippen van voldoende grote stukken is als een fluwelen storm die het koraal gericht uitdunt en het behoedt voor selfshading en zichzelf 'doodgroeien'. Dit is volledig vergelijkbaar met uitdunnen en snoeien van bijvoorbeeld fruitbomen. De bekomen 'brokstukken' worden in de meest ideale positie geplaatst op steksteentjes die op hun beurt van voldoende licht, waterbeweging en een goede stabiele waterkwaliteit voorzien worden... succesvolle uitgroei gegarandeerd.
Slotbemerkingen over het vermeerderen van koralen in onze aquaria.
We kunnen besluiten dat gericht en doordacht stekken door ervaren (nu ja, wanneer is iemand ervaren?) en integer aquarianen een goede en gezonde stimulans is voor de duurzame beoefening van een mooie en interessante hobby die soms verkeerdelijk in een negatief daglicht wordt gesteld.
Foto: freddy De Gendt.
Het stekken van onze koralen komt over het algemeen iedereen ten goede, ook de lokale handelaars, want het is in de eerste plaats een voldoening gevende beloning voor iedere aquariaan die in zijn of haar systeem bepaalde soorten kan vermeerderen, maar het vormt ook een stimulans, een motivatie en een uitdaging om de hobby te blijven uitoefenen, om zichzelf te blijven verdiepen in deze of gene soort en om te blijven investeren in nieuwe ontwikkelingen... dit alles werkt vanzelfsprekend de continuïteit in de hand.
Volledig 'selfsupporting' in koralen worden we waarschijnlijk nooit: op een dag zullen we misschien wel technisch in de mogelijkheid verkeren om de wildvang en import van (de iets gemenere) koralen te stoppen, maar of dit zo wenselijk is? Indien we volledig zelfbedruipend zouden worden, gaan we theoretisch gezien enkel omgaan met klonen van steeds dezelfde exemplaren, wat voor verarming van de beschikbare genenpoel zou zorgen. Wanneer er zich om de een of andere reden omstandigheden voordoen waarbij nu net die genetische eigenschappen nadelig zouden blijken of extra gevoelig zouden zijn, kan dat in principe resulteren in een volledige ramp voor het aquaristiek koralenbestand. Dit is volledig te vergelijken een monopoliesituatie van één soort die plots een parasieteninvasie krijgt te verwerken.
Foto: freddy De Gendt.
Door zelf te stekken werken we natuurlijk in beperkte mate mee aan het behoud en de bescherming van de natuur, maar men moet zich soms willen afvragen: "Ten koste van wat?". Een verantwoorde en doordachte exploitatie in de landen van herkomst kan de motor vormen van een gezonde industrie die een niet onbelangrijke bijdrage levert in de lokale ontwikkeling en de plaatselijke economie mee laat draaien zonder het zwaard van Damokles voor de koraalriffen, inheemse bevolking en onze hobby te zijn. Zoals steeds is er in zulke discussies geen eenduidig antwoord voorhanden, maar kan er enkel gepleit worden voor de rede en een intelligent compromis.
Wat men wél onverwijld kan stellen is dat de komende jaren echt boeiend beloven te worden: de technische innovaties staan niet stil, algemeen wetenschappelijk onderzoek begint meer en meer op een serieuze manier het domein van de aquaristiek aan te doen en de biologische, chemische, biochemische en fysische kennis wordt steeds uitgebreider en gedetailleerder. Het einde is gelukkiglijk nog lang niet in zicht en dit alles laat raden dat deze hobby zelf in de komende jaren nog veel aan het licht zal brengen.
Een helpende hand bij het stekken ?
Foto: freddy De Gendt. Zeeëgel Tripneustes
Artikel van Freddy De Gendt en Bart van Delsen. Dit artikel verscheen reeds in "Het Zeeaquarium".
Zijn we kwekers of brekers?
De achterliggende ideeën en beweegredenen van het waarom van het stekken in onze hobby werden reeds eerder aangehaald, alsook een aantal basistechnieken voor het werken met steenkoralen. Wanneer er gesproken wordt over koralen en het vermenigvuldigen ervan, gaat men in 99 % van de gevallen uit van een ongeslachtelijke vermenigvuldiging. Termen als 'afleggers', 'stekken', 'uitlopers', 'knopvorming' (budding), 'poliepballen'… worden al te vaak zonder er echt bij na te denken in de mond genomen in de context van het kweken van deze organismen. Is hierover uitweiden muggenzifterij? Voor sommigen misschien wel, maar men moet er rekening mee houden dat men, wanneer men zelf meehelpt bij het vermenigvuldigen van de koralen, eigenlijk technieken gebruikt die vanzelfsprekend zijn bij planten, maar niet bij dieren! Tussen al het knippen, vastzetten, snoeien en verplaatsen door, verliest men wel 's uit het oog dat we te maken hebben met dierlijke organismen die over een aantal mechanismen beschikken waardoor ze zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk (ook vegetatief genoemd, op 'plantaardige' wijze dus) kunnen vermeerderen.
Foto Pas gestekte Acropora formosa, Freddy De Gendt.
Het is de bedoeling om verder enkele stekkenplannen te tonen. Dit alles wordt gegeneraliseerd naar o.a. vertakkende steenkoralen toe, met Acropora formosa als één van de voorbeeldorganismen, om als leidraad te dienen voor een experimentje, maar ook om eens na te denken waarom 'stekken' nu eenmaal mogelijk zou kunnen zijn. Daartoe wordt vooreerst de aandacht gericht op enkele karakteristieke eigenschappen van de 'gemiddelde' steenkoralen en wordt op deze manier getracht voldoende achtergrondinformatie mee te geven om zo mogelijks inzicht te verwerven in het hoe en waarom van het stekken.
Wat is een (steen)koraal?
Van Daele (11de herziene druk) definieert 'Koraal' als "De tot een geheel vergroeide skeletten van vele kolonievormende bloempoliepen (Anthozoa of Hydrosdae, afd. der holtedieren) die zowel in hun lichaam als in hun tussenschotten kalk afzetten" en 'Steenkoraal' als "Steenvormend koraal; kolonievormende koraaldieren die de koraalriffen opbouwen". Voor de meesten is het duidelijk dat deze omschrijving sterk veralgemenend is en verre van 100 % correct: er wordt geen verschil gemaakt tussen rifbouwende (hermatypische) en niet-rifbouwende (ahermatypische) steenkoralen... terwijl een meerderheid van de liefhebbers beiden zeer goed weet uiteen te houden. Zo zijn er benaderingen legio.
Daarom wordt in dit deel de algemene biologische opbouw van steenkoralen besproken, zodat de lezer vanuit een uniforme basisinfo de gedachtengang kan volgen en mee-redeneren. Hou er rekening mee dat in de biologie vaak maar 1 echte regel geldt: op elke regel/veralgemening zijn uitzonderingen mogelijk en hoe rudimentairder de ontwikkeling van een organisme, hoe meer uitzonderingen mogelijk.
tekening: Bart Van Delsen
Koraalpoliepen hebben twee typische kenmerken: een gastrovasculaire holte met één opening en een tentakelring die de mondschijf omvat. Die opening wordt gemakshalve de mond genoemd, maar naast voedselopname gebeuren er ook nog andere zaken zoals het uitscheiden van sommige afvalproducten… dit is dus zowel een orale als anale functie. De tentakels omringen de mondschijf (oral disk) en dienen onder andere voor het vangen en opnemen van voedsel, maar ook om puin van de mond weg te halen én als defensiemechanisme. In de meeste gevallen komen de poliepen tevoorschijn uit een weefselmat die het coenosarc genoemd wordt. Kortom, de macroscopische opbouw van een poliep is dus vrij eenvoudig: een lichaamsholte omsloten met een multifunctionele 'mondopening' en daarenboven een tentakelkroon, waarbij het geheel komt piepen uit een minder gedifferentieerd weefsel.
tekening Bart Van Delsen
Alle neteldieren zijn gekenmerkt door één uniek type van cel: de cnidocyte of netelcel, daar danken ze dan ook hun naamgeving aan. Deze cellen bevinden zich hoofdzakelijk verspreid in de tentakels -met grotere concentraties aan de tippen- en bestaan uit een trilhaartje (cnidocile) die bij aanraking de nematocyst (soort harpoenstructuur) laat afvuren door een opening (operculum). Dit is uniek in het dierenrijk: vandaar de benaming Cnidaria of neteldieren.
Een grote groep Cnidaria bevat zoöxanthellen, de gekende microalgen (dinoflagellaten) die binnenin de gastrodermale cellen in symbiose leven. Symbiose betekent eigenlijk een toestand van samenleven (uitwendig of inwendig) waarbij beide partners hieruit hun voordeel halen: het koraal voorziet de algen van een ideaal milieu voor de fotosynthese, terwijl de algen zuurstof produceren, afvalstoffen verwijderen en het koraal voorzien van een gans scala organische verbindingen die door de waard gebruikt worden in biochemische processen zoals proteïnen-, vetten-, koolhydraten- en calciumcarbonaatsynthese.
De uitwisseling van fotosyntheseproducten en koraalmetabolieten is de sleutel tot het succes van de wonderbaarlijke biologische productiviteit en rifbouwende karakter van vele koralen: metingen hebben aangetoond dat de calcificatiesnelheid - dit is de koraalgroei uitgedrukt in de hoeveelheid vastgelegd calciumcarbonaat per tijdseenheid - kan verdubbelen op zonnige dagen (de andere beïnvloedende factoren zoals pH, buffer, calcium- en magnesium concentraties worden als invariabel verondersteld); daarnaast weet men dat meer dan 90 % van het organische materiaal afkomstig van de fotosynthese overgebracht wordt naar het weefsel van het gastheerkoraal. Uit deze waarnemingen kan men de doorslaggevende rol van de zoöxanthellen op de skeletgroei afleiden.
Skeletgroei.
De productie van het skelet gebeurt enkel in het basale deel van de poliepen, dus niet in het verbindingsweefsel (coenosarc). Deze groei gebeurt meestal in een vaste sequentie: eerst wordt een soort kelk geproduceerd (de calyx), waarin de poliep zich kan verschuilen bij gevaar of stress. Rondom de kelk, die in de basale plaat ligt, worden dan de buitenwanden of theca afgescheiden. Ter versteviging hiervan worden dwarse lamellen of (sclero)septa gebouwd die de weke delen voorzien van een extra verdediging, structurele integriteit en een grotere oppervlakte. Dit alles wordt radiaalsgewijs vanuit het center van de basale plaat naar buiten toe afgezet.
Gedurende de groei zal de poliep iets boven de voorgaande basale plaat een nieuwe vormen en zo een 'etage' verder bouwen: zo wordt een microscopische kamer gemaakt en dit zorgt dan voor de lengtegroei. De calyxen zelf zorgen voor een horizontale groei: er schuift als het ware kalk langs de buitenranden naar beneden om zo voor een horizontale verbinding onder het coenosarc door te zorgen. Eigenlijk komt het er dus op neer dat het levende organisme een dood skelet omsluit, wat bijvoorbeeld bij ons niet het geval is: het bot is een doorbloed levend weefsel.
Foto: Freddy De Gendt.
Rifbouwende of hermatypische koralen vertonen een waaier aan verschijningsvormen. Om door het bos de bomen te zien worden ze nogal vaak geklasseerd in een tiental hoofdvormen:
Bij vertakkende koralen (branching corals) vertakken de takken zich steeds opnieuw.
Digitale of vingerkoralen (digitate corals) zijn vingervormig zonder secundaire vertakkingen.
Tafelkoralen (table corals) hebben een plaatvormig uitzicht en zijn opgebouwd uit 'versmolten' takken.
Elandkoraal (elkhorn coral) heeft grote, afgeplatte takken.
Blad/plaatvormige koralen (foliose corals) zijn gekenmerkt door brede, plaatachtige takken die verticaal op het basissubstraat staan (bvb Pavona cactus)
Foto: Freddy De Gendt.(Pavona cactus)
Bedekkende koralen (encrusting corals) vormen een dunne laag op het substraat.
Submassive koralen (submassive corals) vertonen buizen, knoppen of kegels die oprijzen uit een bedekkende ondergroei.
Massieve koralen (massive corals) zijn bol- of keivormig.
Paddenstoelkoralen (mushroom corals) hebben een paddenstoelvorm.
Bekerkoralen (cup corals) zijn eierdop- of bekervormig.
Freddy De Gendt - Bart Van Delsen.
Dit artikel verscheen reeds in "Het Zeeaquarium".