Portaalsite voor de échte zeeaquariaan

Zoeken op de site

Dieren

Pygmee Gobies

Pygmee Gobies

Tekst: Germain Leys   Foto’s: Patrick Scholberg tenzij anders vermeld

Je moet niet altijd groot zijn om mooi te zijn, of om gelukkig te zijn, of om succesvol te zijn! Toon Hermans zou kunnen gezegd hebben: “Wie in het kleine het grootse niet ziet, die snapt het hele liedje niet!”

Als je op het rif aan het duiken bent dan moet je zeer goed kijken om er te zien. Toch zijn ze er, met vele honderden houden ze u scherp in het oog, quasi onzichtbaar rustend op een stuk koraal, een gorgoon of een spons. Bij de minste onraad of een verkeerde beweging van de duiker schieten ze pijlsnel weg in de decoratie van het rif. In het aquarium is het net zo. Je moet al enkele minuten stil zitten voor de ruit vooraleer je ze kunt opmerken. En dat is nou net het boeiende aan deze visjes. Ze geven hun kleurenpracht pas zichtbaar als je er een beetje moeite voor doet!

 
  Cryptocentyrus cinctus, na geslachtsverandering wordt hij helemaal grijs.

Omdat er talloze grondelsoorten zijn die opvallen door hun bijzonder kleine omvang, worden ze met de term ‘pygmee’ aangeduid. Dat is geen algemeen aanvaarde term en de grootte van een pygmee-gobie werd niet conventioneel vastgelegd. Ik stel dus voor om het in deze bijdrage enkel te hebben over de gobies die niet groter dan vijf centimeter worden. Op die manier zijn ze uitzonderlijk geschikt voor het nano-aquarium.

Omdat ze klein zijn, kunnen grondels ook snel van het toneel verdwijnen, omdat ze in elk gat of spleet passen, of zelfs in de uitlaat van een spons, de inlaat van een gigantische schelp of de spijsverteringsholte van een zeekomkommer.
Bovendien kunnen de reactietijden van kleinere vissen verbazingwekkend zijn, omdat ze constant waakzaam moeten zijn om te voorkomen dat ze worden opgepikt door roofdieren.
Maar klein zijn heeft ook zijn nadelen, zoals de dwerggrondels duidelijk laten zien want hun levensduur is soms erg kort. Doktersvissen leven gemiddeld 20 jaar, maar veel dwerggrondels leven slechts twee tot vijf jaar. Enkele van de kleinste grondels blijken slechts 60 dagen te leven, zich voort te planten en te sterven. En dat maakt elke dag van hun leven bijzonder waardevol, des te meer reden voor ons om ze zorgvuldig en liefdevol in het aquarium te houden. Omdat je niet weet hoe oud de vis is die je aankoopt, is het soms moeilijk om zijn totale levensduur te bepalen. Je zou de levensduur met enkele maanden kunnen verlengen door het zoutgehalte te verminderen naar bijvoorbeeld 1.021 promille zodat het hart en de nieren van de gobies minder belast worden.


  Vanderhorstia flavilineata, een goed voorbeeld van een visje dat je niet van het eerste zicht zult ontdekken!

De soorten die hier worden besproken hebben weinig gemeen met de zoetwater “dwerggrondels” van de onderfamilie GOBIONELLINAE. Om het aantal dwerggrondels die in dit artikel worden besproken te beperken, heb ik mij geconcentreerd op die soorten die zowel geschikt zijn voor het nano-rifaquarium en die worden geïmporteerd voor de aquariumhobby, zij het soms zelden.

De grondelfamilie (GOBIIDAE) bevat meer dan 2.000 soorten in ongeveer 210 genera, en omvat vissen met een variatie in anatomie, habitat en gedrag dat zelden wordt gezien in andere families. Traditioneel heeft de systematiek zes onderfamilies (bijvoorbeeld de echte grondels, onderfamilie GOBIINAE) en talrijke genera (bijvoorbeeld de koraalgrondels, genus Gobiodon) om die soorten die min of meer op elkaar lijken te groeperen. Maar de familie GOBIIDAE is een taxonomische benaming voor de grootste familie vissen, gekozen uit noodzaak om een soort uniforme aanduiding te creëren voor een groep vissen die ongeveer evenveel gemeen hebben als katten en honden.
Die vergelijking is geenszins ongepast: de familie GOBIIDAE is, in strijd met het taxonomische ideaal, niet monophyletisch. Met andere woorden, ze stammen niet af van één gemeenschappelijke voorouder. De familie is te vergelijken met een boom met meerdere stammen, of zelfs met een aantal bomen met aparte wortels en takken.
De meeste grondels leven in de zee, maar er zijn ook brak- en zoetwatersoorten en sommige migreren tussen zoet en zout water. Het is dan ook geen wonder dat de systematiek van de grondels een onderwerp is van voortdurend zoölogisch debat.

Anatomie
Het is natuurlijk onmogelijk om in het algemeen over de anatomie van zo’n heterogene groep uit te weiden, maar er zijn niettemin een aantal typische kenmerken die bij de meeste soorten voorkomen. Ten eerste missen veel grondels een zwemblaas, een orgaan dat overbodig zou zijn bij soorten die sterk substraat georiënteerd zijn, maar we vinden ook zwemblazen in een aantal dwerggrondels die actieve zwemmers zijn.
Een ander typisch kenmerk van alle kleine grondels zijn de kleine, ronde vinnen die meer dienen voor navigatie dan voor krachtige voortstuwing, evenals het bezit van buikvinnen die zijn samengesmolten tot een soort “vin-voet” (bij Stonogobiops en Gobiodon, bijvoorbeeld) die is handig voor ondersteuning op de ondergrond.
Afhankelijk van hun manier van leven, hebben de meeste dwerggrondels hun ogen min of meer boven op het hoofd geplaatst, waardoor deze substraatbewoners beter kunnen zien welke aanvaller van bovenaf nadert. De lichaamsvorm is variabel afhankelijk van de vereiste zwemvaardigheid, en varieert van elliptisch en hoge rug (Gobiodon) tot een perfecte torpedovorm (Tryssogobius).
De ronde bek bij dwerggrondels is geoptimaliseerd voor het vangen van zoöplankton; de grootte varieert van klein (Aioliops) tot verrassend groot (Stonogobiops), afhankelijk van het gewenste planktontype.


 Signigobius biocellatus, zij vereisen een fijne zandbodem

Leefomgeving
Overal op en rond het koraalrif komen pygmee-grondels voor. Bryaninops, Eviota, Gobiodon, Trimma en anderen leven op en tussen gorgonen, steenkoralen, zachte koralen en anemonen. Stonogobiops-soorten en Lotilia graciliosa, komen voornamelijk voor op zandbodems. Elacatinus-dwerggrondels worden zowel op verschillende gastheerdieren (van sponzen tot zee-egels) als op blootgestelde delen van de rifstructuur gevonden, waar ze als reinigingsstations fungeren.
Ze worden gevonden in zeer ondiep water (Eviota) tot vrij aanzienlijke diepten (80 m, Tryssogobius colini).


  Elacatinus multifasciatus en Stonogobiops yasha

Voortplanting
De meeste dwerggrondels zijn paarvormende substraat-broeders die hun eieren vastmaken aan een oppervlak zoals rifrots en ze bewaken totdat ze uitkomen (zoals de Amphiprion-soorten). Zonder uitzondering komen de eieren van alle soorten na een paar dagen uit tot hulpeloze larven die in de stroming wegdrijven als plankton en verder groeien zonder enige ouderlijke zorg. De meesten worden opgegeten of worden het slachtoffer van de elementen voordat ze de metamorfose tot de volwassen vis kunnen afronden.

Een interessant aspect van de reproductie van dwerggrondels is geslachtsverandering. Met name protogyne geslachtsverandering (van vrouw naar man, bijvoorbeeld bij de Coryphopterus personatus is dit wetenschappelijk goed gedocumenteerd. Maar het is mogelijk dat er ook dwerggrondels zijn die protandrisch (van mannelijk naar vrouwelijk) of zelfs in beide richtingen van geslacht kunnen veranderen, zoals gesuggereerd door onderzoek op Paragobiodon-soorten.
Diverse Elacatinus-soorten en Coryphopterus personatus, zijn al gekweekt in het aquarium. Terwijl de eerste nu commercieel worden gekweekt voor de aquariumhandel.
Sommige soorten (Elacatinus multifasciatus, E. oceanops, E. puncticulatus) zijn regelmatig beschikbaar als in gevangenschap gefokte dieren, maar de kweek van alle andere soorten staat nog in de kinderschoenen. Oceans, Reefs & Aquariums in Fort Pierce, Florida, pionier in het kweken van grondels, heeft momenteel zes soorten Elacatinus in commerciële productie.


  Het genus Amblyeleotris bevat mooie soorten, maar komen in dit artikel niet aan bod wegens net iets te groot. Boven A randalli, onder A. wheeleri

Bij gobies kan verhoudingsgewijs tot hun formaat wel een ongemeen hevige rivaliteit en territoriumdrift voorkomen Dit kan vermeden worden door visuele obstakels in de vorm van koralen en/of rotsformaties te voorzien. Bij een aantal soorten is deze agressie periodiek, in de paartijd zoeken tegengestelde geslachten elkaar op en de rest van de tijd mijden ze elkaar waarbij voedselnijd heel vaak de mate van agressie mee bepaalt.
Sommige soorten zijn veel onverdraagzamer voor soortgenoten, zelfs als die van het andere geslacht zijn, ik denk dan aan Trigobius multifasciatus, Gobiodon okinawae...
Om de rivaliteit verder te beperken is het aan te raden om te werken met plateau’s of nissen en hen veel schuilplaatsen tussen rotsen en koralen aan te bieden.
Ik denk dan specifiek aan koraalplaten of Real Reef Rock platen die op ringetjes van PVC geplaatst worden zodat er onder de opbouw ook heel veel schuilplaatsen voorhanden zijn zodat je lekker veel gobies in je aquarium kunt plaatsen. Verder zorgt deze constructie er ook voor dat je een zeer goede rifspoeling verkrijgt waardoor je detritus-ophoping reduceert en je waterwaarden positief evolueren.

 
  Eviota fasciola                                                                                                                                        Gobiodon acicularis

We gaan een twaalftal genera nader bekijken. Ze zijn vrij algemeen in de aquariumhandel verkrijgbaar tegen een betaalbare prijs.

Genus Aioliops Rennis & Hoese, 1987
Van de vier soorten van het geslacht Aioliops is de dwergpijlvis, A. megastigma, het meest interessant voor aquarianen en de enige soort die wordt geïmporteerd als aquariumvis, zij het zelden. Deze zeer slanke grondel wordt ongeveer twee centimeter en verdient echt de naam pygmee-grondel, maar verschilt radicaal van de meeste andere leden van de groep op basis van zijn ecologie. In het bijzonder brengen deze vissen hun leven niet rustend op het substraat door, maar zwemmen ze in het open water boven en op enige afstand van grote steenkoralen, waarnaar ze vluchten als er gevaar dreigt. Ze voeden zich met het beste pelagische zoöplankton en zijn zo efficiënt in het verkrijgen van hun voedsel dat het moeilijk kan zijn om ze in het aquarium te houden. Omdat hun constante beweging zoveel energie kost, moet zo’n kleine grondel continu eten om uithongering te voorkomen. De noodzakelijke zware voeding kan problemen veroorzaken in het beperkte watervolume in een nano-rifaquarium.

Verzorging:
Afmetingen aquarium: 15 liter en meer.
Voedsel: Zeer fijn diepvriesvoer en plankton (bijvoorbeeld kreefteneitjes, tijger-copepods (Tigriopus californicus), Cyclop-eeze).
Moeilijkheidsgraad: hoog.
Tips voor onderhoud: Moet in kleine groepen worden bewaard; voer zo vaak mogelijk kleine porties, minimaal driemaal daags.


  Koumansetta rainfordi, ze zijn niet duur en worden hooguit 5 cm.

Genus Bryaninops Smith, 1959
Zonder uitzondering zijn de 16 soorten van het genus Bryaninops echte dwergen van 1,5 tot 4 cm, en hun ecologie is typerend voor alle koraalgrondels. In bijna geen enkel ander genus is de relatie met koralen als gastheren zo dichtbij. Deze kleine grondels leven ofwel in gorgonen (in het geval van Bryaninops amplus of B. yongei, bijvoorbeeld), of (bijvoorbeeld in Bryaninops natans) leven samen met grote exemplaren van SPS-steenkoralen, meestal die van het genus Acropora, waarboven ze zweven om plankton te vangen. Bij dreigend gevaar verdwijnen ze razendsnel tussen de koraaltakken.
Terwijl de leden van het genus, die in steenkoralen leven, actieve zwemmers zijn, zijn degenen die gorgonen bewonen erg passief en zitten gewoon rustig op een tak, en gebruiken hun camouflage om onopgemerkt te blijven.

Alle Bryaninops zijn min of meer transparant, en een langwerpige grondel die zich strak tegen de tak van een gorgoon nestelt, gaat bijna volledig over in het substraat om onzichtbaar te worden. De vrij zwemmende soorten zijn ook goed gecamoufleerd dankzij hun doorschijnende, vaak zeer lichtgekleurde lichamen. De kleine streepjes, die in grote groepen boven de koralen zwemmen en dansen in het zonlicht van het ondiepe water, worden waarschijnlijk niet herkend als een waardige prooi door veel roofdieren, maar eerder als iets totaal anders.

 
   Gobiodon ceramensis                                                                                                            Gobiodon okinawae

Er is natuurlijk geen vis die niet in een groot aquarium kan worden gehouden, er zijn immers geen beperkende glasplaten in de zee en op de riffen. Als een groot rifaquarium zo kan worden ontworpen dat kleine dwerggrondels niet worden opgegeten door grotere bewoners en ook niet worden ‘opgeslokt’ door apparatuur (overlopen, sifons, pompen), dan kunnen ze het heel goed doen in een dergelijke kunstmatige biotoop.
Het is wel zo dat de trotse eigenaar van zijn nogal timide visjes hen regelmatig kan zien en hun gedrag alleen zal kunnen bestuderen als ze in een vrij klein aquarium worden gehouden. Er zijn ook praktische redenen om deze vissen in kleine aquaria onder te brengen. Het voederen van de veeleisende soorten kan gerichter, met minder inspanning en dus efficiënter worden uitgevoerd.
Een “klassiek” nano-rifaquarium van ongeveer 15 tot 30 liter is geschikt voor één paar van één enkele geschikte soort.
Iedereen die zou willen proberen om groepjes te houden - erg interessant met bijvoorbeeld Eviota of Coryphopterus, zou er goed aan doen om een grotere nano te gebruiken van ongeveer 60 tot 110 L. In een aquarium van deze omvang kunnen meerdere paren van verschillende soorten worden ondergebracht

Verzorging
Afmetingen aquarium: 20 liter en meer.
Voedsel: Zeer fijne diepvriesproducten en plankton (bijvoorbeeld kreefteneitjes, tijger copepoden (Tigriopus californicus), Cyclop-eeze.
Moeilijkheidsgraad: hoog.
Tips voor onderhoud: Moet altijd samen met koralen worden gehouden, passend bij de soort. Voer zo vaak mogelijk kleine porties, minimaal driemaal daags.


  Gobiodon okinawae

Genus Coryphopterus Gill, 1863
Alle 14 soorten van het momenteel bekende genus Coryphopterus zijn afkomstig uit de Atlantische Oceaan. Deze vissen zijn tot 4 cm lang en zijn niet zo actief als de “echte” zwemmende grondels (bijvoorbeeld Aioliops of Tryssogobius) en ook niet zo sterk substraatgericht als bijvoorbeeld Trimma-soorten; in plaats daarvan zwemmen ze afwisselend dicht bij het rif om plankton te vangen en nestelen ze zich op koralen om uit te rusten. Het zijn voornamelijk de twee Caribische soorten, de pepermunt gobie, C. lipernes, en de gemaskerde gobie, C. personatus, die belangrijk zijn voor de aquariumhobby. Ze zijn erg ongecompliceerd in hun onderhoud, maar worden verrassend zelden geïmporteerd.

Verzorging
Afmetingen aquarium: 20 liter en meer.
Voedsel: Fijn bevroren voedsel. Volwassen dieren zullen ook grotere stukjes eten.
Moeilijkheidsgraad: Laag.
Tips voor onderhoud: Houd ze in paren of kleine groepen in een aquarium van 60 liter of meer.

Genus Discordipinna Hoese & Fourmanoir, 1978
Het genus Discordipinna heeft grote bekendheid gekregen in de hobby, maar het heeft systematisch weinig te bieden, aangezien het slechts twee soorten bevat, D. griessingeri en de in 2012 beschreven D. filamentosa. Ze staan bekend als een van de meest gewilde aquariumvissen in het nano-rifaquarium, hoewel ze ook een van de meest verlegen zijn. Daarom is het geen wonder dat maar weinig duikers bekend zijn met deze gobies in zijn natuurlijke habitat, hoewel de verspreiding ervan de gehele Indo-Pacific omvat. Men kan dus aannemen dat deze kleine, extreem slanke grondels, die slechts ongeveer 3 cm groot zijn, zeker niet zeldzaam zijn.

Verzorging
Afmetingen aquarium: 15 liter en meer.
Voedsel: Zeer fijn, indien mogelijk levend voer (bijvoorbeeld tijger-copepods (Tigriopus californicus), Moina salina, Artemia nauplii, Cyclop-eeze); sommige volwassenen zullen wat grotere diepvriesproducten eten.
Moeilijkheidsgraad: gemiddeld.
Tips voor onderhoud: Zeer schuchtere vissen die zich zelden laten zien; in paren of in kleine groepen houden in een aquarium van 25 liter of meer.


  Stonogobiops nematodes. Hoeveel exemplaren zie jij op deze foto?

Genus Elacatinus Jordan, 1904


  Elacatinus louisae

De neongrondels van het genus Elacatinus behoren tot de meest interessante van de dwerggrondels. De 33 soorten die momenteel worden beschreven, omvatten zowel poetsgrondels (bijvoorbeeld de neongobie Elacatinus evelynae en de blauwe poetsgrondel E. oceanops) als soorten die commensale relaties hebben (die aan dezelfde tafel eten) met andere rifbewoners, bijvoorbeeld zee-egels, zoals de groenbandgobie E. multifasciatus (die in 2017 in het genus Tigrigobius werd ondergebracht) of sponzen, zoals E. lori. Andere soorten zoals de E. puncticulatus, leven losjes samen met koralen.
In het verleden werden de meeste Elacatinus-soorten toegewezen aan het genus Gobiosoma, waaruit ze geleidelijk werden verwijderd. Maar het is onjuist om Gobiosoma gewoon te beschouwen als een verouderde naam of een synoniem voor het hele genus Elacatinus, hoewel deze fout wijdverbreid is. Het resterend gedeelte van het genus Gobiosoma werd in 2014 ondergebracht bij het genus Saurogobio, maar ze zijn niet bijzonder relevant voor de aquariumhobby.
Anatomisch gezien worden Elacatinus-grondels gekenmerkt door een zeer gestroomlijnde lichaamsvorm met kleine vinnen die strak tegen het lichaam worden gedragen. De poetsgrondels van het genus zijn in ieder geval over het algemeen goede zwemmers, een vaardigheid die minder uitgesproken is bij de meer substraatgerichte soorten.
Er kunnen twee basistypen van kleuring worden onderscheiden. De poetsgrondels vertonen allemaal een bijna uniform longitudinaal streeppatroon dat zich uitstrekt over de lengte van het lichaam en altijd bestaat uit blauwe, gele of witte banden op een donkere achtergrond, het typische gewaad van een poetsvis, met andere woorden, vergelijkbaar met die bij lipvissen en garnalen. De niet poetsende soorten vertonen een wat meer variabel, soms erg opzichtig kleurpatroon. Opvallend aan deze groep is een zich herhalend patroon van dwarsbanden. Bij sommige soorten, bijvoorbeeld de groenbandgobie, E. multifasciatus, (die zoals reeds gezegd thans in het genus Tigrigobius werd ondergebracht) die soms op zee-egels leeft, kan dit worden geïnterpreteerd als een camouflagepatroon dat de vis onzichtbaar maakt tegen een achtergrond van lange stekels. Maar het komt ook voor bij E. dilepis, die samen leeft met koralen en sponzen.

Verzorging
Afmetingen aquarium: 20 liter of meer.
Voedsel: verschillende soorten diepvries- en droogvoer, inclusief grotere soorten voor volwassenen.
Moeilijkheidsgraad: Laag.
Tips voor onderhoud: Als koppel te houden als compatibele exemplaren kunnen worden verkregen; de niet poetsende soorten, zoals E. dilepis, Tigrigobius multifasciatus en E. puncticulatus, zijn het meest geschikt voor onderhoud in het nano-aquarium.


  Stonogobiops yasha

Genus Eviota Jenkins, 1903
Vaak in één adem genoemd met het genus Trimma, zijn de 120 soorten van het genus Eviota precies het soort vissen dat in je opkomt als de term “pygmee gobies” wordt gebruikt. In hun natuurlijk leefgebied, de koraalriffen van de Indo-Pacific, leven deze kleine wezens nauw samen met steenkoralen, waarboven ze zwemmen om plankton te vangen, zodat ze zich bij dreigend gevaar onmiddellijk kunnen terugtrekken in de beschutting van de takken of poliepen.

In feite zijn slechts twee van de 120 soorten, de tweestreep pygmee gobie, Eviota bifasciata, en de neon pygmee gobie, Eviota pellucida, relevant voor de aquariumhobby. De fantastische blackbelly gobie, E. nigriventris, met zijn lila en zwarte kleur, wordt weinig geïmporteerd.
Vanwege hun zeer kleine formaat, slechts ongeveer 2 cm, zijn paren Eviota-grondels populair als bewoners van nano-rifaquaria, waar ze het goed doen, mits ze voldoende voedsel krijgen. Het is niet altijd gemakkelijk om onbekende soorten van dit geslacht te onderscheiden van de anatomisch zeer vergelijkbare Trimma grondels. Een nuttig onderscheidend karakter zijn de ogen, die iets verder uit elkaar staan en niet zo hoog op het hoofd als bij Eviota-soorten.

Verzorging
Afmetingen aquarium: 15 liter en meer.
Voedsel: Fijn bevroren en droog voedsel.
Moeilijkheidsgraad: gemiddeld.
Tips voor onderhoud: In paren of groepen houden in aquaria van 60 liter of meer.


  Trimma benjamini

 
  Trimma Caesiura foto JOSF                                                                                             Trimma cana Foto JOSF live, Widi, Halmahera, Maluku, Indonesia (MVE) 

Genera Gobiodon Bleeker, 1856 en Paragobiodon Bleeker, 1873

De 27 soorten van het genus Gobiodon en de 7 soorten van het genus Paragobiodon staan gezamenlijk bekend als koraalgrondels. Ze verstoppen zich niet alleen tussen de takken van koralen als er gevaar dreigt, zoals andere dwerggrondels, maar brengen hun hele leven door op steenkoralen, bij voorkeur die van het genus Acropora. Het zijn slechte zwemmers - ze hebben geen zwemblaas - en kunnen niet overleven zonder hun gastkoraal, althans niet in hun natuurlijk leefgebied. Hoewel ze allemaal praktisch dezelfde lichaamsvorm hebben en een vergelijkbare grootte hebben (2 tot 4 cm), vertonen Gobiodon-soorten een verbazingwekkende reeks kleuren, van helder geel (G. okinawae) tot rood (G. quinquestrigatus) naar rood en groen (G. histrio) of pikzwart (G. acicularis). Deze ogenschijnlijk opvallende kleuren zijn eigenlijk aanpassingen aan het favoriete gastkoraal. Het zijn voornamelijk de gele koraalgrondel, G. okinawae, en de blauwpunt koraalgrondel, G. histrio, die worden geïmporteerd voor de aquariumhobby. De citroen koraalgobie, G. citrinus, die net zo vaak in de handel wordt gezien, is geen pygmee-gobie zoals eerder gedefinieerd, aangezien hij een lengte bereikt van ongeveer 6 tot 7 cm). Het gedrag verschilt echter niet van zijn kleinere verwanten en kan op dezelfde manier in het aquarium worden gehouden.
Hun verwanten die tot het zustergeslacht Paragobiodon behoren, verschillen van de Gobiodon-soorten doordat ze iets kleiner zijn maar op het eerste gezicht zijn er nauwelijks zichtbare anatomische verschillen tussen de twee genera. Ze zijn slechts van uiterst ondergeschikte betekenis voor de aquariumhobby, hoewel de mooie kleine P. lacunicolus, evenals de geheimzinnige P. xanthosoma, erg interessant zouden zijn om in een nano-rifaquarium te houden.
Alle Gobiodon- en Paragobiodon-soorten leggen hun eieren, die ze bewaken totdat ze uitkomen, tussen de takken van het gastkoraal. Hiervoor wordt een deel van het koraalskelet ontdaan van weefsel. Koraalgrondels voeden zich echter niet met deze koraalpoliepen, zoals soms wordt aangenomen, en gezonde koralen zullen de schade die wordt veroorzaakt door de kleine grondels probleemloos weerstaan.

Verzorging
Afmetingen aquarium: 20 liter en meer.
Voedsel: Fijn bevroren en droog voedsel. Volwassenen dieren zullen ook grotere stukjes aannemen (bijvoorbeeld Artemia en Mysis).
Moeilijkheidsgraad: Laag.
Tips voor onderhoud: in koppels houden. Geschikte gastkoralen moeten aanwezig zijn (indien nodig leerkoralen, bijvoorbeeld Sinularia of Sarcophyton).

Genus Lotilia Klausewitz, 1960
Het genus Lotilia bevat slechts twee soorten, de witkopgrondel, Lotilia graciliosa, een bijzonder spectaculaire vis met een aantrekkelijk tweekleurig gewaad van nougatbruin en ivoor en L. klausewitzi.

Ze leven in symbiose met de pistoolgarnaal, Alpheus rubromaculatus (nomen nudum = nog niet correct beschreven), en gedraagt zich daarbij op een zeer vergelijkbare manier als de partnergrondels van het genus Stonogobiops, waarmee ze samen leven (sympatrisch) in sommige delen van de Indo-Pacific.

De ongebruikelijke kleuring van L. graciliosa is een lichtend voorbeeld van de manier waarop vorm altijd de functie volgt in het wild: de scheidslijn tussen de lichte en donkere delen van het lichaam loopt diagonaal precies boven het oog van de vis. De ogen zijn het meest kwetsbare deel van elk dier en het primaire doelwit voor roofdieren, niet in de laatste plaats omdat de laatste altijd proberen hun prooi veilig bij het hoofd te grijpen. Maar het gedurfde contrast tussen licht en donker direct boven het oog maakt dit laatste praktisch onzichtbaar.

Verzorging
Afmetingen aquarium: 30 liter en meer.
Voedsel: fijne diepvriesproducten, misschien zelfs droogvoer. Volwassenen nemen ook grotere stukjes, bijvoorbeeld Artemia en Mysis.
Moeilijkheidsgraad: gemiddeld.
Tips voor onderhoud: Indien mogelijk in koppels houden en altijd met Alpheus rubromaculatus (als dat niet mogelijk is, A. randalli).

Genus Priolepis Valenciennes, 1837
Alle grondelsoorten van het genus Priolepis zwemmen ondersteboven. Deze ongewone kleine grondels uit de Stille Oceaan zijn allemaal grotbewoners, die normaal gesproken met hun buik omhoog zwemmen als een aanpassing aan hun manier van leven, waardoor ze contact houden met het plafond van de grot. Met hun grote kop en bijpassende bek, kunnen deze kleine vissen, meestal slechts ongeveer 3 cm lang, verbazingwekkend grote stukken plankton vangen, maar door hun gebrek aan een zwemblaas zijn het slechts matig goede zwemmers die zich alleen behendig bewegen in hun eigen speciale omgeving, dat wil zeggen tussen rotsen.

Van de 35 soorten in dit genus zijn het vooral P. boreus, gevolgd door P. cincta en P. nocturna, die regelmatig worden geïmporteerd.

Verzorging
Afmetingen aquarium: 20 liter en meer.
Voedsel: Fijn bevroren voedsel. Volwassen dieren zullen ook grotere stukjes aannemen, bijvoorbeeld Artemia en Mysis.
Moeilijkheidsgraad: Laag.
Tips voor onderhoud: in paren houden; voeder regelmatig met kleine porties.


Genus Stonogobiops Polunin & Lubbock, 1977
We beschouwen Stonogobiops als het enige genus uit de symbiotische grondelgroep die tot de dwerggrondels behoort. Afgezien van hun grootte, lijken de zeven soorten sterk op hun grotere verwanten (bijvoorbeeld de genera Amblygobius, Cryptocentrus) en worden ze gekenmerkt door anatomische kenmerken zoals gefuseerde buikvinnen en een relatief grote mond.

Een extreem lange, lansachtige eerste rugvin is kenmerkend voor de garnalengrondel met filamentvinnen, de draad grondel S. nematodes, S. medon en S. yasha. Maar de draakgrondel S. dracula, S. larsonae, de vijfbandgobie, S. pentafasciata en de geelsnuitgrondel S. xanthorhinica, hebben slechts een matig vergrote, ronde eerste rugvin.

Deze betoverend mooie grondels leven in symbiotische samenwerking met pistoolgarnalen van het genus Alpheus op zandbodems in de buurt van Info-Pacific riffen Dit is een fascinerende relatie die ook uitstekend werkt als ze samen in het rifaquarium worden gehouden. Twee soorten spelen bovenal een rol in de aquariumhobby: Stonogobiops nematodes en de felbegeerde yasha gobie, S. yasha, die ondanks de prijs veel gevraagd is vanwege zijn schitterende rood-witte kleur.

Verzorging
Afmetingen aquarium: 30 liter en meer.
Voedsel: fijne diepvriesproducten, misschien ook droogvoer. Volwassen dieren nemen ook grotere stukjes, bijvoorbeeld Artemia en Mysis.
Moeilijkheidsgraad: gemiddeld.
Onderhoudstips: Houden in paren en samen met de juiste pistoolgarnaal (afhankelijk van de soort, meestal Alpheus randalli); voer regelmatig met kleine porties. Als ze ondervoed zijn, worden deze grondels uitgemergeld en zijn ze erg gevoelig.



Scan de QR-code hierboven dan zie je een filmpje van een Cryptocentyrus cinctus (Gele symbiose grondel) met een pistoolgarnaal Alpheus bellulus. Merk op dat de garnaal steeds met één voelspriet in contact blijft met de grondel. De garnaal is immers blind en zij moet pijlsnel voelen telkens de grondel in zijn hol duikt als er onraad is. In ruil voor de uitkijk van de grondel zal de garnaal dan het holletje steeds netjes houden en onderhouden. Een perfecte symbiose dus! De pistoolgarnaal zal zo nu en dan een knallend geluid geven in uw aquarium. Ze heeft haar naam dus niet gestolen!

Genus Trimma Jordan & Seale, 1906
Zijn rijkdom aan soorten (106) en brede geografische spreiding (de gehele Indo-Pacific) maken het genus Trimma waarschijnlijk het belangrijkste genus in de pygmee grondelgroep, niet in de laatste plaats natuurlijk omdat er relatief veel soorten beschikbaar zijn om in het rifaquarium te houden en ze doen het daar goed als ze correct worden behandeld. Deze kleine visjes, slechts 3 tot 4 cm lang, zijn zeer sedentair in hun gewoonten, en in tegenstelling tot bijvoorbeeld Eviota-soorten zwemmen ze nauwelijks, zelfs niet om plankton te vangen, maar blijven ze liever ‘zittend’ op een koraal. Dit betekent dat ze zeer weinig ruimte nodig hebben en daarom erg populair zijn om zelfs uitzonderlijk kleine nano-rifaquaria te bevolken.
Het meest opvallende anatomische kenmerk van het genus Trimma is de positie van de ogen, relatief hoog op de kop, een kenmerk van een substraatgerichte vis die vooral te maken heeft met aanvallen van bovenaf. Mannetjes vertonen vaak een niet bijzonder opvallende, maar merkbare verlenging van de eerste dorsale vinstraal. Dit karakter kan het aanzienlijk gemakkelijker maken om paren te selecteren.
Het bekendste lid van dit geslacht is de felrode en wit gestreepte T. cana, gevolgd door T. rubromaculatum, T. annosum, T. benjamini en T. caesiura.

Verzorging
Afmetingen aquarium: 15 liter en meer.
Voedsel: Fijn diepvries- en droogvoer, Cyclop-eeze.
Moeilijkheidsgraad: gemiddeld.
Tips voor onderhoud: In paartjes houden of in groepen in aquaria van 60 liter of meer.

Genus Tryssogobius Larson & Hoese, 2001


  Tryssogobius Sarah

Met slechts zeven soorten is dit genus erg klein, maar zeker niet oninteressant, ook al is er maar één soort van belang voor de aquariumhobby, namelijk Tryssogobius colini. Iedereen die deze buitengewone kleine vissen uit de westelijke Stille Oceaan voor het eerst ziet, zal er niet aan twijfelen dat ze verwant zijn aan de sprookjesachtige elfjes. Het glanzende zilverwitte lichaam van deze kleine pijlvis is omzoomd met delicaat blauw en goud en wordt het best gewaardeerd onder blauwachtig licht, zoals in zijn natuurlijke habitat op diepten tot wel 80 meter. Hier leeft T. colini in kleine groepen en zwemt in het open water om plankton te vangen, wat een zekere gelijkenis vertoont met de veel grotere pijlvissen van het genus Nemateleotris, die eveneens tot de familie PTERELEOTRIDAE behoren.

Zoals praktisch alle open zwemmende dwerggrondels die leven op het fijnste zoöplankton (bijvoorbeeld Aioliops), heeft T. colini een zeer hoge energiebehoefte in verhouding tot zijn lichaamsgrootte, en daar moet rekening mee worden gehouden. Om deze reden zijn pogingen tot aquariumonderhoud niet altijd succesvol.

Verzorging
Afmetingen aquarium: 20 liter en meer.
Voedsel: Zeer fijn diepvriesvoer en plankton (bijvoorbeeld kreefteneitjes, tijger-copepoden (Tigriopus californicus), Cyclop-eeze).
Moeilijkheidsgraad: hoog.
Tips voor onderhoud: in paartjes houden; groepsonderhoud is alleen mogelijk in grote aquaria. Voer zo vaak mogelijk kleine porties, minimaal drie keer per dag, liefst nog vaker.

Referenties:

Literatuur:
- Rudie H. Kuiter – Helmut Debelius, 2006. World Atlas of Marine Fishes, IKAN-Unterwasserarchiv, Frankfurt ISBN 3-925919-77-5

- Scott W. Michael: 2014 The 101 Best Nano-Reef Species, How to choose & keep hardy, brilliant, fascinating species perfect for small aquariums, Microcosm/TFH, Neptune City, New Jersey. ISBN 0-9820262-4-2

- Coral, The Reef & Marine Aquarium Magazine, may/june, Reef to Rainforest Media, LLC, 140 Webster Road, PO Box 490, Shelburne, VT 05482 2012, ISSN:1556-5769

Internet:
- Journal of the Ocean Science Foundation 2019, volume 34a, An illustrated key to the described valid species of Trimma (Teleostei: Gobiidae) by Richard Winterbottom http://www.oceansciencefoundation.org/josf/josf34a.pdf

- Journal of the Ocean Science Foundation 2016, volume 24d, A key to the dwarfgoby species (Teleostei: Gobiidae: Eviota) described between 1871 and 2016 http://oceansciencefoundation.org/josf/josf24d.pdf

- https://www.reef2rainforest.com/2017/01/10/a-definitive-and-free-guide-to-species-of-Eviota-gobies/

- http://www.marinespecies.org

- https://www.fishbase.se/search.php

Inloggen Registreren

Uw account aanmelden

Gebruikersnaam *
Paswoord *
Onthoud mij

Account aanmaken

Velden met een sterretje (*) zijn verplicht.
Naam *
Gebruikersnaam *
Paswoord *
Herhaal paswoord *
E-mail *
Herhaal e-mail *

Foto van de maand

Centropyge Foto Tanne Hoff

Een koppel Rainfordia opercularis in het kweekaquarium van De Jong Marinelife tijdens het bezoek van het ReefSecrets-team in april 2012

Foto: Patrick Scholberg