Rif-veilige trekkervissen
Tekst: Germain Leys Foto’s: zoals vermeld
Ik zal beginnen met de titel van deze bijdrage te verduidelijken.
Rif-veilig, bij de liefhebber beter gekend als “reefsafe”, betekent dat de vissen niet aan de koralen eten of nippen. Dit betekent echter niet dat hij geen andere vissen of ongewervelden kan eten!
Wat is een trekkervis? Trekkervissen behoren tot de familie BALISTIDAE en zijn enkele van de meest geliefde rif-vissen. Het zijn prachtige, energieke vissen, vol persoonlijkheid en interessant gedrag. Toch durven maar weinig aquariumliefhebbers er een aan hun aquarium toe te voegen, uit angst dat het hun vredige, kleine ecosysteem op zijn kop zet. Sommige soorten moeten om deze reden worden vermeden, terwijl andere goede kandidaten zijn voor het rif-aquarium.
Balistapus undulatus is geen rif-veilige soort vanwege zijn gedurfde temperament en zijn affiniteit voor het grondig verbouwen van aquaria. Foto: Danny Van Belle.
De familie BALISTIDAE maakt deel uit van de TETRAODONTIFORMES of kogelvisachtigen, samen met enkele van de beroemdste aquariumvisfamilies, zoals DIODONTIDAE (egelvissen), MONACANTHIDAE (vijlvissen), OSTRACIIDAE (koffervissen) en TETRAODONTIDAE (kogelvissen). De familie is verdeeld in 12 genera en 43 soorten:
- Abalistes (3 soorten)
- Balistapus (1 soort)
- Balistes (7 soorten)
- Balistoides (2 soorten)
- Canthidermis (3 soorten)
- Melichthys (3 soorten)
- Odonus (1 soort)
- Pseudobalistes (3 soorten)
- Rhinecanthus (7 soorten)
- Sufflamen (5 soorten)
- Xanthichthys (7 soorten)
- Xenobalistes (1 soort
Trekkervissen zijn ongelooflijk gewaagde en sympathieke vissen, die je begroeten als je voor hun aquarium komt staan. Ze hebben een krachtige, maar sierlijke manier van zwemmen, hebben mooie kleuren, passen zich gemakkelijk aan het aquariumleven aan en gedijen goed in gevangenschap. Ze zijn niet gevoelig voor de gebruikelijke aquariumvisziekten en hebben een legendarische trek in bijna elke soort vlezig voedsel.
Ondanks deze litanie van wenselijke kenmerken, halen sommige minpunten de glans van dit glorieuze beeld weg. Trekkervissen kunnen ook vraatzuchtig zijn en vele zullen hun hart ophalen door je opruimploegen op te eten. Indien al je garnalen, krabben, slakken, egels of zeesterren opgegeten zijn, kan dit een behoorlijk probleem worden, als er geen schoonmaakploeg meer is om de huishoudelijke taken in jouw aquarium uit te voeren. Sommige trekkervissen vormen zelfs een bedreiging voor kleine vissen. Ook verfraaien ze graag jouw aquarium door rotsen rond te slepen, van kleine stukjes tot verrassend zware stenen. Deze zin in renovatie kan leiden tot een echte puinhoop of zelfs glasbreuk in het geval dat je gevaarlijke rotsenglijbanen hebt opgebouwd.
Balistes vetula (Koningin trekkervis of Queen Triggerfish) zal aan de koralen plukken wanneer hij onvoldoende gevoederd wordt. B. vetula kan tot 60 cm groot worden, dus een groot aquarium is vereist! Foto: https://www.fishbase.se/
Sommige soorten zijn ervoor gekend dat ze koraaltakken af breken en voor het consumeren van kleine SPS-koraalpoliepen, tot grote ontzetting van koraalhouders. Houd er ook rekening mee dat trekkervissen grote, sterke en energieke vissen zijn. Ze hebben een grote eigen ruimte nodig en kunnen gemeen zijn tegen hun aquariumgenoten, vooral als ze te klein behuisd zijn. Het kunnen zich dan als echte pestkoppen gedragen.
Als men mij zou zeggen: “Ik wil graag een trekkervis in mijn aquarium”, dan zou ik antwoorden: “Niet doen!”. Wil je echt “safe” zitten met een trekkervis? Houd ze dan in een aquarium met enkel grote vissen, zoals dokters- en keizervissen, zonder koralen. Zorg er voor dat de trekkervis de kleinste vis in jouw aquarium is. Ze blijven steeds een bedreiging voor alle vissen die in hun mond passen.
BALISTIDAE hebben krachtige kaken en stevige tanden. Iedere duiker die door een trekkervis werd gebeten, zal je vertellen dat deze vissen een enorme druk kunnen uitoefenen met hun muil. Ze zullen de duikers vooral aanvallen als ze hun nest met eieren bewaken en je te dicht in de buurt komt. Hun lichaam is ovaal gevormd, samengedrukt en gedrongen. Ze zwemmen door langzaam hun dorsale en anale vinnen te golven, maar ze gebruiken hun staartvin indien een snelle start vereist is.
Rhinecanthus rectangulus (Picasso trekkervis of Wedge-tail Triggerfish) heeft een voorliefde voor garnalen en krabben en beweegt graag rotsen rond, waardoor het een betere kandidaat is voor een groter aquarium met enkel vissen. Foto: www.poppe-images.com
Voedsel
Triggers accepteren vrijwel elk aangeboden voedsel vrijwel onmiddellijk. Bijvoorbeeld, Balistes vetula (Koningin trekkervis) voedt zich bijvoorbeeld voornamelijk met egels (meer dan 70 % van hun darminhoud-analyses), maar monsters van veel andere dierfamilies werden ook in de darm gevonden, zoals krabben, schaaldieren, zeesterren, wormen, slakken - zelfs grote en dikwandige slakken zoals de koningin schelp Aliger gigas - algen, garnalen, kreeften, manteldieren, vissen en koraalfragmenten
Rhinecanthus rectangulus (Picasso trekkervis, zie foto pagina 5) geeft de voorkeur aan een dieet van voornamelijk Gammarus spp (vlokreeften). Amfipoden (garnaalachtigen), manteldieren, draad- en koraalalgen, krabben, borstelwormen, garnalen en andere kleine schaaldieren, bryozoën (mosdiertjes) en egels. Hoewel dit dieet in orde zou kunnen zijn als je deze vis in een rif-aquarium houdt, maakt zijn gedurfde temperament en krachtige rotsomwoelingen hem meer geschikt voor een groot aquarium met enkel vissen.
Xanthichthys ringens (Sargassum trekkervis of Sargassum Triggerfish) wordt max. 25 cm en in gevangenschap zelfs slechts 15 cm. Hij eet ook niet aan de koralen, wat hem geschikt maakt voor een rifaquarium. Foto: https://www.marineworldaquatics.co.uk/
Aan de andere kant van de schaal kan Melichthys niger (zwarte trekkervis) een mooie potentiële kandidaat zijn voor het rif-aquarium, omdat de analyse van de darminhoud voornamelijk algen, kleine schaaldieren, garnalen, copepoden en weekdierlarven onthult. Het is echter vaak een ordinaire zandgraafmachine, wat een probleem kan vormen in rifaquaria. M. niger kan worden overwogen door liefhebbers die niet zo gericht zijn op koraal of waar het potentiële graven geen probleem is.
Xanthichthys ringens (Sargassum trekkervis, deze naam is afgeleid van hun gedrag als juvenielen. Jonge dieren leven in schoolverband onder drijvend “Sargassum-wier”. Deze drijvende wieren vormen vaak eigen biotoopjes met vaak unieke dieren) is een echte pelagische planktoneter. De meeste darmanalyses laten een enorme aanwezigheid van eenoogkreeftjes, weekdierlarven, planktonische viseieren, borstelwormen en holtedieren zien. Dit is de beste soortenkeuze om elke bedreiging in een rifaquarium te voorkomen, inclusief je schoonmaakploeg. Xanthichthys mento (roodstaart trekkervis), wiens favoriete banket een selectie van amfipoden, copepoden, kreeftlarven, weekdierlarven, borstelwormen en viseieren is, is een andere ideale optie.
Melichthys niger (zwarte trekkervis of Black Triggerfish) algemeen gekend als de Black Durgon, kan er ofwel erg donker zwart of bruinig uitzien met een gele rug, afhankelijk van zijn stemming, leeftijd en omgevingslicht. Max. lengte 50 cm. Foto: Danny Van Belle
Welke zijn nu de beste soorten voor het rif-aquarium?
Xanthichthys leven in het open water, in het midden tot diep in het rif.
Ze zijn, zoals hierboven beschreven, bijna uitsluitend planktoneters.De meeste soorten in dit genus zijn diepwatervissen en, hoewel ze in sommige gebieden heel gewoon kunnen zijn, zijn ze schaars in de handel. Dit doordat de meeste visverzamelaars niet uitgerust zijn om vissen op grote diepte te verzamelen. Het zijn daarom ietwat dure vissen.
Met een gemiddelde volwassen grootte van 20 tot 25 cm in gevangenschap, is een minimum van 1.000 l vereist voor één enkele vis, en minstens 1.500 l voor een koppel. Het is belangrijk om deze open water zwemmers in een lang aquarium te houden, idealiter 250 cm lang, maar gezien de gemiddelde grootte van het thuisaquarium, zou 180 cm een goed compromis zijn.
Houd er rekening mee dat de meeste soorten diepwatervissen zijn, gewend aan een koelere temperatuur dan de gebruikelijke soorten in een ondiep rif. Ze zullen zich meer op hun gemak voelen bij 21 tot 24 °C dan bij 25 tot 28 °C. De watertemperatuur kan een rol spelen in hun metabolisme en door extrapolatie, hun levensduur.
Het zijn echt vreedzame vissen (maar toch energiek in hun gedrag) en ze zullen geen medebewoners lastig vallen of onderhoudsploegen opruimen. Verleid je trekkervis echter niet met nanogarnalen zoals Thor amboinensis of andere soortgelijke kleine dieren. Deze trekkervissen negeren koralen en ongewervelde dieren volledig. Er zijn zeven soorten in het genus. Xanthichthys is het enige genus waar mannetjes en vrouwtjes behoorlijk onderscheidend van kleur zijn en dit geldt voor elke Xanthichthys-soort. De twee soorten die ik consequent aanbeveel, op basis van temperament en beschikbaarheid, zijn de Xanthichthys auromarginatus (blauwkeel trekkervis) en de Xanthichthys mento (roodstaart trekkervis).
X. auromarginatus is wijd verspreid in de Indo-Pacific, van Oost-Afrika tot Hawaï en in het noorden van de Ryukyus tot aan Nieuw-Caledonië aan de zuidkant van zijn areaal. Hij komt vaak voor in kleine, losjes georganiseerde groepen, langs zeewaartse ravijnen in sterke stromingen, die rijk zijn aan zoöplankton. Het is de enige soort die soms in ondiep water (12 m) kan gevonden worden, maar vaker worden ze gezien op diepten tussen 20 en 40 m. De gemiddelde volwassen grootte is 20 tot 25 cm. Mannetjes dragen de kenmerkende felblauwe keel en felgele vin uiteinden. Vrouwtjes zijn over het algemeen grijs, met lichte, parelachtige schubben op het hele lichaam, een zwarte ruglijn en zwarte staart uiteinden.
Foto’s boven en onder: Odonus niger (Blauwe trekkervis of Red Tooth Triggerfish) max 30 cm in gevangenschap. Vereist een aquarium van minstens 1.000 l. Sommige exemplaren zullen geschikt zijn voor jouw aquarium, andere niet. Ze kunnen per individu een ander temperament hebben. Foto’s: www.poppe-images.com
Xanthichthys mento heeft een gemeenschappelijke volwassen grootte van 9 tot 11 cm, tot 30 cm in het wild. Deze soort is wijd verspreid in de subtropische Stille Oceaan, met een zuidelijke populatie van Fiji tot Chili en een noordelijke populatie van Zuid-Japan tot Zuid-Californië. Deze trekkervissen vormen grote scholen rond oceanische eilanden, bijvoorbeeld Pitcairn, Paaseilanden, Hawaii, Clipperton en Galápagos, bijvoorbeeld. Juveniele exemplaren kunnen onder algenvlotten drijven en soms honderden kilometers van de kust belanden.
Gebaseerd op de maaginhoud van Xanthichthys mento, (roodstaart trekkervis of Redtail Triggerfish) is het een ideale soort voor rifaquaria. Wordt in de natuur max. 30 cm lang en in gevangenschap nog geen 20 cm. Foto: internet https://www.marineworldaquatics.co.uk/
X. mento is een van de meest felgekleurde Xanthichthys-soorten. Mannetjes zijn mosterdgeel met blauwe stippen op elke schub aan de zijkanten, een fel paarse staart in rood en blauw en een brede, donkerrode lijn op de rug- en buikgrenzen, Ze hebben een zeer heldere oranje vlek onder de eerste rugwervelkolom (verborgen wanneer de wervelkolom in rust is), heldere gele einden op de dorsale- en anale vinnen. De kop is mosterdgeel tot legergroen.
Ze hebben ook drie, felblauw gekleurde, groeven op elke wang. Vrouwtjes zijn bijna hetzelfde, enkel saaier gekleurd over het hele lichaam.
Xanthichthys auromarginatus (Blauwkeel trekkervis of Gilded Triggerfish.) Foto: Danny Van Belle
Aanpassing en gedrag in het aquarium
Trekkervissen passen zich gemakkelijk aan gevangenschap aan. Ze zijn niet verlegen en ze zijn altijd op zoek naar iets om te eten. Ze nemen gretig bijna elk voedsel aan dat je aanbiedt, van zodra ze worden ingebracht in het aquarium. Ze zijn niet gevoelig voor veel voorkomende ziekten en parasieten doordat ze dikke schubben en een slijmlaag hebben die hen beschermt.
Om kleinere vissen te intimideren, introduceer je een trekkervis als laatste vis aan je populatie. Zelfs als ze vreedzaam zijn, hebben trekkervissen een indrukwekkend temperament en halen hoge zwemsnelheden. Houd er rekening mee dat, net als bij vele andere soorten, het gedrag van trekkervissen agressiever wordt naarmate ze groter en ouder worden. Ze zijn vaak een aantal jaren perfect vreedzame vissen en onthullen dan plotseling een veel agressievere kant. Ze eten dan plots een aantal ongewervelden, snuffelen aan kleine vissen of tonen nieuwe niveaus van agressie. Dit gedrag kan ook een teken van stress zijn, zoals wanneer een vis honger heeft of zich ongemakkelijk voelt in zijn omgeving. Als een trekkervis zich claustrofobisch voelt, kan deze agressief reageren op zijn aquariumgenoten.
Zorg ervoor dat je voldoende ruimte beschikbaar hebt voor je trekkervissen en voeder ze elke dag royaal om je aquarium rustig te houden. Een gezonde trekkervis is dik, vertoont levendige kleuren en gedraagt zich levendig. Hij is helemaal niet verlegen en moet naar het glas komen als de verzorger in zicht komt. Voer je trekkervis met een verscheidenheid aan dierlijke soorten zoals: garnalen (grote krill, garnalen voor menselijke consumptie, vers, bevroren of gedroogd, maar zonder toevoegingen), schelpdieren (kokkels, oesters, mosselen), inktvisvlees en zelfs kleine bevroren of verse vis. Aarzel niet om dit dieet geregeld te verrijken met vitamines, knoflooksap of visolie. Als jouw vis wordt gevoed met een breed scala aan kwaliteitsvoedsel en royaal wordt gevoed, zal hij niet op zoek gaan naar een “snack” en dit zal de vijandigheid tegenover zijn aquariumgenoten verminderen.
Xanthichthys auromarginatus is volgens mij één van de geschiktste trekkervissen voor een gemengd rif-aquarium mits dat hij minstens drie maal per dag wordt gevoederd. Foto: www.ReefSecrets.org
Meestal huisvest je herbivore vissen zoals doktersvissen in jouw gezelschapsaquarium. Er is een goede kans dat je jouw trekkervis ziet aanvallen op de algenvellen die je de herbivoren aanbiedt. Veel carnivore rifvissen nemen een deel van hun dagelijkse rantsoen uit algen, omdat het rijk is aan eiwitten, vitamines, omega-3-vetzuren en oligo-elementen zoals ijzer, mangaan en jodium. Aarzel dus niet om jouw vissen elke dag te voeren met verse of gedroogde algen.
Xanthichthys auromarginatus (Blauwkeel trekkervis of Gilded Triggerfish) wordt in het aquarium max 20 cm. Foto: Archief Aquariumwereld (RoVaMo).
Er bestaat binnen elke soort een verschillend gedrag. Net zoals bij de mens heb je meer en minder agressieve vissen. De omstandigheden waarin ze gehouden worden spelen ook een grote rol. Heb je dus de pech een agressief individu aan te schaffen, dan kan dit een dure aankoop worden als blijkt dat de nieuw aangekochte trekkervis verschillende van jouw vissen of koralen naar binnen heeft gewerkt. Heb je een schuwer exemplaar aangekocht, dan zou het kunnen dat hij veelal achter het levend steen blijft en zich maar nu en dan laat zien.
Trekkervissen zijn verbazingwekkende vissen indien ze in een geschikte omgeving worden gehouden. Ik wens je het beste met je trekkervissen en vele jaren plezier met hun gezelschap!
Trekkervissen kunnen ook het slachtoffer worden van predatie! Hier wordt een trekkervis verorberd door een hagedisvis. Gelukkig zal dat niet in een aquarium gebeuren! Foto: Marion Haarsma www.onderwaterfilm.nl
Bronnen:
Literatuur:
- Scott, W. Michael, Reef Fishes, vol 1, A Guide to Their Identification, Behavior, and Captive Care, ISBN 1-890087-21-1
- Debelius, Helmut, Indian Ocean, Reef Guide, IKAN-Unterwasserarchiv D-65933 Frankfurt
- Burgess, Warren & Dr. Axelrod, Herbert R., Poissons de recif du Pacifique, Tome 1, Ets. Humblet sprl, 4000 Liège, Belgique.
- Randall, John E. & Allen, Gerald R. & Steene, Roger C., The Complete Divers’ & Fishermen’s Guide to Fishes of the Great Barrier Reef and Coral Sea, ISBN 1 86333 012 7.
- Reef Hobbyist Magazine 3/2019.
Internet:
- https://nl.wikipedia.org
- https://www.zeewaterforum.info/database/
- http://www.marinespecies.org
Het genus Cirrhilabrus Lemminck & Schlegel, 1845
Tekst: Germain Leys Foto’s: Danny Van Belle
Cirrhilabrus cyanopleura Foto: Danny Van Belle
De familie van de lipvissen (LABRIDAE) bevat 70 genera en het genus Cirrhilabrus is daar één van. Op zijn beurt bevat dit genus 61 soorten, het op één na grootste genus in de lipvissenfamilie. Het zijn wellicht de meest spectaculair gekleurde vissen van de koraalriffen in de Indische Oceaan! Het zijn zoöplanktoneters en bijgevolg zeer geschikt voor onze rif aquaria.
Cirrhilabrus cenderawasih Roto: Danny Van Belle
Er is nog veel discussie tussen vissentaxonomen en wellicht zal binnen enkele jaren dit genus herleid worden tot ongeveer 50 soorten. Genetisch onderzoek moet hier uitsluitsel brengen. Maar dan stelt zich de vraag: “Hoeveel mag een genetische code afwijken? 2% of misschien slechts 1%?” Is het voldoende om te zeggen dat populaties met beperkte kruising aparte soorten zijn, zelfs als het DNA identiek is? In ieder geval nog veel voer voor discussie tussen de taxonomen wereldwijd.
Hetgeen ze allemaal gemeen hebben is de dubbele pupil, een aanpassing die helpt bij het lokaliseren van kleine prooidieren. Ze hebben allen een onderbroken zijlijn en een vlezige draad (cirrus) aan de vinstralen van de rug- en anaalvin, vandaar hun naam. Nog specifiek voor dit genus is de speciale manier van zwemmen. Ze gebruiken niet alleen hun borstvinnen en staart om zichzelf, op een karakteristieke lipvis-wijze, voort te stuwen, ze zwemmen ook door de rugvin te laten golven.
Op het rif zwemmen ze in scholen, waarbij het aantal vrouwtjes in aantal doorgaans groter is dan de mannetjes. Omdat er soms ook soortgenoten van het hetzelfde genus tot de school worden toegelaten, kunnen bij gelegenheid hybriden ontstaan, tot wanhoop van de taxonomen!
Cirrhilabrus cf temminckii - Foto: Danny Van Belle
De meesten zijn seksueel dimorf (er zijn twee genetisch verschillende vormen in een populatie aanwezig) en di-chromatisch (tweekleurig), waarbij de mannetjes levendigere kleuren vertonen, groter worden en meer langwerpige buikvinnen hebben. Sommige grote mannetjes kunnen ook een licht gebochelde rug hebben, waardoor het lijkt alsof ze een kromming van de wervelkolom hebben. Dit “gebochelde” uiterlijk kan extremer worden bij individuen in gevangenschap. Bij een aantal soorten is de kleur van de jonge vissen ook anders dan die van de volwassenen. Deze lipvissen zijn protogyn hermafrodiet. Dat wil zeggen dat alle individuen bij de geboorte eerst vrouwtjes zijn en dan veranderen in mannetjes. Sommige soorten kunnen zelfs ook terugkeren naar het vrouwelijke stadium. Dit gebeurt meestal wanneer er geen vrouwelijke exemplaren aanwezig zijn in het aquarium. Het helpt dan om een spiegeltje in het aquarium aan te brengen zodat het mannelijk exemplaar denkt dat er nog een ander mannetje in het aquarium is.
Deze lipvissen krijgen vaak een vlekkerig kleurenpatroon ‘s nachts of wanneer ze gestrest zijn, en net als hun familielid de papegaaivissen, geven ze overmatig slijm af en vormen ze een cocon als ze slapen. Studies uitgevoerd op papegaaivissen hebben aangetoond dat door hun lichaam met slijm te omhullen, ze kunnen voorkomen dat olfactorische prikkels (betrekking hebbend op de reuk) de nachtelijke roofdieren bereiken die in de buurt jagen. Er werd gesuggereerd dat de slijmbedekking geen adaptieve functie heeft (een term die afkomstig is uit de evolutionaire psychologie en betekent: “alles wat zich zo aan de omgeving aanpast dat het de kans van overleven vergroot”), maar alleen het resultaat is van een overvloedige slijmproductie die normaal gesproken in het water terechtkomt tijdens het zwemmen.
Aquarium verzorging
De grootte van het aquarium is afhankelijk van de soort die je wilt houden en of je één of meerdere Cirrhilabrus-soorten wilt houden. In geval van grotere vissen (meer dan 10 cm) dan kun je best een aquarium van meer dan 200 liter houden. Als je meer dan één soort wilt houden dan zou ik zeggen, hoe groter het aquarium, hoe beter. Voor de kleinere Cirrhilabrus-soorten volstaat een aquarium van 120 liter of meer.
Voorzie voldoende waterbeweging, talrijke schuilplaatsen en voldoende ruimte om te zwemmen. Bouw spleten en grotten waarin ze kunnen gaan schuilen als ze zich bedreigd voelen.
De diepwater soorten zullen een minder helder verlicht aquarium vergen. Bij te helder licht zullen ze zich in gevangenschap meer verbergen en hun kleur kan vervagen. In de meeste gevallen zullen ze zich wel langzaam aanpassen als ze in een helder verlicht aquarium worden gehouden.
Cirrhilabrus condei Foto: Danny Van Belle
De grootste doodsoorzaak van deze lipvissen is “springen”. Bij de minste onraad, aanval van een andere vis of ongecontroleerde beweging tijdens het schoonmaken van het aquarium zullen deze vissen enkele meters omhoog “springen”. In hun natuurlijke habitat ontsnappen ze op die manier aan hun predators en vallen dan enkele meters verder terug in zee tenzij ze diep genoeg zwemmen, maar als het in gevangenschap gebeurt, dan belanden ze steevast op de vloer naast jouw aquarium, een gewisse dood tegemoet. Indien je geen glazen afsluiting op jouw aquarium wenst, dan kun je een PVC-frame maken dat op jouw aquarium past waaraan je een glasvezelscherm bevestigt. Vergeet ook niet een apart frame te maken voor de overloop.
Cirrhilabrus filamentosus Foto: Danny Van Belle
Transport en over wennen naar het aquarium
De meeste Cirrhilabrus-soorten zijn schuw wanneer ze in het aquarium worden geïntroduceerd en verbergen zich vaak enkele dagen. Maar na een rustige acclimatisatieperiode kunnen ze behoorlijk brutaal worden, soms zelfs vanaf het moment dat ze voor eerst ingebracht werden. Belangrijk is om ze in een aquarium te brengen waar geen agressieve medebewoners in leven, zo niet blijven ze zich verbergen en sterven ze van honger of bezwijken ze aan ziekten, die dan vaak op alle vissen kunnen overslaan (witte stip bijvoorbeeld). Het is ook belangrijk dat je een tijdje uit het aquarium blijft na introductie. Wanneer je een nieuwe vis continu dicht bij het wateroppervlak ziet zwemmen en dobberen, tracht hem dan te vangen om hem terug in quarantaine of in de sump te plaatsen om weer op krachten te komen.
Grotere soorten zoals Cirrhilabrus lineatus, C. laboutei, C. luteovittatus, C. rubrimarginatus, C. temminckii en C. punctatus hebben vaak moeite met de acclimatisatie en geven vaker toe aan de ontberingen en de stress van de vangst en het transport. Door ze in grotere zakken met meer water te vervoeren dalen de laatste tijd de mortaliteitscijfers maar dit komt dan wel de prijs niet ten goede. Kleinere exemplaren hebben minder last van dit probleem, dus tracht steeds uw vissen zo klein mogelijk aan te kopen. Juveniel zijn ze vaak minder mooi maar ze zullen dat wel worden als ze het mannelijke stadium zullen bereiken. Kijk bij aankoop ook naar de punt van de snuit. Sommige individuen zullen in hun krachtige pogingen om uit de verzendzak te komen, hun snuit rauw wrijven. Dit is een mogelijke plaats voor virale en bacteriële infecties en dat willen we zeker niet.
Bij het introduceren van een nieuwe lipvis aan een bestaande populatie soortgenoten, is het een goed idee om een doorzichtige container te gebruiken om de aanwezige vissen te laten wennen aan de nieuwkomer voordat deze aan het aquarium wordt toegevoegd. Een manier om dit te doen is met een kunststof stekkenplaat (in vele winkels worden hier de koraalstekken op tentoongesteld). Als je aquarium klein genoeg is en je een deel van het aquarium kunt afsnijden voor de nieuwe vis, zal dit goed werken. Zorg ervoor dat de plaat is geperforeerd zodat zuurstofrijk zeewater gemakkelijk beweegt tussen het afgesneden gedeelte van het aquarium en het hoofdaquarium. Het is natuurlijk ook belangrijk dat de plaat doorzichtig is. Een eenvoudigere methode die je in een groter aquarium kunt gebruiken, is door de nieuwe vis in een plastic doorzichtige kweekval te plaatsen die aan de zijkant van het aquarium hangt door middel van een algenmagneet of op het wateroppervlak drijft. Als je een kweekval gebruikt, zorg er dan voor dat er gaten in zitten waardoor het water kan stromen.
Cirrhilabrus flavidorsalis female Foto: Danny Van Belle
Combineerbaarheid met andere dieren
Met de mogelijke uitzndering van kleine, delicate garnalensoorten (bijvoorbeeld Periclimenes), brengen deze lipvissen gewoonlijk geen schade toe aan ongewervelde dieren. Mannelijke dieren kunnen wel met ruzie maken met dezelfde of met andere soorten. Deze agressie is zelden dodelijk en gaat na een tijdje wel verminderen.
Als verschillende soorten Cirrhilabrus samen in hetzelfde aquarium worden gehuisvest, zal het grootste mannetje meestal dominant zijn over zijn soortgenoten. Als je aquarium groot genoeg is (500 liter en meer), probeer dan een harem te houden die uit één mannetje en meerdere vrouwtjes bestaat. Om gevechten tussen haremleden te voorkomen, is het belangrijk om ze tegelijkertijd te introduceren. Je kunt ook eerst de vrouwtjes toevoegen en daarna, nadat ze zich hebben aangepast, het agressievere mannetje. In kleine aquaria kunnen zelfs vrouwtjes niet met elkaar overweg of kunnen mannetjes vrouwtjes doden Ook best niet houden samen met andere agressieve lipvissensoorten zoals Coris, Pseudocheilinus en Thalassoma. Als je aquarium groot genoeg is en voldoende schuilplaatsen heeft dan kun je ze eveneens samen houden met vechtlustige doktersvissen, trekkersvissen en kogelvissen. Grotere agressieve Anthias zoals Pseudanthias squamipinnis en P. rubrizonatus zou ik ook niet samen houden met kleinere soorten Cirrhilabrus, vooral niet in kleinere aquaria.
Cirrhilabrus lubbocki Foto: Danny Van Belle
Het is niet ongebruikelijk dat twee mannetjes, vooral die van vergelijkbare grootte, een korte tijd vechten totdat ze hun rangorde hebben bepaald. In andere gevallen kunnen ze vechten totdat een exemplaar uit het aquarium springt (als het kan) of zich de hele tijd begint te verbergen. Je hebt een grotere kans op succes bij het houden van mannetjes als ze in grootte variëren en als je soorten vermijdt die op elkaar lijken (bijvoorbeeld als ze dezelfde algemene kleur hebben).
Vissen die honger hebben, zijn over het algemeen competitiever en strijdlustiger met elkaar. Voeder daarom voldoende zodat ze niet met elkaar in competitie moeten gaan. Zorg er dus voor dat je heel voorzichtig bent als je Cirrhilabrus bij elkaar houdt in kleinere aquaria (minder dan 100 liter). Het kan worden gedaan, maar om vissterfte te voorkomen, moet je de soorten en individuen zorgvuldig kiezen.
Als je mannelijke Cirrhilabrus-soorten houdt met meer passieve zoöplanktivoren (bijvoorbeeld kleine anthias, bepaalde kardinaalvissen, Chromis, Paracheilinus, pijlgrondels), zou de Cirrhilabrus de laatste vis moeten zijn die wordt geïntroduceerd. Zij jagen immers op hetzelfde voedsel en worden daarom als voedselconcurrenten aanzien.
Deze vissen zijn een potentiële maaltijd voor hengelaarsvissen, schorpioenvissen en tandbaarzen. Omdat de Cirrhilabrus-soorten langwerpig van vorm zijn, kunnen deze roofvissen lipvissen inslikken die relatief groot zijn in vergelijking met hun eigen lichaamsgrootte. Een andere mogelijke bedreiging voor deze lipvissen zijn tapijtanemonen (Stichodactyla spp.), zelfklevende zeeanemonen (Cryptodendrum adhaesivum) en cilinderrozen (CERIANTHIDAE). Het is bekend dat deze ongewervelde dieren deze lipvissen vangen terwijl ze door het aquarium zwerven op zoek naar een schuilplaats wanneer de lichten uit zijn of als ze in het donker worden gestoord.
Kleur in gevangenschap
Hoewel Cirrhilabrus-soorten in de natuur scholen of groepen vormen, zullen individuen het prima doen als ze alleen in het aquarium zijn. Maar er is één potentieel nadeel aan het alleen houden van sommige mannelijke Cirrhilabrus (bijvoorbeeld Cirrhilabrus exquisitus, C. scottorum, C. solorensis en C. temminckii). Hoewel kleurverlies bij veel rifvissen kan worden toegeschreven aan een onjuist dieet, zijn chromatische veranderingen bij mannelijke exemplaren vaker het gevolg van een gebrek aan sociale interacties met soortgenoten. Als deze vissen niet bij elkaar worden gehouden, begint de kleur van de mannetjes (en mogelijk zijn geslacht) terug te keren naar die van het vrouwtje. Het is bijvoorbeeld niet ongebruikelijk dat de mannelijke Cirrhilabrus scottorum de felrode vlek op zijn zijkanten verliest (een chromatisch kenmerk van de man) als ze niet worden gehuisvest bij leden van hun eigen soort.
Cirrhilabrus lubbocki Foto: Danny Van Belle
Een manier om dit te voorkomen is, zoals reeds eerder werd gezegd, door gedurende korte tijd een spiegel aan de voorkant of zijkant van het aquarium te plaatsen (bijvoorbeeld om de andere dag gedurende enkele uren). Op deze manier kan de inwonende mannelijke Cirrhilabrus worden misleid door te denken dat er andere mannetjes in het gebied zijn! Als je de spiegel de hele tijd in het aquarium laat, dan kan de aanwezige vis eraan gewend geraken of, erger nog, hij kan de huid rond de kaken beschadigen als hij probeert bij de rivaal in het spiegelbeeld te komen!
Als je lipvis dergelijke schade vertoont, stop dan met het gebruik van de spiegel.
Ziekten
Gelukkig zijn deze lipvissen erg ziekteresistent. Af en toe zullen ze last hebben van “witte stip” (Cryptocaryon irritans) of andere parasieten, maar meestal zijn ze een van de laatste vissen die het oplopen. Hoewel je misschien er mee wegkomt door ze één grote portie voedsel per dag te geven, zou ik je aanraden om ze vaker kleinere porties te geven. Ik probeer ze minstens twee keer per dag voedsel te geven om ervoor te zorgen dat ze niet uitgemergeld raken en vervolgens omkomen of agressief worden. De meeste voedingsmiddelen worden geaccepteerd, maar een verscheidenheid aan fijngehakte verse zeevruchten (bijvoorbeeld garnalen, zeevisvlees), bevroren Mysis en goed bevroren bereid voedsel zullen helpen om hun kleuren en goede gezondheid te behouden. Hoewel ze zich in de natuur voornamelijk uit de waterkolom voeden, zullen de Cirrhilabrus-soorten ook voedsel uit het levend steen of de zandbodem halen. Hoewel algen geen deel uitmaken van hun natuurlijke voeding, nemen deze lipvissen af en toe gevriesdroogde algen (Nori) op. Als je jouw Cirrhilabrus regelmatig voedt (wat ik zeker aanraad), heb je een goede eiwitafschuimer nodig om het aquariumwater in topconditie te houden.
Cirrhilabrus lubbocki Foto: Danny Van Belle
Een teken van onvoldoende voeding is het atrofiëren (in kracht afnemen) van de dorsale spieren. Wanneer dit gebeurt, lijkt het hoofd groter te worden omdat het aangrenzende spierweefsel in massa krimpt. Ik heb deze aandoening vaak gezien bij vissen die gehuisvest waren in rif aquaria of bij handelaars waar niet vaak werd gevoederd. Als je niet bereid bent om je vissen minstens één keer per dag in je aquarium te voederen, koop dan geen lipvissen. Als je een lipvis uit een rif aquarium moet verwijderen, zorg dan voor een goede visval. Deze vissen lijken niet al te slim te zijn. Ik heb talloze vissen een visval zien binnengaan die voedsel bevatte, zelfs nadat sommige van deze vissen een “slechte ervaring” hadden gehad, dit wil zeggen gevangen en verwijderd, met zo’n val in het recente verleden. Veel vissen leren deze vallen te vermijden na een enkele vangpoging!
Als je bereid bent om aan de hierboven besproken vereisten te voldoen, zou je één of meerdere van deze prachtige vissen jarenlang in je aquarium in leven moeten kunnen houden. Wees voorbereid, Cirrhilabrus-soorten zijn erg verslavend en het kan zijn dat je een groter aquarium of meer aquaria aanschaft, zodat je er meer kunt houden!
Cirrhilabrus lyukyensis Foto: Danny Van Belle
Cirrhilabrus cf temminckii Foto: Danny Van Belle
Cirrhilabrus tonozukai Foto: Danny Van Belle
Cirrhilabrus solorensis Foto: Danny Van Belle
Referenties:
Literatuur:
Fairy & Rainbow Wrasses and their relatives, A Comprehensive Guide to Selected Labroids, Rudie H. Kuiter, TMC publishing ISBN 0-9539097-2-7
Wrasses & Parrotfishes, the complete illustrated guide to their identification, behaviors, and captive care, Scott W. Michael, T.F.H. Publications, Inc. ISBN 1-890087-44-0
The 101 Best Saltwater Fishes, A Field Guide to Marine Aquarium Species, Scott W. Michael, T.F.H. Publications, Inc. ISBN 978-1-890087-92-0
Internet:
http://www.marinespecies.org
https://www.mapress.com/j/zt/article/view/zootaxa.4526.3.5
https://reefbuilders.com/2015/05/05/fairy-wrasses-review-genus-cirrhilabrus/
https://reefbuilders.com/2015/09/29/32-fairy-wrasses-temminckii-group/
https://reefbuilders.com/2015/06/22/fairy-wrasses-cyanopleura-group/
https://reefbuilders.com/2015/07/21/fairy-wrasses-exquisitus-complex/
Het genus Nemateleotris – Fowler, 1938
Tekst: Germain Leys Foto’s: zoals vermeld
Eén van de meer zeldzame vissen is het decoravisje (Nemateleotris decora). In tegenstelling tot de vuurpijlvis (Nemateleotris magnifica) wordt hij veel minder waargenomen. Meestal kun je hem ook maar vinden vanaf 25m diepte of meer. Deze foto is genomen in Cendrawasih bay - Papua - Indonesië. Foto Danny Van Belle
De prachtige vissen binnen dit genus zijn zeer geschikt voor het houden in onze aquaria. Ze zijn door hun grootte zelfs zeer geschikt voor het nano-aquarium. Ze zijn absoluut reefsafe en ze zijn eenvoudig in de handel verkrijgbaar.
Taxonomische indeling.
Ze zijn bij onze liefhebbers beter bekend als pijlvissen. Ze hebben een nogal verwarrende systematische geschiedenis. Oorspronkelijk werden ze in de onderorde van de Grondelachtigen (Gobioidei) ondergebracht. Ze werden vervolgens door sommige experts verplaatst naar de familie van de wormvissen (Microdesmidae), terwijl andere ichthyologen de groep in een eigen familie Ptereleotridae plaatsten. Ze zijn het nog steeds niet eens over de systematische indeling, maar DNA-onderzoek suggereert dat de pijlvissen subfamilie Ptereleotrinae moet worden teruggeplaatst in hun oorspronkelijke familiegroep, de Gobiidae (Allen et al. 2015).
Het genus telt vier soorten:
Nemateleotris decora Randall & Allen, 1973
Nemateleotris exquisita Randall & Connell, 2013
Nemateleotris helfrichi Randall & Allen, 1973
Nemateleotris magnifica Fowler, 1938
Het zijn fel gekleurde vissen met een langwerpig lijf met een eerste verlengde rugvin. Ze steken deze verlengde rugvin omhoog en omlaag, in harmonie met de buikvinnen en dit tegen verschillende snelheden. Er wordt gezegd dat dit een manier is om met elkaar te communiceren, maar verder onzerzoek zou dit nog moeten bevestigen of ontkennen.
Het grootste deel van hun leven brengen ze door, zwevend over de bodem, meestal kort bij de ingang van een hol waarin ze vliegensvlug kunnen wegduiken als ze worden bedreigd. In tegenstelling tot de garnalengobies zullen ze zelden hun hol delen met andere vissen of garnalen.
Ze voeden zich met planktonschaaldieren, copepoden en schaaldierenlarven die met de stroming worden aangevoerd. Volwassen dieren kunnen langdurige paartjes vormen. Ze zijn protogyn hermafrodiet. Ze worden dus allen geboren als vrouwtje en kunnen met verloop van tijd omvormen tot mannetje. Soms worden ze in de natuur ook in kleine groepen aangetroffen. Bij het plaatsen van twee jonge exemplaren in jouw aquarium zul je vrijwel altijd een koppel verkrijgen.
Het zijn zeer goede springers. De grootste doodsoorzaak van deze vissen is omdat ze uit het aquarium gesprongen zijn in een paniekreactie, gestoord door een andere vis of een gebeurtenis in de woonkamer. Vaar worden ze ook in de overloop aangetroffen. Een zeer goed afgesloten aquarium is dus een must. Ze zijn zeer bedreven om zelfs door het kleinste gaatje te ontsnappen!
Soorten.
De vier tot nu bekende soorten worden hier vermeld in volgorde van hun beschikbaarheid in de handel.
Nemateleotris magnifica Fowler, 1938
Deze vis staat in het Nederlands bekend al de Chinese pijlvis of de vuurvis en is de meest geziene soort in het genus. Elke aquariumhandelaar heeft steeds wel enkele exemplaren in voorraad. Ze zijn extreem populair bij de liefhebbers omdat ze goedkoop, sterk en niet vlug vatbaar voor ziekten zijn en kleurrijk en kleinblijvend zijn.
Ze komen voor van Oost-Afrika naar de Hawaiiaanse-, Marquesas- en Pitcairneilanden, noordelijk van de Ryuku-eilanden en ten zuiden van Nieuw-Caledonië, de Austral-eilanden en New-South Wales, Australië. Ze worden maximaal 8cm groot.
Ze hangen meestal boven de bodemgrond op de voorste rifhellingen of in rifkanalen, meestal op een diepte van 6 tot 60 meter, doch zelden dieper dan 30 meter. Jonge en volwassen dieren vormen vaak schooltjes, terwijl volwassen vissen vaak alleen of in paartjes gezien worden.
Nemateleotris magnifica Foto’s: BBAT-archief RVM
Nemateleotris decora Randall & Allen, 1973
De decora-pijlvis is zeer geliefd bij de rifaquarianen. De kleur van deze vis kan variëren in intensiteit, maar meestal is hij wit aan de voorkant en zwartachtig naar de staart toe met oranjerode, magenta en violette aftekeningen op de vinnen.
Hij komt voor in matige diepten van 30 tot 70 meter. Hij wordt meestal aangetroffen binnen de 50 cm van de bodem, gericht tegen de stroom om het voorbijkomend zoöplankton te onderscheppen. Volwassen individuen worden in het wild enkel alleen of in paartjes gevonden. Er zijn kruisingen gekend met Nemateleotris magnifica.
N. decora is gekend als een sterke en duurzame aquariumbewoner, maar is wellicht de meest agressieve van het genus. Zelfs in grote aquaria vallen ze elkaar aan, dus geef ik de raad ze als solitair te houden of in een paartje.
Nemateleotris decora Foto’s: BBAT-archief RVM
Nemateleotris exquisita Randall & Connell, 2013
Dit is de meest recent beschreven soort, wellicht omdat hij steeds aanzien werd als N. decora, die er erg op lijkt. Het verschil zit hem in een kortere dorsale wervelkolom en een iets ander kleurenschema. N. exquisita heeft een crème-achtige gele waas over het hoofd en het lichaam.
N. decora en N. exquisita delen een vergelijkbaar aquariumgedrag en -gewoonten, maar komen uit verschillende geografische gebieden. N. decora komt in het wild voor van Mauritius tot Samoa, noord naar de Ryukus en zuid naar New Caledonia, terwijl N. exquisita alleen te vinden is in de Indische Oceaan. Hij is echter ook gemeld aan Mauritius en de Zuid-Afrikaanse kust en zuidelijk Mozambique, noord tot de Rode Zee en oost tot Thailand. Deze soort wordt 8,5 cm in totale lengte.
Nemateleotris exquisita Foto Lemon TYK Nemateleotris exquisita Foto Reefaquarium.com
Nemateleotris helfrichi Randall & Allen, 1973
Nemateleotris helfrichi werd voor de eerste maal gevangen in 1968 langs de Noordwestelijke zijde van Cocos eiland in Guam (Tahiti Micronesië). De naam Helfrichi werd gegeven door Dr. G.R. Allen in zijn revisie van de soort om Dr. Philip Helfrich te eren die bij de eerste vangst aanwezig was.
Behoudens belangrijke verschillen in kleur wijkt N. helfrichi nog af van N. decora op andere punten, namelijk laats genoemde heeft meer anaalvinstralen. Bij N. magnifica zijn de vinstralen van de eerste verlengde rugvin langer dan deze van N. helfrichi.
Helfrich’s pijlvissen komen bij voorkeur voor aan de voet van steile rots- en koraalwanden, gewoonlijk boven een zanderige bodem en op diepten van 30 tot 80 meter. Ze bewonen zoals hun naaste familieleden N. decora en N. magnifica burchten of holen waarin ze zich bliksemsnel kunnen terugtrekken bij naderend onheil. Pijlvissen komen op relatief grote diepten voor, doch de meeste aantallen worden gevonden op ongeveer 45 meter diepte. Aan de voet van een steile rotswand “staan” ze gewoonlijk met hun kop in de stroming op zoek naar voedsel. De drie bovengenoemde soorten komen dikwijls samen voor, doch telkens werden er meer exemplaren N. helfrichi waargenomen. Het vangen van een pijlvis, zonder drugs welteverstaan, is geen sinecure. Bij het minste gevaar verdwijnen ze in hun burchtje. Mede hierdoor en het feit dat ze op tamelijk grote diepte voorkomen, verklaart de zeldzaamheid van deze visjes in de aquariumhandel.
Is er al een exemplaar beschikbaar dan betaal je daarvoor een hoge prijs. Dit in tegenstelling tot de N. magnifica en de N. decora die een veel groter verspreidingsgebied hebben en dus eenvoudiger in grote aantallen gevangen kunnen worden. In 1991 kwamen deze mooie pijlvissen voor het eerst in de handel. De N. helfrichi wordt voornamelijk geïmporteerd vanuit Micronesië. We onderscheiden ook nog twee kleurvarianten. De meest gekende variant uit Micronesië. En een veel zeldzamere variant van bij de Cook Eilanden
N. helfrichi uit Micronesië Foto Scott W. Michael N. helfrichi van de Cook eilanden Foto Scott W. Michael
Aanschaf
Je kunt slechts één exemplaar per aquarium houden, tenzij het aquarium erg groot is of als je een paartje kunt vormen. Zoek in de aquariumhandel altijd naar een exemplaar dat vooraan zwemt, geen ingevallen buik heeft en zonder gerafelde of gescheurde vinnen. Laat wat voedsel toedienen zodat je kunt zien of ze al of niet willen eten. Als ze bij de handelaar niet eten, dan zullen ze dat bij jouw thuis ook niet doen. Goede handelaars zullen ze elk in een apart aquarium onderbrengen. Het onderscheid tussen mannetje en vrouwtje is zeer moeilijk te maken, dus het verwerven van een koppeltje is eerder een kwestie van geluk hebben, tenzij de handelaar een koppeltje aanbiedt.
Deze vissen lijden soms aan een zwemblaas-stoornis als gevolg van onjuiste decompressie tijdens het naar de oppervlakte brengen na het vangen. Individuen die moeite hebben om stationair in de waterkolom te blijven of die zwemmen, constant met hun hoofd naar de aquariumbodem gericht, kunnen een beschadigde zwemblaas hebben.
Aquariumverzorging
Pijlvissen zijn fijne aquariumbewoners, variërend in grootte van ongeveer 6 tot 9 cm. Niet alleen zijn ze extreem populair vanwege hun prachtige kleuren, ze zijn ook gewild omdat ze niet agressief zijn ten opzichte van andere soorten en geen schade toebrengen aan de ongewervelden, ze zijn dus “reefsafe”. Tegelijkertijd zijn ze gemakkelijk te voeden en relatief ziekteresistent.
Je moet wel voldoende verborgen holen in de buurt van de aquarium bodem voorzien, waarin hij kan wegvluchten als hij zich bedreigd voelt. Ze maken deze holen niet zelf, dus kun je best kunstmatige holen maken door enkele PVC-pijpjes in het zandsubstraat te begraven. Zo creëer je een ideale habitat voor deze visjes.
In de aquariumhandel is het niet ongewoon om pijlvissen in groepjes te zien. Dat heeft veel aquariumliefhebbers ertoe gebracht om te concluderen dat dit een goede manier is om ze te houden. Helaas zijn deze fragiel ogende vissen zeer agressief ten opzichte van hun eigen soort. Als je meer dan twee exemplaren houdt dan zal het dominantste exemplaar de ondergeschikten aanvallen en verwonden tot ze zich verschuilen tussen het decor en van honger omkomen. Dit zal duren tot er een koppeltje of één enkel exemplaar over blijft.
Geef jouw pijlvissen een gevarieerd dieet dat geschikt is voor Zoöplankton-eters, zoals verrijkte artemia, cyclops, copepoden, kleinere mysis garnalen en kleine eicellen, zoals oestereieren en viseieren. Als de deeltjes klein genoeg zijn dan zullen ze ook vlokkenvoer accepteren. Ze zullen geen voedsel aan het wateroppervlak of op de bodem gaan zoeken. Ze zullen zich het liefst voeden met hapjes die door de waterstroming worden aangeboden. Dit lijkt het meest op hun natuurlijke voedingsgedrag. Ze moeten minstens eenmaal per dag worden gevoederd.
Ze kunnen best gehouden worden in combinatie met andere rustige vissoorten. Wanneer ze gehuisvest worden bij grotere, hyperactieve vissen, dan zullen ze zich verbergen en door gebrek aan voedsel wegkwijnen en verhongeren. Koraalklimmers en grotere lipvissen, bijvoorbeeld van het genus Thalassoma, zullen nieuw ingebrachte pijlvissen op hun menu zetten. Ook grote anemoonvissen (bijvoorbeeld Amphiprion frenatus), dwergkeizers (Centropyge), agressieve anthiassen, juffers en dwergbaarzen kunnen best vermeden worden. De optimale aquariumgenoten voor jouw pijlvissen zijn kleiner en hebben een vergelijkbare passieve instelling, zoals kleine kardinaalvissen, rustige juffers, kleinere lipvissen, garnalengobies en verwante pijlvissen van het genus Pteleotris en pitvissen.
De waterkwaliteit speelt ook een grote rol bij het juist houden van deze vissen. In zuurstofrijk helder water, vrij van nitraten en fosfaten, zullen ze vrijwel onmiddellijk levende artemia aanvaarden. Na verloop van tijd eten ze alles wat aangeboden wordt. Mits een goede verzorging kun je van een gezonde pijlvis verwachten dat hij drie tot acht jaar in leven zal blijven.
Voortplanting
Het verschil in geslacht is bij pijlvissen zeer moeilijk vast te stellen. Er is een zichtbaar verschil maar dit is enkel vast te stellen vlak voor het afleggen. Het vrouwtje heeft dan een overduidelijke opgezwollen buikflank. Een tweede manier bestaat uit onderzoek van de genitaalpapil die bij het mannetje lang en conisch is en bij het wijfje kort en gelobd. Omdat deze papil, zeker bij de nogal kleine pijlvissen, zeer klein is, blijft dit een werkje voor specialisten. Meestal vraagt dit onderzoek een narcose van het dier.
De eieren van pijlvissen zijn kleine aan de uiteinden afgeronde cilindertjes van ongeveer 1,1 tot 3,3 mm lang en een diameter van 0,5 tot 1 mm. Deze dieren leggen gemakkelijk af in gevangenschap. Meermaals komt het voor dat ze reeds afleggen in de aquaria van de handelaars. Het grootbrengen van de larven is zeer goed mogelijk.
N. magnifica en N. decora worden al op commerciële basis gekweekt. De N. helfrichi wordt enkel nog door een select publiek gekweekt. De incubatietijd bedraagt, afhankelijk van de watertemperatuur 3 tot 6 dagen. Halverwege deze tijd draait de larve zich in het ei. Onderzoek bracht aan het licht dat larven die zich niet draaien ook niet uitkomen. Voorzie bij een echtpaar altijd een goede afleg plaats. Een half ingegraven PVC pijpje doet wonderen. Verder is een goede gezonde voeding belangrijk om de dieren aan de kweek te krijgen. De larven moeten apart opgekweekt worden en gevoerd worden met rotiferen. De S-strains zijn de belangrijkste variant waarmee we moeten starten. Na 5 dagen kunnen we Artemia nauplli voeren. Belangrijk is dat we de voeding verrijken met extra toevoegingen. Selco DHA® is de meest geschikte variant voor deze vissoorten.
Bronnen:
Literatuur:
- Reef Fishes Volume 1, A Guide to Their Identification, Behavior, and Captive Care, Scott W. Michael ISBN 1-890087-21-1
- Artikel “Firefishes, genus Nemateleotris, Durable Dazzlers for the Reef Aquarium by Scott W. Michael in het magazine Coral, the Reef & Marine Aquarium Magazine van november-december 2019
- The 101 Best Nano-Reef Species, how to choose & keep hardy, brilliant, fascinating species perfect for small aquariums, Scott W. Michael. ISBN-13: 978-0-9820262-4-3
- Koraalvissen Indische Oceaan, Dieter Eichler & Ewald Lieske ISBN 90-70206-04-8
- Mergus Meerwasser Atlas Band 1, Hans A. Baensch & Helmut Debelius ISBN 3-88244-110-0
- Azac Aqua Revieuw mei 2010
Internet:
Pygmee Gobies
Tekst: Germain Leys Foto’s: Patrick Scholberg tenzij anders vermeld
Je moet niet altijd groot zijn om mooi te zijn, of om gelukkig te zijn, of om succesvol te zijn! Toon Hermans zou kunnen gezegd hebben: “Wie in het kleine het grootse niet ziet, die snapt het hele liedje niet!”
Als je op het rif aan het duiken bent dan moet je zeer goed kijken om er te zien. Toch zijn ze er, met vele honderden houden ze u scherp in het oog, quasi onzichtbaar rustend op een stuk koraal, een gorgoon of een spons. Bij de minste onraad of een verkeerde beweging van de duiker schieten ze pijlsnel weg in de decoratie van het rif. In het aquarium is het net zo. Je moet al enkele minuten stil zitten voor de ruit vooraleer je ze kunt opmerken. En dat is nou net het boeiende aan deze visjes. Ze geven hun kleurenpracht pas zichtbaar als je er een beetje moeite voor doet!
Cryptocentyrus cinctus, na geslachtsverandering wordt hij helemaal grijs.
Omdat er talloze grondelsoorten zijn die opvallen door hun bijzonder kleine omvang, worden ze met de term ‘pygmee’ aangeduid. Dat is geen algemeen aanvaarde term en de grootte van een pygmee-gobie werd niet conventioneel vastgelegd. Ik stel dus voor om het in deze bijdrage enkel te hebben over de gobies die niet groter dan vijf centimeter worden. Op die manier zijn ze uitzonderlijk geschikt voor het nano-aquarium.
Omdat ze klein zijn, kunnen grondels ook snel van het toneel verdwijnen, omdat ze in elk gat of spleet passen, of zelfs in de uitlaat van een spons, de inlaat van een gigantische schelp of de spijsverteringsholte van een zeekomkommer.
Bovendien kunnen de reactietijden van kleinere vissen verbazingwekkend zijn, omdat ze constant waakzaam moeten zijn om te voorkomen dat ze worden opgepikt door roofdieren.
Maar klein zijn heeft ook zijn nadelen, zoals de dwerggrondels duidelijk laten zien want hun levensduur is soms erg kort. Doktersvissen leven gemiddeld 20 jaar, maar veel dwerggrondels leven slechts twee tot vijf jaar. Enkele van de kleinste grondels blijken slechts 60 dagen te leven, zich voort te planten en te sterven. En dat maakt elke dag van hun leven bijzonder waardevol, des te meer reden voor ons om ze zorgvuldig en liefdevol in het aquarium te houden. Omdat je niet weet hoe oud de vis is die je aankoopt, is het soms moeilijk om zijn totale levensduur te bepalen. Je zou de levensduur met enkele maanden kunnen verlengen door het zoutgehalte te verminderen naar bijvoorbeeld 1.021 promille zodat het hart en de nieren van de gobies minder belast worden.
Vanderhorstia flavilineata, een goed voorbeeld van een visje dat je niet van het eerste zicht zult ontdekken!
De soorten die hier worden besproken hebben weinig gemeen met de zoetwater “dwerggrondels” van de onderfamilie GOBIONELLINAE. Om het aantal dwerggrondels die in dit artikel worden besproken te beperken, heb ik mij geconcentreerd op die soorten die zowel geschikt zijn voor het nano-rifaquarium en die worden geïmporteerd voor de aquariumhobby, zij het soms zelden.
De grondelfamilie (GOBIIDAE) bevat meer dan 2.000 soorten in ongeveer 210 genera, en omvat vissen met een variatie in anatomie, habitat en gedrag dat zelden wordt gezien in andere families. Traditioneel heeft de systematiek zes onderfamilies (bijvoorbeeld de echte grondels, onderfamilie GOBIINAE) en talrijke genera (bijvoorbeeld de koraalgrondels, genus Gobiodon) om die soorten die min of meer op elkaar lijken te groeperen. Maar de familie GOBIIDAE is een taxonomische benaming voor de grootste familie vissen, gekozen uit noodzaak om een soort uniforme aanduiding te creëren voor een groep vissen die ongeveer evenveel gemeen hebben als katten en honden.
Die vergelijking is geenszins ongepast: de familie GOBIIDAE is, in strijd met het taxonomische ideaal, niet monophyletisch. Met andere woorden, ze stammen niet af van één gemeenschappelijke voorouder. De familie is te vergelijken met een boom met meerdere stammen, of zelfs met een aantal bomen met aparte wortels en takken.
De meeste grondels leven in de zee, maar er zijn ook brak- en zoetwatersoorten en sommige migreren tussen zoet en zout water. Het is dan ook geen wonder dat de systematiek van de grondels een onderwerp is van voortdurend zoölogisch debat.
Anatomie
Het is natuurlijk onmogelijk om in het algemeen over de anatomie van zo’n heterogene groep uit te weiden, maar er zijn niettemin een aantal typische kenmerken die bij de meeste soorten voorkomen. Ten eerste missen veel grondels een zwemblaas, een orgaan dat overbodig zou zijn bij soorten die sterk substraat georiënteerd zijn, maar we vinden ook zwemblazen in een aantal dwerggrondels die actieve zwemmers zijn.
Een ander typisch kenmerk van alle kleine grondels zijn de kleine, ronde vinnen die meer dienen voor navigatie dan voor krachtige voortstuwing, evenals het bezit van buikvinnen die zijn samengesmolten tot een soort “vin-voet” (bij Stonogobiops en Gobiodon, bijvoorbeeld) die is handig voor ondersteuning op de ondergrond.
Afhankelijk van hun manier van leven, hebben de meeste dwerggrondels hun ogen min of meer boven op het hoofd geplaatst, waardoor deze substraatbewoners beter kunnen zien welke aanvaller van bovenaf nadert. De lichaamsvorm is variabel afhankelijk van de vereiste zwemvaardigheid, en varieert van elliptisch en hoge rug (Gobiodon) tot een perfecte torpedovorm (Tryssogobius).
De ronde bek bij dwerggrondels is geoptimaliseerd voor het vangen van zoöplankton; de grootte varieert van klein (Aioliops) tot verrassend groot (Stonogobiops), afhankelijk van het gewenste planktontype.
Signigobius biocellatus, zij vereisen een fijne zandbodem
Leefomgeving
Overal op en rond het koraalrif komen pygmee-grondels voor. Bryaninops, Eviota, Gobiodon, Trimma en anderen leven op en tussen gorgonen, steenkoralen, zachte koralen en anemonen. Stonogobiops-soorten en Lotilia graciliosa, komen voornamelijk voor op zandbodems. Elacatinus-dwerggrondels worden zowel op verschillende gastheerdieren (van sponzen tot zee-egels) als op blootgestelde delen van de rifstructuur gevonden, waar ze als reinigingsstations fungeren.
Ze worden gevonden in zeer ondiep water (Eviota) tot vrij aanzienlijke diepten (80 m, Tryssogobius colini).
Elacatinus multifasciatus en Stonogobiops yasha
Voortplanting
De meeste dwerggrondels zijn paarvormende substraat-broeders die hun eieren vastmaken aan een oppervlak zoals rifrots en ze bewaken totdat ze uitkomen (zoals de Amphiprion-soorten). Zonder uitzondering komen de eieren van alle soorten na een paar dagen uit tot hulpeloze larven die in de stroming wegdrijven als plankton en verder groeien zonder enige ouderlijke zorg. De meesten worden opgegeten of worden het slachtoffer van de elementen voordat ze de metamorfose tot de volwassen vis kunnen afronden.
Een interessant aspect van de reproductie van dwerggrondels is geslachtsverandering. Met name protogyne geslachtsverandering (van vrouw naar man, bijvoorbeeld bij de Coryphopterus personatus is dit wetenschappelijk goed gedocumenteerd. Maar het is mogelijk dat er ook dwerggrondels zijn die protandrisch (van mannelijk naar vrouwelijk) of zelfs in beide richtingen van geslacht kunnen veranderen, zoals gesuggereerd door onderzoek op Paragobiodon-soorten.
Diverse Elacatinus-soorten en Coryphopterus personatus, zijn al gekweekt in het aquarium. Terwijl de eerste nu commercieel worden gekweekt voor de aquariumhandel.
Sommige soorten (Elacatinus multifasciatus, E. oceanops, E. puncticulatus) zijn regelmatig beschikbaar als in gevangenschap gefokte dieren, maar de kweek van alle andere soorten staat nog in de kinderschoenen. Oceans, Reefs & Aquariums in Fort Pierce, Florida, pionier in het kweken van grondels, heeft momenteel zes soorten Elacatinus in commerciële productie.
Het genus Amblyeleotris bevat mooie soorten, maar komen in dit artikel niet aan bod wegens net iets te groot. Boven A randalli, onder A. wheeleri
Bij gobies kan verhoudingsgewijs tot hun formaat wel een ongemeen hevige rivaliteit en territoriumdrift voorkomen Dit kan vermeden worden door visuele obstakels in de vorm van koralen en/of rotsformaties te voorzien. Bij een aantal soorten is deze agressie periodiek, in de paartijd zoeken tegengestelde geslachten elkaar op en de rest van de tijd mijden ze elkaar waarbij voedselnijd heel vaak de mate van agressie mee bepaalt.
Sommige soorten zijn veel onverdraagzamer voor soortgenoten, zelfs als die van het andere geslacht zijn, ik denk dan aan Trigobius multifasciatus, Gobiodon okinawae...
Om de rivaliteit verder te beperken is het aan te raden om te werken met plateau’s of nissen en hen veel schuilplaatsen tussen rotsen en koralen aan te bieden.
Ik denk dan specifiek aan koraalplaten of Real Reef Rock platen die op ringetjes van PVC geplaatst worden zodat er onder de opbouw ook heel veel schuilplaatsen voorhanden zijn zodat je lekker veel gobies in je aquarium kunt plaatsen. Verder zorgt deze constructie er ook voor dat je een zeer goede rifspoeling verkrijgt waardoor je detritus-ophoping reduceert en je waterwaarden positief evolueren.
Eviota fasciola Gobiodon acicularis
We gaan een twaalftal genera nader bekijken. Ze zijn vrij algemeen in de aquariumhandel verkrijgbaar tegen een betaalbare prijs.
Genus Aioliops Rennis & Hoese, 1987
Van de vier soorten van het geslacht Aioliops is de dwergpijlvis, A. megastigma, het meest interessant voor aquarianen en de enige soort die wordt geïmporteerd als aquariumvis, zij het zelden. Deze zeer slanke grondel wordt ongeveer twee centimeter en verdient echt de naam pygmee-grondel, maar verschilt radicaal van de meeste andere leden van de groep op basis van zijn ecologie. In het bijzonder brengen deze vissen hun leven niet rustend op het substraat door, maar zwemmen ze in het open water boven en op enige afstand van grote steenkoralen, waarnaar ze vluchten als er gevaar dreigt. Ze voeden zich met het beste pelagische zoöplankton en zijn zo efficiënt in het verkrijgen van hun voedsel dat het moeilijk kan zijn om ze in het aquarium te houden. Omdat hun constante beweging zoveel energie kost, moet zo’n kleine grondel continu eten om uithongering te voorkomen. De noodzakelijke zware voeding kan problemen veroorzaken in het beperkte watervolume in een nano-rifaquarium.
Verzorging:
Afmetingen aquarium: 15 liter en meer.
Voedsel: Zeer fijn diepvriesvoer en plankton (bijvoorbeeld kreefteneitjes, tijger-copepods (Tigriopus californicus), Cyclop-eeze).
Moeilijkheidsgraad: hoog.
Tips voor onderhoud: Moet in kleine groepen worden bewaard; voer zo vaak mogelijk kleine porties, minimaal driemaal daags.
Koumansetta rainfordi, ze zijn niet duur en worden hooguit 5 cm.
Genus Bryaninops Smith, 1959
Zonder uitzondering zijn de 16 soorten van het genus Bryaninops echte dwergen van 1,5 tot 4 cm, en hun ecologie is typerend voor alle koraalgrondels. In bijna geen enkel ander genus is de relatie met koralen als gastheren zo dichtbij. Deze kleine grondels leven ofwel in gorgonen (in het geval van Bryaninops amplus of B. yongei, bijvoorbeeld), of (bijvoorbeeld in Bryaninops natans) leven samen met grote exemplaren van SPS-steenkoralen, meestal die van het genus Acropora, waarboven ze zweven om plankton te vangen. Bij dreigend gevaar verdwijnen ze razendsnel tussen de koraaltakken.
Terwijl de leden van het genus, die in steenkoralen leven, actieve zwemmers zijn, zijn degenen die gorgonen bewonen erg passief en zitten gewoon rustig op een tak, en gebruiken hun camouflage om onopgemerkt te blijven.
Alle Bryaninops zijn min of meer transparant, en een langwerpige grondel die zich strak tegen de tak van een gorgoon nestelt, gaat bijna volledig over in het substraat om onzichtbaar te worden. De vrij zwemmende soorten zijn ook goed gecamoufleerd dankzij hun doorschijnende, vaak zeer lichtgekleurde lichamen. De kleine streepjes, die in grote groepen boven de koralen zwemmen en dansen in het zonlicht van het ondiepe water, worden waarschijnlijk niet herkend als een waardige prooi door veel roofdieren, maar eerder als iets totaal anders.
Gobiodon ceramensis Gobiodon okinawae
Er is natuurlijk geen vis die niet in een groot aquarium kan worden gehouden, er zijn immers geen beperkende glasplaten in de zee en op de riffen. Als een groot rifaquarium zo kan worden ontworpen dat kleine dwerggrondels niet worden opgegeten door grotere bewoners en ook niet worden ‘opgeslokt’ door apparatuur (overlopen, sifons, pompen), dan kunnen ze het heel goed doen in een dergelijke kunstmatige biotoop.
Het is wel zo dat de trotse eigenaar van zijn nogal timide visjes hen regelmatig kan zien en hun gedrag alleen zal kunnen bestuderen als ze in een vrij klein aquarium worden gehouden. Er zijn ook praktische redenen om deze vissen in kleine aquaria onder te brengen. Het voederen van de veeleisende soorten kan gerichter, met minder inspanning en dus efficiënter worden uitgevoerd.
Een “klassiek” nano-rifaquarium van ongeveer 15 tot 30 liter is geschikt voor één paar van één enkele geschikte soort.
Iedereen die zou willen proberen om groepjes te houden - erg interessant met bijvoorbeeld Eviota of Coryphopterus, zou er goed aan doen om een grotere nano te gebruiken van ongeveer 60 tot 110 L. In een aquarium van deze omvang kunnen meerdere paren van verschillende soorten worden ondergebracht
Verzorging
Afmetingen aquarium: 20 liter en meer.
Voedsel: Zeer fijne diepvriesproducten en plankton (bijvoorbeeld kreefteneitjes, tijger copepoden (Tigriopus californicus), Cyclop-eeze.
Moeilijkheidsgraad: hoog.
Tips voor onderhoud: Moet altijd samen met koralen worden gehouden, passend bij de soort. Voer zo vaak mogelijk kleine porties, minimaal driemaal daags.
Gobiodon okinawae
Genus Coryphopterus Gill, 1863
Alle 14 soorten van het momenteel bekende genus Coryphopterus zijn afkomstig uit de Atlantische Oceaan. Deze vissen zijn tot 4 cm lang en zijn niet zo actief als de “echte” zwemmende grondels (bijvoorbeeld Aioliops of Tryssogobius) en ook niet zo sterk substraatgericht als bijvoorbeeld Trimma-soorten; in plaats daarvan zwemmen ze afwisselend dicht bij het rif om plankton te vangen en nestelen ze zich op koralen om uit te rusten. Het zijn voornamelijk de twee Caribische soorten, de pepermunt gobie, C. lipernes, en de gemaskerde gobie, C. personatus, die belangrijk zijn voor de aquariumhobby. Ze zijn erg ongecompliceerd in hun onderhoud, maar worden verrassend zelden geïmporteerd.
Verzorging
Afmetingen aquarium: 20 liter en meer.
Voedsel: Fijn bevroren voedsel. Volwassen dieren zullen ook grotere stukjes eten.
Moeilijkheidsgraad: Laag.
Tips voor onderhoud: Houd ze in paren of kleine groepen in een aquarium van 60 liter of meer.
Genus Discordipinna Hoese & Fourmanoir, 1978
Het genus Discordipinna heeft grote bekendheid gekregen in de hobby, maar het heeft systematisch weinig te bieden, aangezien het slechts twee soorten bevat, D. griessingeri en de in 2012 beschreven D. filamentosa. Ze staan bekend als een van de meest gewilde aquariumvissen in het nano-rifaquarium, hoewel ze ook een van de meest verlegen zijn. Daarom is het geen wonder dat maar weinig duikers bekend zijn met deze gobies in zijn natuurlijke habitat, hoewel de verspreiding ervan de gehele Indo-Pacific omvat. Men kan dus aannemen dat deze kleine, extreem slanke grondels, die slechts ongeveer 3 cm groot zijn, zeker niet zeldzaam zijn.
Verzorging
Afmetingen aquarium: 15 liter en meer.
Voedsel: Zeer fijn, indien mogelijk levend voer (bijvoorbeeld tijger-copepods (Tigriopus californicus), Moina salina, Artemia nauplii, Cyclop-eeze); sommige volwassenen zullen wat grotere diepvriesproducten eten.
Moeilijkheidsgraad: gemiddeld.
Tips voor onderhoud: Zeer schuchtere vissen die zich zelden laten zien; in paren of in kleine groepen houden in een aquarium van 25 liter of meer.
Stonogobiops nematodes. Hoeveel exemplaren zie jij op deze foto?
Genus Elacatinus Jordan, 1904
Elacatinus louisae
De neongrondels van het genus Elacatinus behoren tot de meest interessante van de dwerggrondels. De 33 soorten die momenteel worden beschreven, omvatten zowel poetsgrondels (bijvoorbeeld de neongobie Elacatinus evelynae en de blauwe poetsgrondel E. oceanops) als soorten die commensale relaties hebben (die aan dezelfde tafel eten) met andere rifbewoners, bijvoorbeeld zee-egels, zoals de groenbandgobie E. multifasciatus (die in 2017 in het genus Tigrigobius werd ondergebracht) of sponzen, zoals E. lori. Andere soorten zoals de E. puncticulatus, leven losjes samen met koralen.
In het verleden werden de meeste Elacatinus-soorten toegewezen aan het genus Gobiosoma, waaruit ze geleidelijk werden verwijderd. Maar het is onjuist om Gobiosoma gewoon te beschouwen als een verouderde naam of een synoniem voor het hele genus Elacatinus, hoewel deze fout wijdverbreid is. Het resterend gedeelte van het genus Gobiosoma werd in 2014 ondergebracht bij het genus Saurogobio, maar ze zijn niet bijzonder relevant voor de aquariumhobby.
Anatomisch gezien worden Elacatinus-grondels gekenmerkt door een zeer gestroomlijnde lichaamsvorm met kleine vinnen die strak tegen het lichaam worden gedragen. De poetsgrondels van het genus zijn in ieder geval over het algemeen goede zwemmers, een vaardigheid die minder uitgesproken is bij de meer substraatgerichte soorten.
Er kunnen twee basistypen van kleuring worden onderscheiden. De poetsgrondels vertonen allemaal een bijna uniform longitudinaal streeppatroon dat zich uitstrekt over de lengte van het lichaam en altijd bestaat uit blauwe, gele of witte banden op een donkere achtergrond, het typische gewaad van een poetsvis, met andere woorden, vergelijkbaar met die bij lipvissen en garnalen. De niet poetsende soorten vertonen een wat meer variabel, soms erg opzichtig kleurpatroon. Opvallend aan deze groep is een zich herhalend patroon van dwarsbanden. Bij sommige soorten, bijvoorbeeld de groenbandgobie, E. multifasciatus, (die zoals reeds gezegd thans in het genus Tigrigobius werd ondergebracht) die soms op zee-egels leeft, kan dit worden geïnterpreteerd als een camouflagepatroon dat de vis onzichtbaar maakt tegen een achtergrond van lange stekels. Maar het komt ook voor bij E. dilepis, die samen leeft met koralen en sponzen.
Verzorging
Afmetingen aquarium: 20 liter of meer.
Voedsel: verschillende soorten diepvries- en droogvoer, inclusief grotere soorten voor volwassenen.
Moeilijkheidsgraad: Laag.
Tips voor onderhoud: Als koppel te houden als compatibele exemplaren kunnen worden verkregen; de niet poetsende soorten, zoals E. dilepis, Tigrigobius multifasciatus en E. puncticulatus, zijn het meest geschikt voor onderhoud in het nano-aquarium.
Stonogobiops yasha
Genus Eviota Jenkins, 1903
Vaak in één adem genoemd met het genus Trimma, zijn de 120 soorten van het genus Eviota precies het soort vissen dat in je opkomt als de term “pygmee gobies” wordt gebruikt. In hun natuurlijk leefgebied, de koraalriffen van de Indo-Pacific, leven deze kleine wezens nauw samen met steenkoralen, waarboven ze zwemmen om plankton te vangen, zodat ze zich bij dreigend gevaar onmiddellijk kunnen terugtrekken in de beschutting van de takken of poliepen.
In feite zijn slechts twee van de 120 soorten, de tweestreep pygmee gobie, Eviota bifasciata, en de neon pygmee gobie, Eviota pellucida, relevant voor de aquariumhobby. De fantastische blackbelly gobie, E. nigriventris, met zijn lila en zwarte kleur, wordt weinig geïmporteerd.
Vanwege hun zeer kleine formaat, slechts ongeveer 2 cm, zijn paren Eviota-grondels populair als bewoners van nano-rifaquaria, waar ze het goed doen, mits ze voldoende voedsel krijgen. Het is niet altijd gemakkelijk om onbekende soorten van dit geslacht te onderscheiden van de anatomisch zeer vergelijkbare Trimma grondels. Een nuttig onderscheidend karakter zijn de ogen, die iets verder uit elkaar staan en niet zo hoog op het hoofd als bij Eviota-soorten.
Verzorging
Afmetingen aquarium: 15 liter en meer.
Voedsel: Fijn bevroren en droog voedsel.
Moeilijkheidsgraad: gemiddeld.
Tips voor onderhoud: In paren of groepen houden in aquaria van 60 liter of meer.
Trimma benjamini
Trimma Caesiura foto JOSF Trimma cana Foto JOSF live, Widi, Halmahera, Maluku, Indonesia (MVE)
Genera Gobiodon Bleeker, 1856 en Paragobiodon Bleeker, 1873
De 27 soorten van het genus Gobiodon en de 7 soorten van het genus Paragobiodon staan gezamenlijk bekend als koraalgrondels. Ze verstoppen zich niet alleen tussen de takken van koralen als er gevaar dreigt, zoals andere dwerggrondels, maar brengen hun hele leven door op steenkoralen, bij voorkeur die van het genus Acropora. Het zijn slechte zwemmers - ze hebben geen zwemblaas - en kunnen niet overleven zonder hun gastkoraal, althans niet in hun natuurlijk leefgebied. Hoewel ze allemaal praktisch dezelfde lichaamsvorm hebben en een vergelijkbare grootte hebben (2 tot 4 cm), vertonen Gobiodon-soorten een verbazingwekkende reeks kleuren, van helder geel (G. okinawae) tot rood (G. quinquestrigatus) naar rood en groen (G. histrio) of pikzwart (G. acicularis). Deze ogenschijnlijk opvallende kleuren zijn eigenlijk aanpassingen aan het favoriete gastkoraal. Het zijn voornamelijk de gele koraalgrondel, G. okinawae, en de blauwpunt koraalgrondel, G. histrio, die worden geïmporteerd voor de aquariumhobby. De citroen koraalgobie, G. citrinus, die net zo vaak in de handel wordt gezien, is geen pygmee-gobie zoals eerder gedefinieerd, aangezien hij een lengte bereikt van ongeveer 6 tot 7 cm). Het gedrag verschilt echter niet van zijn kleinere verwanten en kan op dezelfde manier in het aquarium worden gehouden.
Hun verwanten die tot het zustergeslacht Paragobiodon behoren, verschillen van de Gobiodon-soorten doordat ze iets kleiner zijn maar op het eerste gezicht zijn er nauwelijks zichtbare anatomische verschillen tussen de twee genera. Ze zijn slechts van uiterst ondergeschikte betekenis voor de aquariumhobby, hoewel de mooie kleine P. lacunicolus, evenals de geheimzinnige P. xanthosoma, erg interessant zouden zijn om in een nano-rifaquarium te houden.
Alle Gobiodon- en Paragobiodon-soorten leggen hun eieren, die ze bewaken totdat ze uitkomen, tussen de takken van het gastkoraal. Hiervoor wordt een deel van het koraalskelet ontdaan van weefsel. Koraalgrondels voeden zich echter niet met deze koraalpoliepen, zoals soms wordt aangenomen, en gezonde koralen zullen de schade die wordt veroorzaakt door de kleine grondels probleemloos weerstaan.
Verzorging
Afmetingen aquarium: 20 liter en meer.
Voedsel: Fijn bevroren en droog voedsel. Volwassenen dieren zullen ook grotere stukjes aannemen (bijvoorbeeld Artemia en Mysis).
Moeilijkheidsgraad: Laag.
Tips voor onderhoud: in koppels houden. Geschikte gastkoralen moeten aanwezig zijn (indien nodig leerkoralen, bijvoorbeeld Sinularia of Sarcophyton).
Genus Lotilia Klausewitz, 1960
Het genus Lotilia bevat slechts twee soorten, de witkopgrondel, Lotilia graciliosa, een bijzonder spectaculaire vis met een aantrekkelijk tweekleurig gewaad van nougatbruin en ivoor en L. klausewitzi.
Ze leven in symbiose met de pistoolgarnaal, Alpheus rubromaculatus (nomen nudum = nog niet correct beschreven), en gedraagt zich daarbij op een zeer vergelijkbare manier als de partnergrondels van het genus Stonogobiops, waarmee ze samen leven (sympatrisch) in sommige delen van de Indo-Pacific.
De ongebruikelijke kleuring van L. graciliosa is een lichtend voorbeeld van de manier waarop vorm altijd de functie volgt in het wild: de scheidslijn tussen de lichte en donkere delen van het lichaam loopt diagonaal precies boven het oog van de vis. De ogen zijn het meest kwetsbare deel van elk dier en het primaire doelwit voor roofdieren, niet in de laatste plaats omdat de laatste altijd proberen hun prooi veilig bij het hoofd te grijpen. Maar het gedurfde contrast tussen licht en donker direct boven het oog maakt dit laatste praktisch onzichtbaar.
Verzorging
Afmetingen aquarium: 30 liter en meer.
Voedsel: fijne diepvriesproducten, misschien zelfs droogvoer. Volwassenen nemen ook grotere stukjes, bijvoorbeeld Artemia en Mysis.
Moeilijkheidsgraad: gemiddeld.
Tips voor onderhoud: Indien mogelijk in koppels houden en altijd met Alpheus rubromaculatus (als dat niet mogelijk is, A. randalli).
Genus Priolepis Valenciennes, 1837
Alle grondelsoorten van het genus Priolepis zwemmen ondersteboven. Deze ongewone kleine grondels uit de Stille Oceaan zijn allemaal grotbewoners, die normaal gesproken met hun buik omhoog zwemmen als een aanpassing aan hun manier van leven, waardoor ze contact houden met het plafond van de grot. Met hun grote kop en bijpassende bek, kunnen deze kleine vissen, meestal slechts ongeveer 3 cm lang, verbazingwekkend grote stukken plankton vangen, maar door hun gebrek aan een zwemblaas zijn het slechts matig goede zwemmers die zich alleen behendig bewegen in hun eigen speciale omgeving, dat wil zeggen tussen rotsen.
Van de 35 soorten in dit genus zijn het vooral P. boreus, gevolgd door P. cincta en P. nocturna, die regelmatig worden geïmporteerd.
Verzorging
Afmetingen aquarium: 20 liter en meer.
Voedsel: Fijn bevroren voedsel. Volwassen dieren zullen ook grotere stukjes aannemen, bijvoorbeeld Artemia en Mysis.
Moeilijkheidsgraad: Laag.
Tips voor onderhoud: in paren houden; voeder regelmatig met kleine porties.
Genus Stonogobiops Polunin & Lubbock, 1977
We beschouwen Stonogobiops als het enige genus uit de symbiotische grondelgroep die tot de dwerggrondels behoort. Afgezien van hun grootte, lijken de zeven soorten sterk op hun grotere verwanten (bijvoorbeeld de genera Amblygobius, Cryptocentrus) en worden ze gekenmerkt door anatomische kenmerken zoals gefuseerde buikvinnen en een relatief grote mond.
Een extreem lange, lansachtige eerste rugvin is kenmerkend voor de garnalengrondel met filamentvinnen, de draad grondel S. nematodes, S. medon en S. yasha. Maar de draakgrondel S. dracula, S. larsonae, de vijfbandgobie, S. pentafasciata en de geelsnuitgrondel S. xanthorhinica, hebben slechts een matig vergrote, ronde eerste rugvin.
Deze betoverend mooie grondels leven in symbiotische samenwerking met pistoolgarnalen van het genus Alpheus op zandbodems in de buurt van Info-Pacific riffen Dit is een fascinerende relatie die ook uitstekend werkt als ze samen in het rifaquarium worden gehouden. Twee soorten spelen bovenal een rol in de aquariumhobby: Stonogobiops nematodes en de felbegeerde yasha gobie, S. yasha, die ondanks de prijs veel gevraagd is vanwege zijn schitterende rood-witte kleur.
Verzorging
Afmetingen aquarium: 30 liter en meer.
Voedsel: fijne diepvriesproducten, misschien ook droogvoer. Volwassen dieren nemen ook grotere stukjes, bijvoorbeeld Artemia en Mysis.
Moeilijkheidsgraad: gemiddeld.
Onderhoudstips: Houden in paren en samen met de juiste pistoolgarnaal (afhankelijk van de soort, meestal Alpheus randalli); voer regelmatig met kleine porties. Als ze ondervoed zijn, worden deze grondels uitgemergeld en zijn ze erg gevoelig.
Scan de QR-code hierboven dan zie je een filmpje van een Cryptocentyrus cinctus (Gele symbiose grondel) met een pistoolgarnaal Alpheus bellulus. Merk op dat de garnaal steeds met één voelspriet in contact blijft met de grondel. De garnaal is immers blind en zij moet pijlsnel voelen telkens de grondel in zijn hol duikt als er onraad is. In ruil voor de uitkijk van de grondel zal de garnaal dan het holletje steeds netjes houden en onderhouden. Een perfecte symbiose dus! De pistoolgarnaal zal zo nu en dan een knallend geluid geven in uw aquarium. Ze heeft haar naam dus niet gestolen!
Genus Trimma Jordan & Seale, 1906
Zijn rijkdom aan soorten (106) en brede geografische spreiding (de gehele Indo-Pacific) maken het genus Trimma waarschijnlijk het belangrijkste genus in de pygmee grondelgroep, niet in de laatste plaats natuurlijk omdat er relatief veel soorten beschikbaar zijn om in het rifaquarium te houden en ze doen het daar goed als ze correct worden behandeld. Deze kleine visjes, slechts 3 tot 4 cm lang, zijn zeer sedentair in hun gewoonten, en in tegenstelling tot bijvoorbeeld Eviota-soorten zwemmen ze nauwelijks, zelfs niet om plankton te vangen, maar blijven ze liever ‘zittend’ op een koraal. Dit betekent dat ze zeer weinig ruimte nodig hebben en daarom erg populair zijn om zelfs uitzonderlijk kleine nano-rifaquaria te bevolken.
Het meest opvallende anatomische kenmerk van het genus Trimma is de positie van de ogen, relatief hoog op de kop, een kenmerk van een substraatgerichte vis die vooral te maken heeft met aanvallen van bovenaf. Mannetjes vertonen vaak een niet bijzonder opvallende, maar merkbare verlenging van de eerste dorsale vinstraal. Dit karakter kan het aanzienlijk gemakkelijker maken om paren te selecteren.
Het bekendste lid van dit geslacht is de felrode en wit gestreepte T. cana, gevolgd door T. rubromaculatum, T. annosum, T. benjamini en T. caesiura.
Verzorging
Afmetingen aquarium: 15 liter en meer.
Voedsel: Fijn diepvries- en droogvoer, Cyclop-eeze.
Moeilijkheidsgraad: gemiddeld.
Tips voor onderhoud: In paartjes houden of in groepen in aquaria van 60 liter of meer.
Genus Tryssogobius Larson & Hoese, 2001
Tryssogobius Sarah
Met slechts zeven soorten is dit genus erg klein, maar zeker niet oninteressant, ook al is er maar één soort van belang voor de aquariumhobby, namelijk Tryssogobius colini. Iedereen die deze buitengewone kleine vissen uit de westelijke Stille Oceaan voor het eerst ziet, zal er niet aan twijfelen dat ze verwant zijn aan de sprookjesachtige elfjes. Het glanzende zilverwitte lichaam van deze kleine pijlvis is omzoomd met delicaat blauw en goud en wordt het best gewaardeerd onder blauwachtig licht, zoals in zijn natuurlijke habitat op diepten tot wel 80 meter. Hier leeft T. colini in kleine groepen en zwemt in het open water om plankton te vangen, wat een zekere gelijkenis vertoont met de veel grotere pijlvissen van het genus Nemateleotris, die eveneens tot de familie PTERELEOTRIDAE behoren.
Zoals praktisch alle open zwemmende dwerggrondels die leven op het fijnste zoöplankton (bijvoorbeeld Aioliops), heeft T. colini een zeer hoge energiebehoefte in verhouding tot zijn lichaamsgrootte, en daar moet rekening mee worden gehouden. Om deze reden zijn pogingen tot aquariumonderhoud niet altijd succesvol.
Verzorging
Afmetingen aquarium: 20 liter en meer.
Voedsel: Zeer fijn diepvriesvoer en plankton (bijvoorbeeld kreefteneitjes, tijger-copepoden (Tigriopus californicus), Cyclop-eeze).
Moeilijkheidsgraad: hoog.
Tips voor onderhoud: in paartjes houden; groepsonderhoud is alleen mogelijk in grote aquaria. Voer zo vaak mogelijk kleine porties, minimaal drie keer per dag, liefst nog vaker.
Referenties:
Literatuur:
- Rudie H. Kuiter – Helmut Debelius, 2006. World Atlas of Marine Fishes, IKAN-Unterwasserarchiv, Frankfurt ISBN 3-925919-77-5
- Scott W. Michael: 2014 The 101 Best Nano-Reef Species, How to choose & keep hardy, brilliant, fascinating species perfect for small aquariums, Microcosm/TFH, Neptune City, New Jersey. ISBN 0-9820262-4-2
- Coral, The Reef & Marine Aquarium Magazine, may/june, Reef to Rainforest Media, LLC, 140 Webster Road, PO Box 490, Shelburne, VT 05482 2012, ISSN:1556-5769
Internet:
- Journal of the Ocean Science Foundation 2019, volume 34a, An illustrated key to the described valid species of Trimma (Teleostei: Gobiidae) by Richard Winterbottom http://www.oceansciencefoundation.org/josf/josf34a.pdf
- Journal of the Ocean Science Foundation 2016, volume 24d, A key to the dwarfgoby species (Teleostei: Gobiidae: Eviota) described between 1871 and 2016 http://oceansciencefoundation.org/josf/josf24d.pdf
- https://www.reef2rainforest.com/2017/01/10/a-definitive-and-free-guide-to-species-of-Eviota-gobies/
Klik op onderstaande tekst om het artikel te downloaden