Portaalsite voor de échte zeeaquariaan

Zoeken op de site

Ervaringen met en de verzorging van Doktersvissen in een rifaquarium.

In vrijwel ieder zeeaquarium kom je ze tegen, vertegenwoordigers van die grote familie Acanthuridae. Het aanbod van geschikte soorten is groot. Als je hun lange termijn eisen opvolgt en hun een behoorlijke huisvesting geeft, blijven het de mooiste blikvangers in een rifaquarium.
De meest populaire is zeker de gele Zebrasoma flavescens, ijzersterk en altijd in de kijker. Wil je wat meer pit ? Dan kan je kiezen voor de hemelsblauwe Picassodokter : Paracanthurus hepatus. Je hebt het meer voor een klassieker ? Dan is de meest vreedzaamste, Ctenochaetus strigosus ook wel de Geeloogdokter genoemd, bijzonder geschikt. Wie wat geduld heeft kan op zoek gaan naar een Ctenochaetus hawaiiensis, een minder frequent aangeboden model die de zelfde eisen stelt als zijn voorganger. Die “hawaiiensis” zoals ze hem noemen, wordt zonder twijfel één van de mooiste dokters in uw aquarium. Zijn jeugdkleed is zeer aantrekkelijk en later als hij volwassen is, wordt het een zeldzame schoonheid die een blikvanger zal blijven.

 
Foto Hans Peter: Acanthurus coeruleus                                                Foto Hans Peter : Zebrasoma xanthurum
Er is heel wat keuzemogelijkheid, sommigen kunnen best met meerdere exemplaren aangekocht worden en soms hoor je terecht de opmerking dat er in elk rifaquarium minstens één Doktersvis moet aanwezig zijn. Als dat ook uw mening is moet je zeker mijn ervaringen lezen.
De systematiek. 
Op de grote familiestamboom staat bovenaan de Orde Perciformes : de baarsachtigen waarin de suborde Acanthuridei de doktersvisachtigen een ruim aandeel hebben. De subfamilie Acanthuridae kende 4 Genera. 
Acanthurus
Ctenochaetus
Paracanthurus
Zebrasoma
Deze 4 namen klinken vertrouwd in de wandelgangen bij de liefhebbers van Doktersvissen. Om volledig te zijn moet daar nog de subfamilie Prionurinae nl. de Eenhoornvissen bij en de subfamilie Nasinae (Koekopvissen). Deze laatste hebben elk nog het genus Naso waaronder de Familie Zanclidae (Wimpelvissen) en Siganidae (Konijnvissen).

Foto Hans Peter: Siganus vulpinus (konijnvis)
Verder hebben we het uitsluitend over 4 families : Acanthurus, Ctenochaetus, Paracanthurus en Zebrasoma.  Een voorbeeld uit de eerste familie nl de A. Leucosternon kan je zonder twijfel als de moeilijkste EN de meest problematisch beschouwen. De familie Acanthurus herbergt die dokters die het meest aandacht vragen. Binnen die groep zijn in onze vereniging alleen met de A. lineatus, A. olivacus en A. sohal, in aquaria vanaf 2 meter, goede ervaringen bekend.
Veel meer goede ervaringen zijn bekend met Ctenochaetus, Paracanthusrus en Zebrasoma.

Hun verblijfplaats, uw Rifaquarium..
Doktersvissen zijn drukke zwemmers. Vandaar dat ze een groot aquarium eisen. Als het aquarium ingericht is als een dichte wand met enkel vooraan zwemruimte, dan voelen ze zich niet in hun natuurlijk doen. Beter is een groot aquarium met steenformaties waardoor of waarrond ze kunnen zwemmen. Als het nodig is moeten ze zich kunnen terugtrekken. Ze houden van ordeloze formaties met veel gaten en ruime spleten. 

  foto Hans-Peter : Acanthurus olivaceus.                                                      foto Hans-Peter : Zebrasoma desjardinii .


Je kan duidelijk observeren dat rust, hiërarchie en vrede in een groot zeeaquarium heerst als het interieur van stenen aan die voorwaarde voldoet.
Van belang is ook de waterkwaliteit. Deze is in een aquarium met rifbouwende steenkoralen meestal uitstekend. Vissen die in de natuur in openwater zwemmen, zijn gewoon aan een zeer laag bacteriegetal. Dit is een getal dat aangeeft hoeveel bacteriën per liter zeewater aanwezig zijn. In de meeste zeeaquaria is dat getal honderd tot duizend keer groter dan in de natuur. Een laag bacteriegetal kan je o.a. bereiken door het water te laten vloeien langs de wanden van een sterke UV-lamp. Deze methode is de laatste jaren in de vergeethoek geraakt en soms wordt een UV lamp beschuldigd van het doden van ook de “goede” bacteriën. Dat is de reinste onzin. Een UV lamp doodt geen bacteriën maar zorgt er voor dat hun DNA structuur hen niet meer toelaat te delen (vermenigvuldigen). Goede bacteriën die behulpzaam zijn bij de biologische afbraak, de nitrificatie of de denitrificatie zijn substraat gebonden en “zwemmen” niet door of langs de wand van de UV-lamp. Er zijn dus goede redenen om met een technisch hulpmiddel de natuur na te bootsen en de UV-lamp continu in bedrijf te houden.
  Foto : Jean-Paul Vandersteen Acanthurus pyroferus
 
 
 
Microbiologen van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) en het Marine Biological Laboratory (MBL) in Woods Hole, Verenigde Staten hebben vastgesteld dat er wel 20.000 verschillende soorten bacteriën in een liter zeewater zitten. De resultaten van het onderzoek zijn in aug 2006 gepubliceerd in het prestigieuze Amerikaanse tijdschrift 'Proceedings of the National Academy of Sciences' (PNAS).
Een Nederlandstalige bespreking vind je op 
http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOA_6S9H54
 
 
 
 Foto: Jean-Paul Vandersteen : Acanthurus tennentii.
Er is trouwens nog een voordeel aan het gebruik van een UV-lamp. De lichtdoorlaatbaarheid van het water neemt toe en op zijn beurt is dat gunstig voor alg en wierengroei in de diepere regionen. Verder zal je nog overtuigd worden van de noodzaak aan die algengroei. Op dat fijne koraalzand groeien vele microscopische wiertjes en samen met het koraalzand nemen Doktersvissen dat uiterst fijne koraalzand naar binnen. Dat laatste is dan weer noodzakelijk bij de vertering van de hardere diatomeeën die tot hun standaard voedselpakket behoren.
Wat hebben alle Doktersvissen gemeen ?
Doktersvissen kan je altijd herkennen aan hun unieke typische lichaamsvorm en hun sierlijke zwemwijze, te vergelijken met de lipvissen. Alleen de zijvinnen worden gebruikt en de staart als roer of wapen. Toch kunnen ze in een groot aquarium behoorlijk op snelheid komen. Hun “doktersnaam” danken ze aan een scalpelvorige stekel aan het staartvlak. Een inklapbaar zakmes die alleen bij grote gevechten bovengehaald wordt. Doktersvissen verplaatsen zich in alle waterlagen in het aquarium. Ze laten een onvermoeibare indruk na. De bijna alle doktersvissen houden hun prachtig jeugdkleed gedurende hun hele leven, ten minste als wij aandacht schenken aan hun levenswijze (lees voeding). Er zijn enkele uitzonderingen op die regel, o.a. Acanthurus. coeruleun die geel is in zijn jeugdkleed en later volwassen blauw met donkere strepen. Een voorbeeld van mimikry naar kleurvormen kan je zien bij de Acanthurus pyroferus. Die kan nl. gemakkelijk verward worden met een Centropyge flavissimus, of met Centropyge eibli of met een Centropyge vroliki.
 
Doktersvissen blijven altijd uitermate gevoelig voor plotse bewegingen vóór het aquarium, zeker wanneer ze als enkelingen in het aquarium verblijven. De stressgevoeligheid is sterk soort afhankelijk.

  Foto: Jean-Paul Vandersteen : Zebrasoma gemmatum
De voeding van Doktersvissen in de natuur.
In de natuur voeden de meeste volwassen Doktersvissen zich met algen en in de buurt van de riffen met zeegrassen. Allen geven de voorkeur aan draadalgen, niet de lange maar wel de kortere, vers uit het steen ontstane begroeiingen. Ze grazen ook op het dak van een rif. Pionurus scalpus eet uitsluitend kalkalgen. In hoger gelegen koraalrifgebieden onder invloed van sterke golfslag leven o.a. Acanthurus achilles, A. leucopareius, en de A. guttatus. Maar de A. thompsoni en de Naso hexacanthus leven uitzonderlijk in open water en moeten het dan ook eerder hebben van plantondiertjes.  
De voedselgewoonten kunnen ook veranderen in de loop van hun levensloop. Het is bekend dat jonge vissen uit de Naso familie bladalgen eten en pas later als ze volwassen zijn, meer energie nodig hebben, overschakelen op plankton. Het op gang komen van de hoornvorming is daar niet vreemd aan.
Onderzoek in de Rode zee bij de C. Nigrofuseus leerde ons dat hij in de winter vetreserves aanlegt in de geslachtsorganen en in de staartvin. Deze vetten bevatten hogere waarden onverzadigde vetten en tryglyserol dan in bvb de spierweefsels.
Waarnemingen in de natuur hebben ons geleerd dat Doktersvissen tot 10 u per dag grazen op en tussen stenen en koralen. Je kan zich dus best voorstellen dat zelfs in een groot aquarium, de bruikbare algenreserves voor 1 doktersvis reeds na 5 dagen opgebruikt is. Ook is een test gedaan waarbij een gedeelte van een rif ontoegankelijk werd gemaakt voor vissen. Na enkele weken was een duidelijke algen en wierengroei zichtbaar. Voldoende groenvoer bij het verzorgen van meerdere exemplaren, wordt een probleem ook in grote aquaria. Ofwel vermageren ze, ofwel stopt hun groei wanneer ze nog niet volwassen zijn. Sla er eens een encyclopedie op na en kijk hoe groot ze in de natuur worden. Dat is niet allemaal te wijten aan kleinere zwemruimte.

  Foto Luc Loyen :  Zebrasoma flavescens (Gele zeilvindoktersvis)
Erg belangrijk : de juiste voeding !!
De meeste Doktersvissen zijn herbivoren. Om het in mensentaal te zeggen: het zijn vegetariërs, ze lusten geen dierlijke kost. Tenzij ze niet anders voorgeschoteld krijgen of zoals bekend bij de Naso (hierboven vermeld) uit noodzaak, blijven ze ook herbivoor. Ctenochaetus strigosus is uitgerust met borstelvormige tandjes en samen met C. striatus en hawaiensies behoren ze tot de borsteltandigen onder de Doktersvissen. 
Geef je toch uitsluitend dierlijk voedsel dan kunnen de eerste problemen beginnen. Als men het voedselaanbod niet aanpast krijg je op lange termijn problemen. Hun darmkanaal is nu eenmaal langer dan bij carnivoren en dit om de afbraak van plantaardig materiaal aan te kunnen. Krijgen ze altijd mysis of ander dierlijk voedsel aangeboden, dan is de kans op verstoppingen groot en zijn darminfecties niet uit te sluiten. Zebrasoma flaviecens is daar het minst gevoelig voor en deCtenochaetus hawaiiensis meest gevoelig.
De spijsvertering bij Doktersvissen is een wonder op zich !

  Foto EdgarDonkervliet: Acanthurus sohal (Rode zee doktersvis)

Het verteringsmechanisme van Doktersvissen is nog niet zolang bekend. Speciale micro-organismen leven met elkaar in symbiose. Het verteringswerk wordt uitgevoerd door bacteriën en dinoflagellaten in samenwerking met Protisten. Deze laatsten blijven langer dan andere micro-organismen in de maag van de Doktersvissen. Men vindt ze in aantallen van 20.000 tot 100.000 per ml in de maaginhoud. Slechts 2 tot 3 uur hebben ze nodig om hun werk te doen. Die korte tijd is ook de reden waarom Doktersvissen die sterk vermagerd uit een transport komen soms ten dode opgeschreven zijn. Het lang vasten zorgt voor een lege maag en het afsterven van de noodzakelijke micro-organismen. Is geen voeding in de darmen aanwezig dan sterft de darmfauna af. Dit wordt soms in de hand gewerkt door de antibiotica kuren die in de groothandel gebruikt worden. Breng je later die vissen in uw aquarium dan eten ze wel vlug maar hun verteringssysteem is vernietigd. Ze sterven een hongerdood terwijl ze toch voldoende eten. 

 
 
 
 
 
 
Maar meestal loopt het niet zo’n vaart want de natuur “legt” soms nog iets om het hoekje. Je hebt het waarschijnlijk reeds opgemerkt, Doktersvissen eten graag de ontlasting van hun medebewoners op. Daarin komen resten voor van de darmfauna van hun collega’s en dat kan best van betere kwaliteit zijn. Je kan deze rare eetgewoonten nu wel begrijpen !
 
 
  foto Hans-Peter : Naso lituratus                                                                    foto Hans-Peter : Acanthurus achilles            

Hoe voedt je uw Doktersvissen in het Rifaquarium
Wanneer de waterkwaliteit perfect is, de Doktersvissen een behoorlijk onderkomen hebben in een ruime bak met geschikte medebewoners staat niets meer in je weg om er jarenlang plezier aan te beleven. De voeding blijft nu de het belangrijkste aandachtspunt te worden..
·      Bijvoeren met plantaardig materiaal is levensnoodzakelijk.
De natuurlijke aangroei van groenvoer in mijn aquarium (bruto 1200 l) was niet toereikend. Mijn bezetting was één gele doktersvis en één blauwe picasso, respectievelijk 7 jaar en 4 jaar oud. Ze deelden de natuurlijke groene tafel. De rest, een stel anemoonvissen, 6 gramma loretto’s , 2 Caribische lipvissen, een rifwachter, een pincetvis, en enkele pitvissen kijken enkel uit naar het aanbod diepvries artemia, bijna dagelijks met wat toegevoegde vitaminen aangeboden.
Je kan dus best “vooraf” de Doktersvissen een portie groenvoer aanreiken.
In de zomer is dat 2 keer per week enkele blaadjes zelf gekweekte sla. Wanneer dat niet meer beschikbaar wordt grijp je naar alternatieven. Plantaardig droogvoer, algen uit de leidingen, (zie verder), spirulina enz.
Het zijn garanties op een lang en gezonde levenswijze voor alle Doktersvissen.

 
Foto Vanie : Ctenochaetus hawaiiensis
·      Sla als groenvoer... maar !
Ik durf het niet en zou het niemand aanraden : sla uit het commerciële circuit geven is levensgevaarlijk. Deze sla kan bespoten zijn met zowel fungiciden als pesticiden. Hoe gevaarlijk dat is toont volgend rekenvoorbeeld. Een volwassen gele dokter weegt vb. 30 gram en hij kan rustig een paar blaadjes sla naar binnen werken die samen 3 gram wegen. Dat is 10 % van zijn eigen gewicht. Als een volwassen persoon van 75 kg het zou aankunnen om 7,5 kg sla te eten die met de gebruikelijke sproeistoffen zijn behandeld, dan houdt hij daar een voedselvergiftiging aan over !
Over eigen sla beschikken, zelfs al heb je geen tuin is eenvoudig. Koop in een tuincentrum enkele sla-plantjes. Plant het in een ruime bloempot met compost en zet het voor een raam in volle licht. Compost altijd vochtig houden en nooit gieten op de bladeren. Eventueel kunnen zich bladluizen ontwikkelen op de bladeren van de sla maar die kan je gewoon afspoelen vóór het gebruik.
·      Zacht gekookte groenten ?
Er zijn heel wat artikels en recepten over ervaringen met spinazie, broccoli (de groene variëteit) en zelfs “doperwten” beschreven als zeer waardevol maar de Doktersvissen moeten er wel aan wennen. Soms is het verbazend te merken dat ook andere vissen zoals anemoonvissen de nieuwe spijs eerst aannemen. Doktersvissen zijn kieskeurig maar eens ze het lusten worden het slokkoppen.
·      Spirulina.
Spirulina is een veilig alternatief. Het product is in de gespecialiseerde voedingszaken, dieetwinkels enz. te verkrijgen in verschillende handelsvormen.
Het is een 100% natuurproduct afkomstig uit de spiruline alg en wordt onder speciale omstandigheden gesteriliseerd of gevriesdroogd zonder toevoeging van kleur- of bewaarstoffen. Het bevat 60 tot 70% eiwitten, 13 tot 20 % koolhydraten, en 6 tot 7% mineralen. Het is zeer rijk aan vitamines en essentiële aminozuren. Nu is het een rage in de VS om naast de dagelijkse extra vitaminen ook nog spirulina tabletten te gebruiken... maar dat is een ander verhaal !
Persoonlijk geef ik de voorkeur aan de vlokkenvorm of de tabletten. Sera brengt een handige blitsverpakking op de markt onder de naam “Premium Tabs”. Leuk om een tablet met een lichte druk van je vinger op de voorruit te plakken. Aan stenen fixeren kan ook maar dat is lastig en onpraktisch. Doe je dat voor het eerst, dan zullen de dokters niet de eersten zijn om van die snoepjes te eten. Eens ze de donkergroene “pil” kennen, zijn ze er niet meer van weg te jagen !
In korrelvorm nemen de meeste Doktersvissen het niet op in open water. Slokkoppen moeten het hebben van vlokken. Ook anemoonvissen lusten het.
·      Slangen uitknijpen ?
Het idee is begonnen als een toeval. Om de waterbeweging van rifaquaria maximaal na te bootsen zijn meerdere stromingspompen noodzakelijk. Mijn aquarium was uitgerust met 5 Eheimpompen model 1060. Elk van hen was verbonden met slangen in transparante siliconen rubber en dus licht doorlatend. De darmen liggen op meerdere plaatsen vlak naast de TL lampen. Vandaar dat de binnenwand begroeid wordt met algen die zich op de siliconenwand vastzetten en een soort “binnenband” of “binnenvel” vormen. Wanneer je nu knijpt op de soepele siliconenslang, sleur je met de stroming de losgekomen vellen mee. Ik kan je verzekeren dat Doktersvissen dat als een grote lekkernij beschouwen ! De donker groen-bruine vellen smeeralg hebben de kans niet met de stroming weg te zweven, ze worden onmiddellijk verorberd door de Doktersvissen. Eens per week “knijp” ik de slangen uit en ook dat is weer een bron van groenvoer : gratis voor niets en zeer gebruiksvriendelijk te bedienen !
·      Externe algen en wieren:
Het inbrengen van veralgde stenen is ook een mogelijkheid. Maar dokters geven de voorkeur aan “verse algen”. Als je leden uit uw vereniging kent die nog Caulerpavelden bezitten dan moet je met hen een deal sluiten ! Ook stenen afkomstig uit cichlidenaquaria zijn het afgrazen wel waard.
Een extra verlichtingslamp boven het compartiment van wat ze vroeger een “biologisch filter” noemden  kan dan weer een onuitputtelijke bron van bealgde stenen worden. Maar niet iedereen heeft die extra plaats om aan groenvoerproductie te doen, nochtans is het een meerwaarde voor de vissen. 

·      Watervlooien en cyclopsen
Watervlooien zorgen ervoor dat in het voorjaar, in een visarme tuinvijver, een explosie van groene algen (groenwater) ophoud of uitblijft. Het voedsel van watervlooien en cyclops is hoofdzakelijk fyto-planton. Op hun beurt zijn watervlooien ideaal voedsel voor Doktersvissen. Samen met de cyclops, die meestal samen aanwezige zijn in natuurlijke vijvers, voer je dan wel dierlijk materiaal rijkelijk gevuld met groenvoer van de beste kwaliteit. Voor wie een tuinvijver heeft : het proberen waard.
Toch moet erop gewezen worden dat dit voer geen hoofdzaak mag worden voor bvb andere vissen in uw zeeaquarium. Het is belangrijk dat zeevissen gevoederd worden met voedsel voor hen geschikt. Watervlooien, tubifex en cyclopsen bvb zijn dat niet. Als afwisseling is wel geschikt.
Stipgevoeligheid van de Paracanthurus hepatus 
 foto: Hans Peter: Paracanthus hepatus

De meeste doktersvissen zijn wat je kan noemen weinig stipgevoelig. Ervaringen zullen bevestigen dat er een uitzondering is   de Picassodokter : Paracanthurus hepatus
Zelden loopt het fataal af maar zowel jonge exemplaren als halfwassen vissen kunnen plots van de ene dag op de andere witte stippen op hun huid en kieuwen vertonen. Meestal na een te plotse waterwissel, een verhuis of aanvoer uit een ander aquarium of en niet zelden als er een nieuwe aanwinst in de bak is aangekomen. De fact

Introductie van nieuwe bewoners.

Introductie

Bij het initieel bevolken van een aquarium gebeurt het geregeld, daarna af en toe nog: het introduceren van nieuwe vissen in een reeds bevolkt aquarium. Vanwege volgende factoren dienen we de nodige aandacht te schenken aan het toevoegen van nieuwe bewoners aan een bestaande populatie.

Vele vissen vormen een territorium

De ruimte die wij de dieren bieden is een fractie ten opzichte van hun natuurlijk leefgebied

Bijhorende consequenties hiervan zijn dat bij stijgende vispopulatie de ‘persoonlijke ruimte’ per vis daalt en als de huidige bewoners daar een probleem mee hebben we terechtkomen bij een tweede consequentie: vluchten kan voor niemand in het gemiddelde formaat aquarium. Daarom hebben we er alle belang bij dat in het geval van uitbreiding we de nodige aandacht schenken aan het introduceren van de nieuwkomers. Er zijn verschillende methodes om dieren in het aquarium te brengen en we zullen de meest voorkomende hieronder bespreken. Er wordt vanuit gegaan dat bij het inbrengen van de vissen in het aquarium zij reeds werden overgewend aan de waterwaarden (pH, temperatuur, …) van de nieuwe thuis door de druppelmethode of anders.

Opmerking: dit artikel werd geschreven met voornamelijk ervaringen uit de zeewateraquaristiek welke gekend staat om zijn agressieve en territoriale dieren en specifieke decoratiematerialen en –opbouw.


Methode 1: quick and dirty

Deze methode behoeft weinig uitleg: de nieuwe dieren worden zonder bijkomende maatregelen in het aquarium gezet terwijl alle verlichting aan is. De gevolgen zijn evident: de nieuwkomers worden direct opgemerkt en als ongewenste indringers beschouwd want vaak zijn het voedselconcurrenten die als je niet oplet met je territorium en vrouwen gaan lopen. Reactie blijft dus niet uit. Indien het aquarium onvoldoende schuilplaatsen biedt, zullen er onvermijdelijk gevechten ontstaan die meestal slecht uitdraaien voor de nieuwelingen. Zij zijn vaak verzwakt van het transport en hebben nog geen kans gehad aan te sterken. Ook kennen ze de nieuwe omgeving niet.
Deze methode hoeft geen verdere toelichting en wordt zeker niet aangeraden.

              
               Foto: Luc Loyen.

Methode 2: aandacht afleiden

Met deze manier leidt je de aandacht af van de reeds aanwezige vissen door hen te voederen. Indien je het voederen enkele dagen daarvoor gestaakt hebt als voorbereiding van de introductie dan zullen de hongerigen tijdelijk weinig oog hebben voor de vreemde vissen. Deze laatste krijgen dan kans om een veilig plekje te zoeken en een eerste indruk op te doen van de nieuwe leefruimte. Het bijzetten zelf gebeurt dan tijdens de voederbeurt of er vlak na. De gevulde buiken zullen tevens de agressiviteit milderen.


Methode 3: als de nacht is gevallen

Wat je niet ziet, kan je ook niet aanzetten tot actie. Daarom is het ook een manier om de populatie uit te breiden. Vaak zoeken vissen bij nacht een vaste stek op om te ‘slapen’ en daalt hun activiteit (of de mannen moesten achter de vrouwen aan gaan). Als de verlichting een uurtje uit is, voeg je de vissen toe aan het aquarium. Zeker wanneer nachtverlichting aanwezig is, hebben nieuwelingen voldoende kans met betrekking tot de eerste kennismaking van de omgeving.


Methode 4: wijzigen aquariuminrichting

Iets meer werk ten opzichte van de vorige methodes maar gekend om zijn succes is het ingrijpen op de gevormde territoria. Elke vis kent zijn persoonlijke ruimte zeer goed en zal die van nature uit ook met schub en vin verdedigen. Wanneer je de territoriumgrenzen teniet doet door het aquarium opnieuw/anders in te richten, zullen alle vissen – zowel de nieuwkomers als de andere – aan de slag moeten om de ruimte te verdelen. Iedereen krijgt gelijke kansen indien de laatst ingezette dieren niet te verzwakt zijn.

 

Er zijn twee manieren om tot herinrichting over te gaan:
- de tijdelijke methode:    voeg grote, vreemde objecten voor enkele dagen toe aan de inrichting waardoor het zicht doorheen het aquarium verandert. De huidige bewoners zullen dit als een nieuwe omgeving zien. Ik heb aquaria gezien waarbij men als stoorvoorwerpen eetborden gebruikte. Geen zicht maar wel succesvol.
- de definitieve methode:    maak gebruik van de reeds aanwezige decoratiematerialen (planten, stenen, hout, …) en richt het aquarium opnieuw in. Deze optie kan enkel als men bereid is de bestaande inrichting op te geven.

Om een grotere kans op slagen te creëren, is het mogelijk om methodes 2, 3 en 4 te combineren. Ook al heeft voornamelijk methode 4 zijn nut bewezen, toch bestaat er een nog betere manier om nieuwe dieren te introduceren met voordelen die we niet in de vorig besproken methodes terugvinden, met name: het introductiebakje.


Methode 5: introductiebakje

Een introductiebakje is niets anders dan een aquarium in een aquarium. Een voorbeeld zijn de drijvende bevallingskamertjes voor levendbarenden (voor guppen, zwaarddragers, …) die we allemaal wel kennen. Het gebruik van zo’n tijdelijke behuizing voor de nieuwkomers is dat …

… zij kunnen wennen aan de bestaande populatie en omgekeerd zonder gevolgen
De dieren kunnen elkaar zien maar niet verwonden. In het begin zullen courante bewoners zeker overgaan tot de aanval maar al snel moeten concluderen dat er geen beginnen aan is. Hun vechtlust zal hierdoor vlug bekoelen.

… zij gericht gevoederd kunnen worden
Als de verzwakte nieuwkomers direct worden bloot gesteld aan de voedselconcurrentie dan zal dit vaak in hun nadeel beslecht worden. In het introductiebakje kunnen zij op krachten komen: geen vis die hen stoort en het eten dat aan het bakje wordt toegevoegd is enkel bereikbaar voor hen.

… zij goed geobserveerd kunnen worden
Nieuwkomers werden tot op het moment van introductie in je aquarium zwaar op de proef gesteld: verschillende malen gevangen en getransporteerd worden en steeds moeten wennen aan steeds wijzigende waterkwaliteiten. Je zou voor minder het loodje leggen. Dit tast het immuniteitssysteem van de dieren aan wat aanleiding kan geven tot ziektes. Indien de dieren direct aan het aquarium worden toegevoegd en zij zich tijdens de eerste dagen verschuilen achter de decoratie dan is het moeilijk te achterhalen of de vissen al dan niet in orde zijn. In het introductiebakje zijn ze ten alle tijden zichtbaar en kunnen tot in detail geïnspecteerd worden op kwalen. En dit brengt ons bij het laatste voordeel.

… zij gemakkelijk kunnen verwijderd worden bij problemen (ziekte, sterfte, …)
Niets is zo vervelend als het moeten verwijderen van dieren en toch zeker als er een overvloed aan decoratiematerialen aanwezig is. Sowieso doe je er best aan om zo min mogelijk met je armen (en netje) in het aquarium te zitten. Dit leidt steeds tot stress bij de vissen en bij vuile armen kan dat leiden tot verslechterde waterkwaliteit. Het introductiebakje hangt bovenaan het aquarium en de inhoud ervan is makkelijk bereikbaar.


300 gaten


Zoals eerder aangehaald is het mogelijk om de standaard bevallingsbakjes aan te schaffen. Ze zijn goedkoop, niet al te groot en kunnen meestal gecompartimenteerd worden. Toch zijn er enkele nadelen aan verbonden: voor grotere dieren zijn ze niet geschikt, ze maken gebruik van luchtreservoirs om te drijven waardoor je geen extra decoratie – lees gewicht - (steen of hout om de dieren houvast te geven of schuilplaatsen) kan plaatsen en als je ze niet bevestigt, drijven ze heel het aquarium rond waarbij de nodige beschadigingen kunnen optreden.

Deze nadelen zijn alle van toepassing op mijn zeeaquarium en daarom besloot ik op aangeven van een collega-aquariaan om zelf een bakje te maken. Hiervoor schafte ik een plexiglas aquarium aan met afmetingen 35 x 20 x 20 cm., plexiglasplaat en een pvc-buis met diameter 18 mm. Met een boormachine werden in de bodem en zijwanden in totaal 300 gaten geboord met een diameter van 5 mm. In de zijwanden voornamelijk om voldoende stroming te voorzien; in de bodem om het overtollige voedsel af te voeren naar het aquarium waar sowieso genoeg gegadigden te vinden zijn. Tegen de zijwanden werden twee plaatjes geplakt met een gat van 25 mm. Hiermee wordt de afstand tussen het wateroppervlak en de ophangbuis overbrugt zodat er minimale waterhoogteverlies in het bakje zelf is. De lengte van de pvc-buis wordt bepaald door de afstand tussen de twee trekstrippen waarop de buis rust.

Het systeem werkt naar volle tevredenheid met misschien 1 minpuntje: aangezien het bakje boven in het aquarium hangt, zijn er bij de introductie van bijkomende bodembewoners nog wel wat strubbelingen te verwachten nadat de nieuwelingen worden los gelaten. De andere voordelen echter blijven wel bestaan.
Op de foto ziet u de voorrode koraalklimmer wennen aan de nieuwe waterwaarden. Een stukje levend steen zal dienen als zijn uitkijkpost.

Koraal vlinders van de familie Chaetodontidae ( 2)

Dit is een artikel over het houden van koraalvlinders en op het einde zullen we enkele soorten die goed tot redelijk goed houdbaar zijn wat nader bekijken.
Tegenwoordig is het houden van koraalvlinders niet meer zo evident als het vroeger was. De redenen gaven we vroeger al: de prijzen swingen de pan uit de laatste tijd en koraalvlinders passen niet zo goed meer in de tegenwoordige koraalrifaquaria omdat ze zich wel eens aan de sessiele lagere dieren durven vergrijpen.
Als we van in het begin een goede keuze maken, dwz. de juiste soorten uitzoeken valt er ergens wel een mouw aan te passen.
We moeten ons natuurlijk niet wagen aan soorten waarvan algemeen bekend is dat ze niet of nauwelijks houdbaar zijn, dat kunnen we als rechtgeaarde zeeaquarianen en natuurliefhebbers niet meer maken.
De meeste bonafide handelaars hebben dat ook al ingezien en voeren deze onhoudbare soorten zelfs niet meer in.
Toch blijven er nog soorten over die in een goed uitgebalanceerd aquarium met de nodige algengroei een goede kans maken. 

       
 Chaetodon mitratus                 Chaetodon multicinctus            Chaetodon ocellicaudus           Chaetodon paucifasciatus 
 
foto's: http://www.wetwebmedia.com


Wat hebben koraalvlinders zeker nodig in een zeeaquarium?
De bak moet voldoende groot zijn zodat de dieren genoeg zwemruimte hebben. Minimum 2.00 m x .50 m x .50 m.
Er moeten voldoende schuilplaatsen voorhanden zijn waar ze zich desnoods kunnen terugtrekken bij gevaar of agressie van medebewoners.
Het aquarium moet een weelderige algengroei bezitten, liefst korte groene algen en wieren. De meeste soorten nemen een grote hoeveelheid plantaardig materiaal tot zich terwijl ze de hele dag het substraat afgrazen.
Het aquariumwater moet van uitmuntende kwaliteit zijn, en zeker voldoende zuurstof bevatten. Dus een goede circulatiepomp is onontbeerlijk.
Een veertiendaagse waterverversing van ongeveer 20 % is dan ook essentieel.
Vele soorten leven in redelijk ondiep water tussen de koralen en krijgen in de vrije natuur dus verscheidene uren volle zon. Daarom moet ook het aquarium optimaal verlicht worden.
Een efficiënt biologisch filter, bijgestaan door een goed werkende eiwitafschuimer is prioriteit. Filteren over actieve kool is daarbij een goede hulp.
Liefst houd men koraalvlinders in een speciaal aquarium dat specifiek voor hen ingericht wordt. Men kan hierin nog wel andere vissen houden doch men moet dan wel uitkijken dat de medebewoners niet te groot zijn of worden en dat ze geen vinnenpikkers zijn. Koraalvlinders zijn uiterst gevoelig voor allerhande infecties, zeker wanneer hun huid of vinnen worden beschadigd door andere vissen. Ze sterven dan zeer snel.
Ook moet men goed oppassen voor een infectie door Cryptokarion en Oodinium (witte stip).

Voeding:

Wanneer we koraalvlinders willen houden moeten we ons twee vragen stellen en die ook positief kunnen beantwoorden.
1) Wat eet het dier ?
2) Ben ik in staat om het dier dit voedsel op regelmatige basis aan te bieden?
Kunnen we een van deze vragen niet positief beantwoorden dan zien we beter van ons plan af.

De meeste koraalvlinders zijn voedselspecialisten. Velen eten uitsluitend koraalpoliepen andere uitsluitend sponzen enz.
Deze soorten zijn dus onhoudbaar in onze aquaria.
Doch vele andere soorten KUNNEN op surrogaatvoedsel overgewend worden. Dit wil helemaal niet zeggen dat dit met een soort ALTIJD gaat. Een en ander hangt af van individu tot individu. Bij de ene aquariaan zal bv. een Forcipiger longirostris redelijk snel Mysis of Krill eten, bij een andere zal deze soort liever sterven dan enig surrogaatvoedsel aan te nemen.
In ieder geval heeft men bij het overwennen van koraalvlinders het meeste succes met levend voedsel (Mysis, krill, muggenlarven enz.) of klein gemaakt mosselvlees. Wanneer ze volledig overgewend zijn willen ze wel eens een vlokje droogvoer pakken.
Let er vooral op bij de aankoop dat de dieren niet beschadigd zijn en niet te sterk vermagerd. Dieren die boven de kop ingevallen zijn, zijn gewoonlijk ten dode opgeschreven.
Beginnende aquarianen raden we echter het houden van Koraalvlinders formeel af. Indien
U nog geen ervaring heeft met het zeeaquarium of uw aquarium is niet biologisch in
evenwicht en redelijk van algen en wieren voorzien dan is het praktisch onmogelijk om
deze soorten gedurende een aanvaardbare periode in leven te houden.
U bespaart uzelf zo veel geld en wat nog belangrijker is U bespaart de dieren veel leed.

Enkele soorten die voor het aquarium in aanmerking komen.
Chaetodon auriga: Oogvlekkoraalvlinder
Hiervan zijn er drie ondersoorten:
Chaetodon auriga auriga uit de Rode Zee, heeft bij volwassen leeftijd geen oogvlek meer.
Chaetodon auriga setifer en Chaetodon auriga sebanus beiden uit de Indische en Stille
Oceaan. Men twijfelt of setifer en sebanus geen sekseverschil uitmaken.
Wordt aanzien als een der best houdbare en robuuste koraalvlinders.
C. auriga past zich zeer snel aan aquariumomstandigheden aan. Wat de voeding betreft zijn er weinig problemen, ze eten praktisch alles wat aangeboden wordt, zelfs droogvoer. Durven soms wel eens aan zeeanemonen en kokerwormen pikken.
Ze zijn zeer actief en weinig schrikgevoelig. Kunnen in het aquarium wel agressiviteit tentoonspreiden tegenover soortgenoten en vissen met hetzelfde kleurpatroon (vb. C. falcula)
Het samenhouden met agressieve vissen zoals Balistidae is af te raden.
In een groot aquarium (+1- 2,50 m) kunnen ze soms als paartje gehouden worden.
Bereikt in de natuur een lengte van wel 23 cm doch blijft in het aquarium veel kleiner (15 cm). Volwassen exemplaren vertonen een verlengde wimpel aan de achterste zachte rugvinstraal.

Chaetodon mertensii: (Chaetodon chrysurus) Roodstaart koraalvlinder.
Alhoewel C. chrysurus overbekend is, is het geen geldige naam. De juiste wetenschappelijk naam is Chaetodon mertensii.
Er bestaan ook drie nauw verwante soorten.
C. mertensii die hoofdzakelijk op het Grote Barrière rif en in de wateren rond Nieuw Guinee voorkomt.
C. xanthurus, van de Filippijnen en C. paucifasciatus die in de Rode Zee zwemt. Deze soorten zijn in het aquarium redelijk goed te houden daar ze hoofdzakelijk plantaardige kost tot zich nemen.
Wordt in het aquarium tot 13 cm groot.
Hebben een goed begroeid aquarium nodig met voldoende algen en korte wieren.
Blijft in het aquarium echter lange tijd schuw. Drukdoende en agressieve vissen zijn dus uitgesloten.

Chaetodon colare.Witkraagje 
Is een koraalvlinder uit de Indische en Stille Oceaan.
Leeft daar vooral in schoolverband en wordt zo’n 17 cm groot.
Blijkt een zeer goed houdbare soort te zijn en kan in grote aquaria in schoolverband
gehouden worden. Weigert in het begin nogal eens surrogaatvoedsel maar eens gewend neemt hij mettertijd allerlei levend en soms dood voedsel aan.
Is echter niet geschikt voor een lagere dierenaquarium daar hij zich aan kokerwormen en anemonen zal vergrijpen.

Chaetodon falcula    Kegelvlek Koraalvlinder                                                                                                                 
Leeft in de Rode Zee, de Indische en Stille Oceaan.                                                                                                                              
Wordt tot 20 cm groot en leeft vooral paarsgewijs.
Is in grote mate te vergelijken met C. colare en C. auriga wat de verzorging en de voeding
betreft. Heeft echter veel groenvoer nodig.

Chaetodon melannotus  Zwartrug Koraalvlinder.
Leeft in de westelijke Stille Oceaan en groeit uit tot 15 cm.
Een van de “sterkste” koraalvlinders.
Eet in de natuur soft- en steenkoraalpoliepen en zal dat in een aquarium ook doen.
Niet geschikt dus voor een rifaquarium.

Nogmaals : zeker te mijden zijn:
Chaetodon trifasciatus, C. larvatus, C. octofasciatus, C. trimaculatus.
 
 

Koraal vlinders van de familie Chaetodontidae (1).

Systematiek:
 
Orde: Perciformes                            (Baarsachtigen)
Familie: Chaetodontidae                    (Vlinder- en Keizersvissen)
Onderfamilie: Chaetodontinae          (Koraalvlinders)
Geslachten:    Chaetodon
                        Chelmon
                        Forcipiger
                        Heniochus
                        Parachaetodon
                        Coradion
                        Prognathodes
                        Hemitaurichthys
 
De grote familie van de Chaetodontidae wordt in sommige werken nog onderverdeeld in Chaetodontinae (Koraalvlinders) en de Pomacanthinae (Keizersvissen)
Het is de eerste onderfamilie die we hier zullen belichten.

       
  Chaetodon mitratus             Chaetodon collare                    Chaetodon mertensii              Chaetodon mesoleucos 
  
Foto's : http://www.wetwebmedia.com

Deze vissenfamilie behoorde jarenlang tot de meest favoriete soort vissen voor het zeeaquarium.
Spijtig genoeg is daar de laatste jaren verandering in gekomen en daar zijn twee hoofdredenen voor.
Ten eerste:de prijs van Koraalvlinders en Keizersvissen is de pan uitgerezen.
Ten tweede, en niet het minst, door de huidige trend, het rifaquarium, sluit men praktisch automatisch het houden van deze soorten uit.
De meeste koraalvlinders zijn voedselspecialisten en laten ze nu precies deze dieren eten die wij nu zograag in leven trachten te houden, namelijk koraalpoliepen. Het ene sluit als het ware het andere uit.
Toch zijn er nog zeeaquarianen die terug naar het houden van deze prachtige dieren willen weerkeren. Speciaal voor hen dit artikel.
 
Chaetodonten hebben een groot verspreidingsgebied dat de hele tropengordel omvat: ttz. beide zijden van de Atlantische Oceaan, de Rode Zee, de Indische Oceaan en beide zijden van de Stille Oceaan, inclusief de eilanden van het Zuidzeegebied.
 
Er zijn tot op heden een 150 tal soorten beschreven. De laatste is Chaetodon andamanensis en is in 1999 beschreven door Kuiter & Debelius.
 
Toch is het geen sinecure om een serieuze en kloppende indeling van deze familie te maken wat we kunnen aantonen met volgend voorbeeld.
 
 
  Foto : Hans Peter Chaetodon kleinii 

Bv. Chaetodon kleinii Bloch 1790 heeft volgende synoniemen: C. kleini (Bloch 1970, C. bellulus (Thiolliere, 1857), C. cingulatus (Fowler, 1934), C. corallicola (Schneider 1904), C. flavescens (Bennett 1831), C. melastomus (Bloch & Schneider 1801) ,                  C. melammystax (Bloch & schneider 1801) en C. virescens (Cuvier 1831).
 
Zelfs Patax pinnatus werd in 1758 door Linnaeus als Chaetodon pinnatus beschreven, en Platax orbicularis zag Bloch in 1787 als C. vespertillio. Zo ziet U maar.
In ieder geval heeft Dr. Gerard ALLEN serieus werk verricht op dit terrein en een overzichtelijke indeling van de Vlinder- en Keizersvissen opgemaakt.
 
    
 
foto's : Inge Leys Chaetodon semilarvatus                   Chaetodon semilarvatus, Heniochus intermedius, Plectorhinchus gaterinus  
 
In het Aquarium:
 
Vlindervissen hebben een hoog en redelijk smal lichaam waarmee ze sierlijk tussen de koraaltakken kunnen zweven. Ze hebben meestal felle kleuren maar dit schijnt op het rif geen nadeel te vormen. Vele soorten hebben lijnen door het oog en meestal op de staartwortel of in de rugvin een of meerdere fopogen om de vijand om de tuin te leiden.
 
Ze zijn in het aquarium, net zoals in de natuur, heel de dag druk bezig om voedsel te vergaren dat bestaat uit groene algen, kleine kreeftachtige prooidiertjes, levende koraalpoliepen (zowel van zachte- als steenkoralen) en kokerwormpjes.
Dit vormt tegelijk het grootste probleem om deze dieren op een verantwoorde wijze in een levend rifaquarium te houden.
Wil men echt deze dieren in een aquarium verzorgen dan is er maar een alternatief en dat is een speciaalaquarium met die soorten die redelijk tot goed houdbaar blijken.
Deze dieren zijn zeer gevoelig wat de waterkwaliteit betreft. Het zoutgehalte ligt liefst tussen de 1.023 en 1.025 S.G. met een temperatuur boven de 24° C.
De pH niet onder de 8, best is 8.2 tot 8.4 bij een sterke tot zeer sterke verlichting.
Het aquarium moet zeker veel groene algen bevatten om een poging al niet in de kiem te smoren.
Koraalvlinders zijn dus niet de geschikte vissen om in een pas opgestart aquarium in te brengen. Nieuwe aquaria bevatten weinig of geen algen en ook geen kleine kreeftachtigen, en het is juist dit voedsel dat deze dieren onvoorwaardelijk nodig hebben willen we koraalvlinders een kans op een langere leeftijd in ons aquarium gunnen.
Deze diergroep is zeker niet geschikt voor de beginnende zeeaquariaan.
 
Met volgende soorten hebben we het meeste kans op slagen:
 
Chaetodon collare                                         Chaetodon chrysurus
Chaetodon auriga                                          Chaetodon kleinii (eet glasrozen)
Chaetodon ephippium                                   Chaetodon pictus
Chaetodon vagabundus                                Chaetodon semilarvatus
Chaetodon fasciatus                                     Chaetodon capistratus


Foto: 
Inge Leys Chaetodon semilarvatus   
 
Moeten we zeker NIET proberen
 
Chaetodon trifasciatus                                  Chaetodon meyeri
Chaetodon triangulum                                   Chaetodon plebeus
Chaetodon melanotus                                   Chaetodon citrinellus
Hemitaurichthys zoster.
 
Vlindervissen waarvan men met enige zekerheid kan zeggen dat ze koralen eten zijn;
Chaetodon quadrimaculatus, C. auriga, C. unimaculatus en C. multicinctus.
Chaetodon kleinii eet in de natuur hoofdzakelijk poliepen van Sarcophyton trocheliophorum (Myers 1989)
 
Willen we dus koraalvlinders op een verantwoorde wijze in het aquarium houden, dan zouden we eigenlijk koraalpoliepen moeten aankopen en deze opofferen om onze koraalvlinders in leven te houden. Is dit echter de bedoeling?
 
 
 
Inloggen Registreren

Uw account aanmelden

Gebruikersnaam *
Paswoord *
Onthoud mij

Account aanmaken

Velden met een sterretje (*) zijn verplicht.
Naam *
Gebruikersnaam *
Paswoord *
Herhaal paswoord *
E-mail *
Herhaal e-mail *

Foto van de maand

Centropyge Foto Tanne Hoff

Een koppel Rainfordia opercularis in het kweekaquarium van De Jong Marinelife tijdens het bezoek van het ReefSecrets-team in april 2012

Foto: Patrick Scholberg