Klik op onderstaande tekst om het artikel te downloaden
Helaas gebeurd het nog altijd dat mensen vissen aanschaffen zonder te kijken of deze dieren geschikt zijn om te houden. Vaak met de vlotte babbel van de verkoper neem je toch de vis en zonder dat je het weet heb je een sloper aan geschaft (Odonus niger) of een te groot wordende vis aangeschaft.
En wat moet je dan. De vis eruit proberen te vangen met als nadeel stenen verplaatsen en wat takken van steenkoralen die zijn afgebroken tijdens het plaatsen van de val. En dan dagen ’s avonds voor het aquarium wachten tot de vis in de val wil, terwijl je gezellig met je vrouw met een glaasje rode wijn naar het aquarium had kunnen kijken met je koralen in vol ornaat en zonder dat afschuwelijke glazen vang bakje. Dan denk je: "had ik maar eerst informatie gezocht over die vis en dan zat ik nu niet met deze ellende. "
Daarom, voordat je een vis aanschaft is het altijd het beste om verschillende aquariumboeken ter hand te nemen en de volgende punten te bekijken:
Hoe groot wordt de vis?
Moet de vis solitair(1), in een koppel(2) of in een groep leven (minimaal6)?
Is de vis een snelle zwemmer of is het een bodembewoner?
Als de vis een snelle zwemmer is, dan kan je het beste de grootte van de vis maal 10, dit is de optimale aquarium grootte. Voor langzame vissen en de bodembewoners of de koraalklimmers kan je de lengte van de vis maal 5 doen voor een optimale aquarium grootte.
Is de vis agressief tegen mede bewoners, eet hij deze op, doet hij zich te goed aan lagere dieren of is deze ongevaarlijk voor de mede bewoners?
Is de vis ziekte gevoelig of juist niet?
Is het dier giftig voor de mens of niet?
Helpt het dier bij het schoonhouden of bij plagen in het aquarium?
Foto: Bas Bovendeur.
De keuze blijft moeilijk als je al deze kleuren ziet, maar passen ze ook in jouw aquarium?
Als u deze punten allemaal nagegaan hebt kan je ervoor zorgen dat je een veilige samenstelling van een vissenbestand hebt, waarbij je de kans hebt op de minste problemen.
Bij aankoop van vissen moet je er ook rekening mee houden dat je ook vissen aanschaft die je in de toekomst misschien kunnen helpen bij mogelijke plagen.
Denken we hierbij aan : glasanemonen, algen, planaria enz.
Systematiek:
Orde : Perciformes (Baarsachtigen).
Sub-orde: Percoidae
Familie: Opistognathidae
Genus: Lonchopistus
Soort : L. lindneri
L. sinuscalifornicus
Merogymnus
Soort : M. carpentariae
Opistognathus
Soort : O. aurifrons (Jack in the Box)
O. brasiliensis (Zwartvin Kaakvis)
O. galapagensis (Galapagos Kaakvis)
O. cuvieri ( Streepvin Kaakvis)
O. darwiniensis ( Darwin's Kaakvis)
O. gilberti ( Gele Kaakvis)
O. inornatus (Zwarte Kaakvis)
O. jacksoniensis ( Smiler)
O. latitabundus (Gevlekte Kaakvis)
O. leprocarus (Ruwe Kaakvis)
O. lonchurus (Moustache Kaakvis)
O. macrognathus (Gebande Kaakvis)
O. margaretae (Halfschub Kaakvis)
O. malachasme (Geelsnuit Kaakvis)
O. mexicanus (Mexicaanse Kaakvis)
O. muscatensis (Robuste Kaakvis)
O. rhomaleus (Reuze Kaakvis) TL. = 51 cm.
O. whitehursti (Gewolkte Kaakvis)
O. rosenblatti ( Blauwgevlekte Kaakvis)
Stalix:
Soort: S. davidsheni
S. dicra
S. eremia
S. histro
S. immaculate
S. omanensis
S. toyoshio
S. versluysi
Verder hebben we nog enkele minder bekende Opistognathus soorten zoals : O.punctatus, O. reticulatus, O. robinsi, O. rosenbergi, O. scops, O. signatus, O. solorensis, O. papuensis, O. panamaensis, O. nothus, O. nigromarginatus, O. megalepis, O. liturus, O. hongkongiensis, O. fenmutis, O. eximius, O. evermanni, O. dendriticus, O.decorus en O. castelnaui.
Kenmerken en gedragingen:
Als we de literatuur bekijken dan merken we meteen dat de familie der Kaakvissen al verschillende malen van de ene orde naar de andere familie werden geslingerd, meer zoals een thermometer zonder zuignap in een aquarium.
En als U misschien dacht dat er maar één kaakvissoort was zoals de bekende Jack in the Box, kijk dan even naar de systematiek hierboven.
In voorkomen lijken Kaakvissen op Blennies of Gobies maar eigenlijk qua evolutie en gedrag hebben ze meer gemeen met de familie der Grammatidae (de Grammas) en de Pseudochromidae (De Dwergzeebaarsjes).
Grammas, Dwergzeebaarsjes en Kaakvissen hebben allen een onderbroken zijlijn, hoog op de flank, die in het midden van de rugpartij eindigt.
Wat meer is, alle drie de groepen zijn muilbroeders en bouwen burchten en holen in de vrije natuur.
Kaakvissen hebben een langgerekt lichaam met doorlopende rug- en anaalvinnen. Ze hebben een veel te grote bek en grote allesziende ogen.
Hun lichaam is bedekt met cycloide (afgeronde ) schubben, behalve hun kop, die is naakt. Dit helpt hen bij het continue graven in de bodem. Ze bouwen zogenaamde "Burchten".
De borstvinnen hebben een harde vinstraal en vijf zachte vinstralen.
Opistognathidae zijn uitsluitend zeedieren en komen voor in de Westelijke en Centrale Atlantische Oceaan, de Indische Oceaan en in de Stille Oceaan.
De vier geslachten bestaan uit ongeveer 60 soorten waarvan verschillende nog moeten beschreven worden.
De meeste soorten zijn ongeveer 10 cm lang. Er zijn echter een paar soorten die wel 50 cm lang kunnen worden (Opistognathus rhomaleus TL. 51 cm).
De meeste Kaakvissen voor de aquariumhandel worden gevangen door ze uit hun burcht te jagen en ze in fijnmazige netten te vangen. Doordat ze maar een zeer kleine zwemblaas hebben kunnen ze redelijk snel naar de oppervlakte gebracht worden. In de Caraïben worden nog veel chemische producten gebruikt om deze diertjes te vangen, doch in deze zendingen komen veel verliezen voor.
In tegenstelling tot Grammas en Dwergzeebaarsjes leven de Kaakvissen overwegend op een zandige bodem. Ze zijn constant bezig hun burchtje te onderhouden of te verbouwen door zandkorrels, kleine steentjes en stukjes schelp te verplaatsen. Hiervoor produceren ze een soort slijm dat zandkorrels en kleine steentjes kan stabiliseren. Een goede filtering en waterbeweging zijn dan ook noodzakelijk om het overtollige slijm af te voeren.
In het Aquarium.
Dit bouwgedrag moeten ze in het aquarium ook kunnen uitoefenen. Daarvoor hebben ze een gemengde zand- of koraalzandlaag nodig die ongeveer 10 cm dik moet zijn.
Door hun vreedzame natuur en indiscreet gedrag zijn ze uitermate geschikt om in een rifaquarium ondergebracht te worden.
Wanneer we Kaakvissen willen gaan verzorgen zouden we deze best als eerste dieren in het aquarium moeten onderbrengen en liefst allemaal tegelijk.
Het zijn redelijk kalme en timide visjes en ze verdragen geen agressieve of drukdoende vissen in hun nabijheid. Zijn die er wel dan zullen we onze kaakvissen niet of zeer weinig te zien krijgen.
Vissen die bij onze Kaakvissen een schrikreactie veroorzaken zijn o.a. grotere baarzen, grote tegelvissen, lipvissen, trekkersvissen enz. Veel beter kunnen we ze samenhouden met Blennies, Gobies en andere kleine rustige visjes.
Voeding.
Kaakvissen zijn carnivoren (vleeseters). Ze "staan"in het water en zwemmen in en uit hun burcht als "de gesmeerde bliksem"om een prooi te bemachtigen.
In het aquarium kunnen we ze best gericht voederen met een voederbuis. We deponeren dan het voedsel dat bestaat uit diepvries Mysis, krill, muggenlarven enz. in de nabijheid van hun woonplaats. Levende Artemia en andere kleine levende kreeftachtigen worden zeer op prijs gesteld.
Bij het inbrengen in het aquarium kunnen ze makkelijk een week in hongerstaking gaan en alle voedsel weigeren, duurt dit echter langer dan moeten we ingrijpen (levende Artemia aanbieden).
Reproductie.
Het broeden vindt gewoonlijk plaats tussen de lente en de herfst. De mannetjes van O. aurifrons krijgen dan zwarte vlekjes op de kop. Het afleggen van de eitjes gebeurt bij zonsopgang of bij zonsondergang. De mannetjes dragen de eieren gedurende een week in de bek.
De jonge Kaakvisjes voeden zich voornamelijk met zooplankton en zeer kleine kreeftachtigen gedurende 2 a 3 weken vooraleer ze zelf hun miniburchtjes gaan graven.
Bij O. aurifrons is het geslachtsonderscheid moeilijk te maken, maar bij vb. O. gilberti, de Blauwgevlekte Kaakvis, vertonen de mannetjes opvallende kleurveranderingen tijdens de broedtijd.
Sommige soorten zijn al in het aquarium gekweekt, maar de meeste dieren zijn nog wildvang.
Algemeen.
Kaakvissen zijn eigenlijk robuuste dieren die opvallend ongevoelig zijn voor ziekten.
Bij aankoop moeten we wel toezien dat ze geen rode vlekjes vertonen, dit wijst op bacteriële infecties. Worden ze onverhoopt toch besmet dan verdragen ze probleemloos een koperbehandeling tot 0.15 ppm.
Ondanks al deze pluspunten hebben ze een nadeel, namelijk ze hebben de nijging om uit de bak te springen, zeker de eerste weken. Het aquarium goed afsluiten is dus een noodzaak!
De meest ingevoerde en daarom de meest bekende Kaakvissen zijn:
Opistognathus aurifrons : ( Jordan & Thompson, 1905)
Foto Mark Breugelmans.
Jack in the Box of de Goudvoorhoofdkaakvis.
De meest ingevoerde en daardoor de meest populaire Kaakvis.
Heeft een heel interessant gedrag om gade te slaan in het aquarium.
Verblijft van alle kaakvissen het meest in het vrije water en is dus ook het meest te zien.
Ongeveer 10 cm grootte
Westelijke Atlantische Oceaan.
Opistognathus macrognathus : (Poey, 1863)
De Gebande Kaakvis
Ongeveer 15 cm grootte
Tropisch Atlantische Oceaan
Opistognathus rosenblatti : (Allen & Robertson, 1991)
Foto: Dominique Aegten.
Blauwgevlekte Kaakvis
12 cm grootte.
Mexico, Sea of Cortez.
Jennes Rudy.
Het Geslacht Bryaninops
De grote familie der Gobiidae of Grondels bestaat uit 1875 soorten (juli 2003) die in 212 geslachten zijn ondergebracht.
De grootste onder hen kunnen meer dan 50 cm bereiken.
In de familie Gobiidae vinden we echter ook de kleinste gewervelde dieren op aarde nl. Trimmatom nanus, die slechts 8 millimeter lang wordt.
Het geslacht Bryaninops waarvan in 1906 de eerste nieuw ontdekte soort Chaenogobius erythrops door Jordan & Seale werd beschreven is later (1959) door Smith gewijzigd in Bryaninops erythrops.
De meeste soorten van dit geslacht werden in de 80-ger jaren door Helen Larson beschreven. Vandaag zijn ongeveer 10 soorten beschreven waarvan Bryaninops tigris (Larson, 1985) met zijn 5,5 cm de grootste is en B. isis (Larson, 1985) de kleinste met 1,5 cm lichaamslengte.
Verder: B. amplus Larson, 1985, B. dianeae Larson, 1985, B. loki Larson, 1985, B. nexus Larson, 1987 , B. natans Larson, 1985 en B. yongei Larson, 1985.
Bryaninops amplus Bryaninops amplus Bryaninops loki Bryaninops yongei
Foto's: http://www.wetwebmedia.com/gobies.htm
De dieren van het geslacht Bryaninops leven hoofdzakelijk op Waaier- en Hoornkoralen. B. notans vormt hierop een uitzondering daar hij hoofdzakelijk op Acropora steenkoralen voorkomt.
De Steenkoraaldwerggrondel B. ridens leeft dan weer op Porites koralen.
Vanwege hun dwerggestalte zijn deze dieren aan hun gastkoralen gebonden en daarmee danig in hun bewegingsradius beperkt.
Dit werpt vragen op in verband met de sociale structuur en de voortplantingsbiologie.
Hoe vinden deze dieren een juiste partner voor de voortplanting?
Alles hangt af van de grootte van het gastkoraal. Munday (2002) heeft dat grondig onderzocht en kwam tot de vaststelling dat:
Op waaierkoralen die slechts +/- 50 cm lang zijn er slechts plaats is voor 1 individu, koralen met een lengte van +/- 2 meter bieden plaats voor twee exemplaren.
De mogelijkheden om dan een partner ter voortplanting te vinden worden dan ook beperkt.
Men ontdekte dat Bryaninops soorten het geslacht zowel van mannetje naar vrouwtje als van vrouwtje naar mannetje kunnen veranderen. Men is er ook zeker van dat jonge dieren hun leven als vrouwtje beginnen.
De samenleving van Bryaninops yongei op het koraal Cirripathes anguina weerspiegelt zich in het feit dat de grondel zijn lichaamskleur volledig aan het koraal heeft aangepast, hij imiteert als zodanig de poliepen van dit koraal.
Bryaninops in het Aquarium:
De specialisatie van de Bryaninops soorten op bepaalde gastdieren laat vermoeden dat slechts weinigen voor het zeeaquarium in aanmerking komen.
Normaal kunnen B. notans, B. nexus, B. erythrops en B. ridens in een aquarium verzorgd worden, natuurlijk met in achtname van hun natuurlijke gast.
Zo kunnen B. notans op de vertakte stammen van Acropora koralen leven.
B. nexus verkiest Acropora formosa en B. ridens heeft een voorkeur voor Millepora spp. Of Porites cylindrica en P. lutea.
In de huidige literatuur is er over het leven of de verzorging van deze kleine sieraden weinig of niets te vinden.
De grondeltjes hebben als voedsel vooral kleine voedseldeeltjes nodig die in de stroming voorbij drijven. Als voedsel kunnen we cyclops, artemia nauplien en visseneieren aanbieden.
Volgens Söthel (1994) die uitgebreide onderzoeken heeft gedaan, namelijk vooral met B. yongei, B. notans en B. ridens is het houden van deze dieren in een zeeaquarium zeker mogelijk.
Mits enige voorzorgen in acht te nemen die bij het houden van speciale zeedieren altijd moeten genomen worden.
Bij voorkeur moet het aquarium minstens 80 cm lang zijn.
Er mogen ook geen te grote en drukdoende vissen in het aquarium verblijven.
Verder is de verzorging ongeveer zoals bij het geslacht Gobiodon.
Jennes Rudy.