Hoeveel aquarianen kampen niet met een bruin wordende bodem door allerlei algen. Meestal ziet hij dan bruin door(dinoflagellaten) (foto1) en dat geeft dan een zeer onverzorgde indruk. In sommige aquaria verwijderd men dan de bodem omdat men het beu wordt deze steeds te moeten doorwoelen of vervangen. Bij mij was dat in het verleden niet anders. Zo om de 5 weken hevelde ik mijn bodemlaag weg uit het aquarium,en verving deze dan door een nieuwe spierwitte. Het vuile koraalzand spoelde ik dan goed proper met zuiver water, en goot dan een flinke geut bleekwater bij het onderstaande zand in de emmer. Deze bleef dan een etmaal staan. Vervolgens flink spoelen tot de cloorgeur zo goed als verdwenen is. Deze gewassen bodem bleef dan staan tot hij helemaal opgedroogd was, terug gebruiksklaar bij de volgende wisseling.
Sinds enkele jaren doe ik dat nog enkel om de 3 à 4 maanden. Diegene die mij daar bij help is de gobie Valenciennea puellaris (Tomiyama 1954)een visje uit de Gobidae famillie. Hij wordt in het aquarium een 13cm.Het is één van de weinige zo niet de enige die de bodem door zijn kieuwen zeeft, terwijl hij op de bodem blijft liggen. De meeste andere soorten uit deze famillie hebben de voor ons althans slechte eigenschap, dat ze het gezeefde zand over de aanwezige koralen uitspreiden. Vooral de laag geplaatste dieren hebben daar wel eens last van. Dat wil nu ook niet zeggen, dat mijn kuisvrouw (man)de bodem als een biljartlaken vlak houdt. Hier en daar gaat hij deze wat op een hoopje zetten, en zeker daar waar hij zijn slaapplaats gekozen heeft. Zij maken daar soms een serieuze berg, met in het midden een holletje, waar ze iedere avond inkruipen om te rusten van de noeste arbeid die ze die dag weer verricht hadden.
Zeer gemakkelijk te houden zijn ze volgens eigen ervaringen niet. Hoewel ze met de pot mee-eten werden ze na een tijd mager en verdwenen dan plotseling op een dag. De laatste die ik had, heb ik de dag voor zijn verdwijning nog duchtig zien eten van de aangeboden mysis, maar het heeft niet mogen baten. Dat was een mannelijk exemplaar, nu heb ik een vrouwtje. Bij mannetjes is de eerste vinstraal verlengd.
Intussen heb ik via de vakhandel een nieuw soort voer bekomen die de mogelijke verhongering op termijn zou moeten tegen gaan. De periode dat ik dat voer nu geef is wat te kort om nu al te zeggen dat het een succes zal worden, maar men laatste bevindingen zijn toch al positief.
Als besluit zou ik zeggen, probeer dat visje zeker eens in je bak te verzorgen, je zult er door zijn werklust zeker over tevreden zijn.
Om echt de oorzaak van het bruin worden weg te nemen, moet je een kiezelzuurfilter (silicaatfilter) achter je osmose apparaat plaatsen. Maar laat u ondanks dat u niet weerhouden,om deze grappige gast in je aquarium te verzorgen.
Alle foto's van Vlyminckx Eddy.
Wie kent ze niet? Deze grappige vissen die we in eerste instantie niet opmerken tot ze brutaal hun hoofd uit het zand laten piepen. Met grote ogen kijken ze ons in het begin wantrouwend aan tot ze merken dat er eigenlijk niets aan de hand is. Ze schieten vervolgens in vol ornaat uit hun hol en al draaiend met hun hoofd bestuderen ze elke keer opnieuw hun omgeving. Het zijn de jack in the boxen (vanwaar zou deze naam nu komen?) die we geregeld terug zien in het aquarium.
Soorten
De laatste officiële update van deze familie is gedateerd van 2006. Er is al heel wat gerommeld in deze familie maar sinds 2006 zit er aardig wat structuur in. Er zijn ongeveer een 60 tal soorten bekend en nog vele soorten zijn niet beschreven of ontdekt. Deze lijst zal in de komende jaren dus nog flink uitbreiden. Hieronder een overzicht.
Foto Reef-Corner : Opistognathus rosenblatti
Gedrag en levenswijze
Jack in the boxen behoren tot de Opistognathidae (opisto = "achter", gnath = "mond") en vallen onder de orde vanPerciformes. We vinden de meeste soorten terug in schaduwrijke lagunes en riffen rondom de Caraïben en de Atlantische oceaan. Er zijn maar liefst 60 soorten in wel 4 verschillende geslachten! De meeste soorten worden gemiddeld 10 centimeter lang. Er zijn echter soorten die bijna 50 centimeter lang worden. De lichaamsbouw van deze dieren lijkt sterk op die van Gobies. Hun grote hoofd, ogen en mond staan echter niet in verhouding tot de rest van het lichaam. Ze hebben een enkele dorsale rug vin en buikvinnen die rond of puntig kunnen zijn naargelang de soort. De borstvinnen bestaan uit een harde vinstraal en 5 zachtere vinstralen. Het gehele lijf op de kop na is bedekt met cycloïde wat wil zeggen dat hun schubben afgerond zijn. De kop is anders omdat deze gebruikt wordt bij het graven van de holen. Moesten hier ook gelijkaardige schubben aanwezig zijn zou de kop al snel beschadigen en gaan ontsteken. Elke soort bouwt holen in het zand waarin ze zich verschuilen bij gevaar. Met hun grote mond nemen ze kiezeltjes en andere substraten vast die ze elders weer uit spuwen. Op deze manier creëren ze een tunnel die op maat is van hun lichaam. Wanneer deze dieren gaan slapen sluiten ze hun hol af met substraat en verdwijnen ze compleet onder het zand. Hun holen worden sterk bedreigd en het zijn dan ook territoriale dieren die zelfs hun eigen soortgenoten wegjagen als ze te dicht komen. Enkel tijdens de paring zijn ze iets milder voor elkaar. De dieren voeden zich voornamelijk met voorbij zwevend plankton. Meestal kleine kreeftachtige maar ook kleine vis larven worden zonder aarzelen tot zich genomen.
Handel en in het aquarium:
In de handel zien we niet alle 60 soorten terug. De meest bekende is ongetwijfeld de O. aurifrons. Daarnaast zien we de laatste tijd meer en meer soorten opduiken. Onder andere de O. lunchurus, O. rosenblatti (zie foto op cover en deze pagina), O. whithursti en O. randalli. Ongetwijfeld zal dit lijstje in de komende jaren uitbreiden. De meest interessante en mooiste voor ons aquarium is en blijft de O. aurifrons en de O. rosenblatti. Deze laatste is een van de mooiste soorten die bestaat maar valt nog steeds in een aanzienlijk duurdere prijsklass
Foto: Luc Loyen :Opistognathus aurifrons
De meeste soorten die we in de handel zien zijn niet correct gevangen. Op de O. rosenblatti na worden jammer genoeg nog steeds alle exemplaren gevangen met gif. Hierdoor verjagen ze de dieren uit hun hol om ze vervolgens snel met een schepnet naar de wateroppervlakte te brengen. Deze techniek zorgt voor een beschadiging op de schubben die uniek zijn aan deze soort. In de handel heeft dan ook 80 % van de gevangen dieren infecties en ontstekingen op de huid en nog vaker op de al kwetsbare kop. Dit kunt u zien door lichte rode plekjes op het dier. Deze dieren moet u beslist niet aanschaffen! Uit onderzoek is gebleken dat bij deze exemplaren een overleving percentage is van 0 %.
Een koper behandeling geven aan deze dieren met een waarde van 0.12 ppm wil soms nog helpen. Dit dient wel in een apart aquarium te gebeuren. Ook gapende dieren waarvan het lijkt dat ze hun mond niet meer kunnen sluiten moet u links laten liggen. De O. rosenblatti is een uitzondering en wordt zelden geïmporteerd. Alle exemplaren worden zorgvuldig uitgegraven en langzaam naar de wateroppervlakte gebracht. Bij deze dure soort zijn deze verschijnselen nog nooit waargenomen. Eenmaal gewend zijn het uiterst sterke dieren die zelden ten prooi vallen aan bacteriën en andere infecties. Wel is het een kunst en belangrijk om deze dieren langzaam te introduceren in het aquarium. In tegenstelling tot de O. aurifrons die snel aan zijn hol begint te bouwen na het inzetten in het aquarium is de O. rosenblatti de eerste dagen zeer onwennig. Het wil vaak helpen om de dieren als het ware op te sluiten in het aquarium. Dit kunt u doen door ze te introduceren in een vangbakje. Voorzie hierin voldoende steentjes en laat het dier hier de eerste uren en/ of dagen alles langzaam tot zich nemen. Vervolgens kunt u het dier los laten. Wanneer de O. rosenblatti eenmaal gewend is uit hij zich tot een echte macho en komt niets of niemand nog in de buurt van zijn hol! Wanneer u in de mogelijkheid bent om de eerste dagen levende mysis garnalen te geven moet u dit zeker doen. De dieren hebben immers al hun reserves moeten aanspreken voor hun grote reis en hun energie voorraad daalt in het aquarium nog sneller daar ze meteen al hun krachten gebruiken voor het maken van een geschikt hol. Extra bijvoederen kan dus zeker geen kwaad. Vervolgens nemen ze gretig artemia, krill en mysis tot zich. Voorzie enkele pvc buisjes en substraten van verschillende afmetingen.
Het is beslist niet zo dat ze per definitie een dikke zandbodem nodig hebben. Wanneer u enkele handvolle substraat aanbiedt van 1 mm tot 8 mm hebben ze al genoeg verzet om een prachtige holte bouwen onder een steen of in het pvc buisje. Heeft u de mogelijkheid om een dikke bodem aan te bieden dan moet u dit natuurlijk doen. In de natuur leven ze hierin en dit gedrag willen we toch allemaal nabootsen tussen onze 5 glazen platen? Wist u dat deze vissen via hun huid een slijm produceren die als het ware voor cement dient? Deze slijmen zorgen ermee voor dat het geheel stabiel blijft. De holen zullen meestal gebouwd worden op plaatsen waar flink wat stroming aanwezig is. Dit doen deze dieren om overtollige slijmen af te voeren en omdat hier de grootste kans is dat er voedsel passeert.
Bij het plaatsen moet u steeds in het achterhoofd houden dat deze lange slanke vissen als een torpedo uit het water kunnen schieten. Een open aquarium is dan ook altijd een risico. Zeker wanneer de dieren (vaak in de begin periode van aanschaf) opgeschrikt worden en niet snel kunnen terug trekken in hun hol willen ze al eens springen. Introduceer ze dan ook in het aquarium wanneer u nog geen drukke medebewoners heeft rond zwemmen. Het aantal exemplaren dat u kiest is afhankelijk van de ruimte die u kunt bieden. Zoals al geschreven leven ze in groep maar toch solidair. Tussen elk hol moet ongeveer10 cm ruimte zitten. U kunt nu dus perfect uitreken hoeveel van deze vissen in uw aquarium ondergebracht kunnen worden. Het enige wat u in acht moet nemen is dat u deze dieren best per soort kunt houden. Een combinatie van meerdere soorten in één en het zelfste aquarium is niet verstandig. Een groepje van gemiddeld 5 exemplaren is het mooiste. Wanneer jong aangeschaft zult u zien dat er mannelijke en vrouwelijke dieren zijn. Vaak 1 vrouw op 4 mannelijke exemplaren. De kweek volgt vervolgens.
Voortplanting en kweek
Wanneer we dus willen starten met een kweek van deze eigenzinnige dieren dan schaffen we best een groep aan. Huisvest deze in een aquarium met een minimale lengte van 100 cm. Een dikke laag koraalzand is een must. Zorg dat deze bestaat uit koraalstukken met verschillende afmetingen. Naast het koraalzand voegen we best ook pvc pijpjes en halve bloempotten toe die we op hun kant leggen. Dit zorgt ervoor dat ze betere constructies kunnen maken. Ook halve doopvontschelpen worden gretig in gebruik genomen als onderkomen. De waterwaarden moeten optimaal zijn. Het toevoegen van jodium is verder ook noodzakelijk om kropaandoeningen te voorkomen. Dit kun je ook bereiken door regelmatiger water te verversen. Wanneer we de dieren aangeschaft hebben moet je ze voeden met mysis en artemia. Heb je beschikking tot levende mysis is dit nog beter. Wanneer we aan al deze eisen voldoen zullen de dieren snel tot paring overgaan. Deze paringen zijn zelden op foto vastgelegd en gebeuren dan ook meestal na het doven van de lichten of in de holen.
Het vrouwtje legt ongeveer 500 eitjes die elk een afmeting hebben van ongeveer 0,9 mm. Deze zijn allen aan elkaar verbonden en vormen samen een cluster of ook wel eibal genaamd. Deze eibal wordt door het mannelijke dier in de mond genomen. Op dit moment zie je dat de man een opgezette muil heeft. Ook vóór de paring kun je de geslachten onderscheiden. Een vrouwelijk dier heeft kleinere kaakbenen en een minder uitgesneden mond. Ook zijn de ogen kleiner bij het vrouwelijke dier.
Moest je dus enkel een koppel willen aanschaffen dan kun je hierop letten. De man zijn kaken zijn simpel weg groter om de relatief grote eibal in de muil te kunnen nemen. Door deze eibal zo nu en dan uit te spuwen en weer in de muil te nemen, beluchten ze het geheel zodat er geen beschimmeling kan ontstaan. Dit schouwspel is ontzettend fascinerend. Na 8 dagen komen de larven uit. De beste water temperatuur om de eieren uit te laten komen is 25 graden. De larven zullen deze temperatuur ook appreciëren. Ze hebben bij het hatchen een afmeting van ongeveer 3 tot 4 mm. De larven moeten meteen afgezonderd en opgefokt worden in een aparte kweekbak.
Ze hebben vanaf de geboorte een grote bek en grote ogen. Een dooierzak is aanwezig maar slechts zeer klein. Eendaagse artemia die verrijkt dient te worden wordt dan ook meteen aangenomen. Zorg voor een groot aquarium want naar elkaar zijn de larven agressief als er te weinig voedsel aanwezig is. De kweekbak moet goed gefilterd worden waarbij het gebruik van een UVC lamp onmisbaar is. Het mogen dan wel sterke larven zijn, ze zijn zeer vatbaar voor bacteriën. Deze moeten we dan ook elimineren.
Foto: Dominique Aegten, Jack in The Box & aal. Dominique Aegten
De ontwikkeling gaat zeer snel en na 9 dagen zijn het als het ware al echte miniaturen van de ouders. Het zijn nog vrijzwemmende dieren in deze fase. Na 15 dagen nestelen de dieren zich op de bodem. Zorg voor vele pvc pijpjes en fijn koraalzand. In deze fase zijn de larven ongeveer 15 mm groot. Mysis wordt ondertussen al aangenomen en het is zeker aan te raden om ze dit dan ook te geven. Vanaf dit moment kunnen de dieren in een uitzwembak geplaatst worden. Het kweken van deze dieren is vrij eenvoudig. Ook is de voldoening zeer groot net zoals het motivatie gehalte omdat de cyclus vrij kort is. Het enige addertje onder het gras is om de larven weggevangen te krijgen bij de kweekgroep. Een eibal vlak voor het hatchen weghalen is dus een optie. Zolang het de dieren niet verstoort, kun je dit probleemloos doen. Belucht de eibal in een reactor en laat de eibal hierin tot hatching komen.
Oefening baart kunst om in te schatten wanneer je de eibal weg moet halen. Ikzelf lette voorral op de kleur van de eibal. De geheel witte bal wordt langzaam zilver (door de kleur van de ogen bij larven). Wanneer je de kleur of op foto hebt staan of in je hoofd hebt zitten weet je wanneer je de bal kunt weghalen. ·
Hoe eenvoudig delicate vissen overwennen in een gecontroleerde omgeving Door Matt Wandell
(vertaling Patrick Scholberg)
Eén van de plezantste taken van te werken in een openbaar aquarium is de kans om met vele zeewatervissen in contact te komen en te leren waardoor ze floreren.
We weten allen dat bepaalde soorten makkelijker te houden zijn oplangere termijn dan andere, maar waarom is dat zo? Voor heel wat soorten kunnen we in de verste verte hun natuurlijk dieet niet benaderen. Sommige koraalvlinders zijn gespecialiseerd in poliepen van welbepaalde koralen. Als we zulk een vis over wennen op ander voer en hij slaagt daarbij in leven te blijven dan is het nog steeds zeer moeilijk hem op langere termijn te laten gedijen in ons aquarium.
Andere soorten zijn vaak makkelijker aan een alternatief voer te krijgen, maar daar merken we vaak dat de vangmethode en het verhandelen nadien tot een voortijdige dood leidt. Spookfluitvissen zijn daar een sprekend voorbeeld van: we kunnen makkelijk hen kleine vervangende schaaldieren als voedsel aanbieden en toch sterft het overgrote deel van de verhandelde dieren gedurende de verhandelingsperiode of vrij kort erna en dan in het aquarium van de liefhebber.
Heel anders is het dan met de juffers gesteld, deze zijn enorm sterk en je zou ze zelfs in de zak kunnen voeren. Effecten van de vangst kan je bij hen haast niet opmerken.
Tussen deze twee extremen bevindt zich dan het gros van de vissoorten die ons bereikt. Vele vissen worden door liefhebbers als moeilijk in leven te houden bestempeld omdat ze sterven ten gevolge van stress door het vervoer of de ( verkeerde ) behandeling. Als iedereen, zowel de handel als ook de aquariaan wat omzichtiger tewerk gaat kunnen verliezen vermeden worden.
Volgende stappen zijn essentieel in het acclimatiseren van gevoelige vissen in gevangenschap.
Zeedraakjes ( Phycodurus eques ) zijn zeer gevoelig en eisen een quarantaine system waarbij hun gezondheid en voeding strikt opgevolgd worden. Foto: Rich Ross
SELECTIE EN ACCLIMATISATIE
Soms sterven vissen binnen enkele dagen of weken ondanks de beste zorgen waar we ze mee omringen, zelfs als we ze koesteren, vaker en beter voeren dan we voor ons zelf zorgen. Het is nu eenmaal zo dat een bepaald percentage er hoe dan ook aan gaat door de stress om toot hier te raken, daar kan je als ervaren aquariaan dan ook niets aan verhelpen. Hier hangt het er van af hoe ze gevangen zijn, de zorg die ze nadien wel of niet kregen. Hebben ze lang in een klein zakje onder de tropische zon gelegen? Zijn er geneesmiddelen gebruikt, is er gif ingezet? Ingeval van vis uit de diepte is ie gedecompresseerd zoals dat moet? We kunnen nu eenmaal niet onze vis zelf gaan vangen, mee naar huis transporteren en omringen met grotere zorg dan die voor een baby. De prijs zou onbetaalbaar worden. We kunnen ons beter concentreren op de dingen waar we wel het verschil kunnen maken.
Wij kiezen waar we de vis kopen, welke vis we kopen en hoe we hem vanaf dan behandelen. Als je een vis uitkiest kijk dan goed of hij niet ziek is, naar zijn lichaam, zijn gedrag. Koop geen vis met een ingevallen buik dit geeft aan dat hij tenminste niet regelmatig voer heeft bekomen. Kijk aan beide lichaamszijden en let op gave schubben, vinnen. Zijn ze rood? Zie je onregelmatig gekleurde vlekken?
Hoe zwemt hij, probeert hij waggelend een soort balans te bekomen, dobbert hij aan de oppervlakte? Kruipt hij in paniek in een hoekje als je voor het aquarium staat? Eten is vaak een goed teken maar niet alleenzaligmakend. Een vis compleet onder de parasieten zal vaak nog zeer goed eten. Het gebeurt dat perfect normaal uitziende vissen na een nacht dood teruggevonden worden zonder een spoor van ziekte of stress. Indien je een quarantaine kan bekomen bij je handelaar kies er dan ook voor, tenminste als je er kan op vertrouwen dat de behandeling daar in orde is. Hoe ziet het daar uit? Zijn de aquaria proper, drijven er geen dode vissen rond, huizen er geen ziektes, is het personeel bekwaam? Als je hier geen positief antwoord op bekomt is een andere handelaar aangewezen. Laat u vooral niet verleiden tot impulsaankopen.
Delicate vissen zoals Ventralis Anthias ( Pseudanthias ventralis) krijgen veel meer overlevingskansen in een showaquarium als ze eerst tot rust kunnen komen en mogen aansterken in een quarantaine bak op hun noden afgestemd. foto: J.C. Delbeek
Sommige internethandels tonen foto’s van de vissen die ze aanbieden en dat is zeker een voordeel ten oopzichte van op cataloog kopen. Wat ook heel interessant kan zijn is een vis overkopen van een medeaquariaan die de vis niet langer in zijn bezit wil houden. Meestal zijn deze vissen aan het aquariumleven aangepast, ze eten, zijn normaal vrij van ziekten. En vaak zijn ze ook nog heel wat beterkoop dan een vis vanuit de handel.
Ongeacht waar je je vissen betrekt, het start altijd met ze langzaamaan over te gewennen aan de condities van het quarantaineaquarium. Laat eerst rustig de zak dobberen gedurende zowat een kwartier om aan dezelfde watertemperatuur te komen. Dan kan je met een refractometer het zoutgehalte bepalen. De meeste handelaren houden een lager zoutgehalte aan dan wij doorgaans in onze aquaria hebben. Stel het zoutgehalte bij voorkeur in op dat van in het transportzakje. Dan kan je het zakje in een emmer plaatsen en gedurende 30 tot 45 minuten de druppelmethode toepassen. Neem bij voorkeur geen netje maar bijvoorbeeld een plastic diepvriesdoosje om zo te vissen over te plaatsen in de quarantainebak. Dat er wat water in het aquarium komt mag geen probleem zijn.
In zulk een system kunnen verschillende vissen gelijktijdig gehuisvest worden terwijl ze toch niet met elkaar in contact komen en gevechten dus uit blijven
Quarantaine
Een quarantainebak opstarten wordt vaak stiefmoederlijk behandeld terwijl het toch o zo’n aandacht verdient. Gevoelige vissen hebben er zeer veel baat bij, maar ook een zorgvuldig opgebouwd visbestand vaart er op termijn zeker wel bij. Openbare aquaria passen deze procedure nauwgezet toe en thuis hoeft dit ook geen probleem te zijn. Dit gebeurt wel steeds uit het zicht zodat het publiek zich dat ook niet realiseert. Ze beogen hiermee 3 doelen:
1. Een goede waterkwaliteit aan de nieuwe vis aanbieden.
2. Stress zoveel mogelijk beperken.
3. De vis zo vaak als maar kan en goed voeden.
Een quarantainebak is wel nog iets anders dan een aquarium waarin een vis behandeld wordt. De eerste dient om de vis te huisvesten en onder zo goed mogelijke omstandigheden tot rust te laten komen zodat hij kan aansterken alvorens hij overgeplaatst wordt in het definitieve aquarium. Een bak om te behandelen is vaak veel sterieler en dient specifiek om die handeling vlot en correct te laten gebeuren. Heel wat mensen passen dit niet proactief toe omdat het vaak ook funest inwerkt op de appetijt en in een aantal gevallen de weerstand van de vis kan aantasten.
Voorts is er ook geen wondermiddel dat alle ziektes bekampt. Dus als je een geneesmiddel inzet stel dan de juiste diagnose. Dat vraagt ook weer de nodige investeringen zoals een microscoop en een goed boek over visziekten en de behandeling ervan. De realiteit is echter dat heel wat hobbyisten geen quarantainebak opzetten owv het plaatsgebrek, de tijd, de kosten die dat meebrengt. Een aantal stelt dat het zelfs meer stress geeft dan de nieuwe vis direct in een harmonieus zeeaquarium in te brengen. Feit is echter dat een aangesterkte en stressloze vis op lange termijn het veel beter doet in het aquarium.
Een bakje van zowat 80 liter inhoud met enkele stukken levend steen is al een schitterend quarantaine voor heel wat kleinere vissen.
Misvatting 1: Een quarantainebak is ingewikkeld.
De makkelijkste manier om een quarantainebakje op te zetten is met enkele stukken levend steen, enkele zuurstofsteentjes en een luchtpompje, een verwarmingselement en twee keer per week een waterverversing van 25 tot 50%. Vooral die waterverversing is zo belangrijk om eten te verwijderen dat is blijven liggen, vooral bij nieuwe vissen. Je verbruikt enkel wat meer zout, en eender welk merk voldoet zolang het 1 à 2 dagen de tijd gehad heeft om op te lossen. Uiteraard is de watertemperatuur en het zoutgehalte gelijk aan dat van de bak.Heel wat mensen laten dit bakje continu draaien met wat algjes erin zodat nieuwe visjes er tal van lekkere hapjes in vinden zodat de overgang nog vlotter gebeurt.
Als je een eiwitafschuimer, koolfilter, UV-lamp op overschot hebt kunnen die allen gebruikt worden doch strikt noodzakelijk is dit zeker niet, tenzij je met zeer gevoelige vissen te maken hebt.
Misvatting 2: Gevoelige vissen lijden onder extra-stress door de quarantaine.
Ik heb heel wat delicate soorten mogen verzorgen en ben van 1 ding overtuigd geraakt. Al die vissen deden het goed DOOR en niet ONDANKS de quarantaine. Dit waren Pseudanthias tuka, Oxymonacanthus longirostris, Chelmon rostratus, Synchiropus spp., Macropharyngyodon spp., zeepaardjes, zeenaalden, zeedraakjes. Al deze vissen verbleven 30 dagen of langer in quarantaine voordat ze in het showaquarium overgezet werden. Ze krijgen zo de tijd om aan voer te wennen, krijgen de tijd om het ongestoord op te eten. Ook wennen ze zo aan het regelmatige onderhoud dat nu eenmaal dient te gebeuren in een aquarium. Gewoonlijk zijn de eerste maanden de meest heikele voor nieuwe vissen. Ze krijgen in quarantaine de tijd om rustig en ongestoord te eten, kunnen schuilen als ze dat willen. Ze worden niet opgejaagd door bullebakvissen EN we kunnen ze beter observeren en zelfs gericht voeren, probeer dat maar eens in je showbak. Op die wijze kunnen we ze zo laten wennen aan diepvries- of droogvoer.
Deze Pseudanthias tuka groeide in 9 maanden tijd uit van een klein vrouwelijk exemplar tot een super mannetje. Enkel levend steen en luchtsteentjes voorzagen in de filtering gedurende die tijd. Foto: Rich Ross
Misvatting 3: Vissen ondervinden minder stress in een ontwikkeld aquarium.
Ziezo, je eiwitafschuimer trekt massa’s troep uit je system, je calciumreactor geeft van katoen en je laatste flap is verdwenen. Misschien voeg je extra koolstof toe om nitraat en fosfaat bijna op nul te houden. Dit is schitterend voor heel wat koralen doch voor de meeste vissen betekent het hoegenaamd niets. Deze hechten veel meer belang aan de afwezigheid van nitriet en ammoniak en aan het zuurstofgehalte van het water eens de temperatuur en het zoutgehalte in orde is. Gelukkig is dit makkelijk en goedkoop te realiseren. Enkele stukken levend steen bezitten voldoende bacteriën voor een goede denitrificatie. Met testsets meten we of er nitriet of ammoniak aanwezig is. Voldoende zuurstof in het water bekomen we door enkele steentjes op een luchtpompje met voldoende capaciteit aan te sluiten. Als je dan rigoreuze waterverversingen uitvoert hoef je geen schrik voor nitraat of fosfaat wat weer het voordeel heeft dat je stevig kan voeren.
Stress beperken
Wat zelfs belangrijker kan zijn dan goede waterwaarden voor de nieuwe vis is hem de nodige rust aan te bieden. Dit betekent dat we een schuilplaats voorzien, een zwakke verlichting op een timer en we het geheel zoveel mogelijk met rust laten. Levend steen heeft hiervoor enkele voordelen op andere decoratiematerialen. Het is een fantastisch filtermateriaal, het is iets dat de vis als natuurlijk ervaart en accepteert. Voor vissen die prijs stellen op een zandlaag als slaapplaats stellen we dat uiteraard ter beschikking en zorgen voor fijn zand. Als we zeer schichtige vissen aankopen loont het ook de moeite een deel of meer van het bakje af te schermen zodat de vissen meer rust bekomen. Vergeet ook het bakje niet af te dekken, ik zou het bedrag niet willen ophoesten van de vissen die het eerste weekend niet overleven wegens uitspringen.
Het levend steen dient zo opgetast te worden dat er vele schuilplaatsen zijn zodat de vissen zich op hun gemak kunnen voelen.
Voeren, voeren en nog eens voeren!
Veel vissen die het predikaat moeilijk te houden kregen “danken” dat aan het feit dat we er niet in slagen ze afdoende te voeden. We mogen natuurlijk niet vergeten dat de delicate vissen die toekomen een voor hen behoorlijk ruwe behandeling gekregen hebben. In het beperkte water dooreengeschud worden. Allerhande temperatuurinvloeden moeten ondergaan. Geen of gebrekkige voeding krijgen en heel wat tussenstations doorlopen met verschillende watercondities. Dan nog een jetlag bovenop, je zou al van minder troosteloos worden. Door al deze ontberingen hebben onze vissen dus nood aan calorien, in welke vorm dan ook, gewoon om niet te zeer te verzwakken.
Dus wat staat ons te doen? Eender wat de vis wil eten, geef het hem en wees er vooral niet zuinig mee en voer ook frequent. Wat is verder nog nuttig. Voer niet 1 soort tegelijk, maar maak een mix van voer zeker als je meer individuen in het bakje hebt, jij lust zelf immers ook niet alles en een mix geeft diversiteit. In je quarantainebak mag je zeker 8 à 10 keer per dag voeren. Ook als het maar kan voeg je er iets levend voer bij, dit kan maar de eetreflex op gang brengen. Vergeet niet de vissen moeten aansterken dus deze frequentie moet zeker niet toegepast worden in je showbak.
Als we onze nieuwe vis aan het eten willen krijgen zullen we over het algemeen toch wat moeite moeten doen om er minstens een idee van te hebben wat hij in principe eet. Zo kunnen we achterhalen via databases dat een Chelmon rostratus kleine organismen eet die te vinden zijn in holtes en spleetjes van levend steen en koraalformaties. Zo kunnen we een Chelmon aan het eten krijgen door een fijne pasta te maken van bevroren garnaaltjes of mysis en deze in de uitsparingen van een levend steen of in een skelet van een Pocillopora of zelfs in een stronkje van rauwe broccoli uit te smeren. Dit geheel maken we dan vast aan een stukje levend steen en plaatsen dat in de quarantainebak. Dan zetten we enkele passen achteruit en kijken dan rustig toe of er een positieve respons op volgt. Verdere mogelijkheden voor een Chelmon zijn levende zwarte muggelarven, levende mysis als je ze kan bekomen. Je kan ook een schaaldier open maken, levende artemia proberen. Belangrijk is dat wat de vis eet dat je dat ook blijft aanbieden en evt. mengt met andere voersoorten waar je altijd toegang tot hebt en zo procentueel dat aandeel verhoogt totdat de vis dat voer ook lust. Mocht dat lang duren, geen paniek, vissen kunnen zeer lange periodes overbruggen in een quarantainebak.
Deze Aiolips megastigma kan zeer goed langere tijd in een quarantainebak verzorgd worden en daar rijkelijk gevoerd worden met allerhande kleine organismen.
Foto: Rich Ross
De introductie in het showaquarium.
Nu we beschikken over een gezonde volgevreten vis die meerdere voersoorten tot zich neemt kunnen we die overbrengen naar onze showbak. Deze vis zou nu in principe zijn plaats moeten kunnen opeisen in het nieuwe aquarium. We scheppen hem uit met een plastic container of zo, liever dan met een netje waardoor de vinnen of schubben beschadigd worden. Als de waterwaardes uiteenlopen herhalen we terug de druppelmethode. Het kan nuttig zijn een stevige voerbeurt in te lassen bij het introduceren van de nieuwe vis, kwestie van de aandacht wat af te leiden.
Als we deze aandachtspunten in het oog houden en toepassen vergroten we over het algemeen de kans op een vlottere introductie in het aquarium van de nieuwe vis en zo ook zijn overlevings- en slaagkansen op langere termijn.
Sedert een aantal jaren zijn er meldingen van de aanwezigheid van uitheemse zeewatervissen langsheen de tropische oostkust van de Verenigde Staten van Amerika. In de meeste gevallen ging het om geïsoleerde exemplaren in afgelegen gebieden. Soms werden ze waargenomen door de lokale bevolking, die de vissen al bakkeleiend aantroffen in hun, achter de woning gelegen kanalen en grachten.
Soms, werden de exotische vissen gezien in cirkelvormige afgelegen riffen – Patchreef - of in lagunes.
Men dacht dat de herkomst van deze vissen te zoeken was bij de door hobbyisten uitgezette dieren of aan de voor verkoop bestemde dieren van bij de groothandelaren, die tijdens periodes van orkanen of zware stormen ontsnapt waren.
Niettegenstaande is de kans klein of zelfs onbestaande, , dat zulke kleine aantallen vissen - meestal dan nog solitaire exemplaren - voor een blijvend groeiende populatie zouden kunnen zorgen.
De herkomst van de Indo-Pacifische Koraalduivel van het geslacht PTEROIS in deze gebieden, is dus een raadsel.
En om het nog dubieuzer te maken, gaan sommige onderzoekers nog verder in hun beweringen door te zeggen dat de koraalduivels, die aan de oorsprong van deze steeds groeiende populatie liggen, niet van kust van Florida afkomstig waren, zoals de meesten onder ons zouden denken, maar van de kust van North-Carolina.
Op het eerst zicht zijn deze beweringen niet te begrijpen : Te beginnen met het feit dat Florida de enige staat van de VS is, uitgezonderd Hawaï, waarbij het klimaat min of meer te vergelijken is met dat van de verafgelegen, Indo-Stille Oceaan
Bovendien staat Florida binnen de VS bekend voor de handel in sierzeevissen, zowel de in –als exportindustrie ervan.
Florida is één van de staten met het grootste bevolkingsaantal en heeft bovendien een groot aantal zeewaterhobbyisten onder deze bevolking. Men zou dus kunnen zeggen dat voornoemde stellingen eerder het bewijs leveren van de introductie van exotische zeevissen via Florida.
Koraalduivels uit de Indo-Stille Oceaan, lijken nu ook voor te komen in de tropische wateren van de West-Atlantische Oceaan.
Foto Anthony Calfo.
In tegenstelling heeft North-Carolina, een eerder bescheiden bevolkingsaantal en een relatieve kleine aanhang onder de hobbyisten. In feite hebben ze minder handelaars in levende have en ook minder zeewaterclubs, dan de meeste andere Amerikaanse Staten.
North-Carolina kent meestal zachte weersomstandigheden doch in de winter is het er dikwijls koud en er valt nu en dan sneeuw.
Statistisch gezien is de kans dus kleiner dat de koraalduivels afkomstig zouden zijn uit North-Carolina, in plaats van uit Florida.
Niettegenstaande moeten we rekening houden met alle mogelijke opties met betrekking tot de herkomst van deze koraalduivels. We mogen niet de meest voor de handliggende oplossing kiezen, alvorens we de theorie van North-Carolina verwerpen.
Men denkt dat de koraalduivels in de Westelijke-Atlantische Oceaan aan voortplanting doen. Hun aantal wordt geschat op duizenden. Hun aanwezigheid beperkt zich zelfs niet tot de tropische
wateren ! Dit klinkt misschien onmogelijk, maar niets is minder waar.
De stromingen in de oceaan bewegen in de zomer volgens een patroon dat golfstroom genoemd wordt waarbij het de warme wateren van de West-Atlantische oceaan noordelijk, richting New York brengt.
Soorten afkomstig van de wateren rond Florida en de Caraïbische zee, kunnen, merkwaardig genoeg, in deze periode gezien en gevangen worden langs de Noord-Atlantische kusten van de VS.
Joe Yaiullo, directeur van “The Atlantic Marine World Facility, is in de zomerperiodes al enkele jaren bezig met het vangen en verzamelen van dergelijke soorten langsheen de kust van New-York.
Ik ken Joe reeds een tiental jaren als een collega uit de aquaristiek, en vroeg hem recentelijk of hij ooit koraalduivels had aangetroffen bij zijn vangsten.
Met een geamuseerde lach vertelde hij mij over zijn eerste ervaring met een koraalduivelsoort uit de New Yorkse kustwateren.,
Er werd hem destijds gevraagd om specifiek onderzoek te gaan verrichten naar de aanwezigheid van koraalduivelsoorten en z’n netten uit te zetten met het oog op het vangen ervan.
Joe vertelde me dat hij, na aanvaarding van deze uitdagende taak, binnen de 30 minuten bij z’n eerste vangst al een emmervol juveniele koraalduivels gevangen had.
Hij nam ze mee naar de faculteit (pers comm. Dd 2005) waar hij ze onderbracht in bassins voor publieke en onderwijsdoeleinden.
Deze vissen waren gevangen door middel van netten in ondiep water (Noot : The Atlantic Marine World is een fantastische plek voor toeristen en hobby-isten, wetenschappers in het algemeen en marinebiologen in het bijzonder, dat een koraalrifbassin van 80.000 liter heetf en dat magnifiek is om te zien. Voor meer informatie op het internet, bezoek http://www.atlantismarineworld.com/)
De Pterois is een geduchte rover welke kwaliteiten als geduld en doorzettingsvermogen heeft. (Foto A. Calfo. )
Recentelijk , zijn er nog meldingen geweest van de aanwezigheid van koraalduivels (Pterois) langs
het grootste gedeelte van de Atlantische kust van de VS en dit van het zuidelijk gelegen Bermuda tot noordelijk gelegen New York.
Eén van de eerste exemplaren, gevangen door een visser met lijn en haak, bevond zich voor de kust van North Carolina.
Het exemplaar mat 43 cm lang en woog ruim 1 kilogram.
Momenteel lijkt het verwijderen van deze vissen uit deze gebieden onmogelijk en zeker geen haalbare kaart.
Bezorgde stemmen uiten hun ongenoegen met betrekking tot de publieke veiligheid: Zwemmers en duikers zouden gestoken kunnen worden door deze giftige zeebewoners. De meeste experten zijn het er echter over eens dat dit kleine risico’s met zich meebrengt.
Er zijn ter zake geen gevallen van slachtoffers door Pteroisvergiftiging gekend. De waarnemingen van de grotere exemplaren situeren zich in diepere zee (meer dan 20M).
De grootste zorg is dat mettertijd de inheemse vissoorten potentieel gevaar kunnen lopen en zouden kunnen verminderen in aantal of zelfs uitgeroeid zouden kunnen worden door deze uitheemse rovers.
Alhoewel er gedurende de laatste tien jaar, diverse meldingen zijn geweest van de aanwezigheid van koraalduivels in de Atlantische Oceaan, , is er eigenlijk weinig of geen onderzoek gedaan naar de invloed en de gevolgen van de aanwezigheid van deze exotische parels.
Experten zijn niet alleen onzeker, doch weten ook niet wat te doen aan de aanwezigheid van deze vissen…..ze worden het zelfs niet eens over de herkomst van deze dieren.
Hoewel sommige wetenschappers en onderzoekers de aanwezigheid van deze species, willen toeschrijven aan de hobbyisten, die de huisdieren uitgezet zouden hebben, ben ik eerder de mening toegedaan dat dit praktisch ondoenbaar is op deze wijze.
Om te beginnen, is het hoogst onwaarschijnlijk dat er voldoende hobbyisten, toevallig op eenzelfde plaats, zouden overgaan tot het vrijlaten van hun dieren, om er een kolonie van exotische zeevissen te verkrijgen.
Bovendien zijn zulke soorten zwakker door het leven in gevangenschap. Ze worden in meestal te kleine huisaquaria gehuisvest, hebben daardoor te weinig beweging en krijgen minderwaardig voedsel toegediend (bvb schildklierproblemen bij vissen door een jodiumtekort) . Maw ze zouden het nooit overleven op een natuurlijk rif door gebrek aan conditionering. Deze vissen zouden niet in staat zijn om hun voedsel zelf te zoeken, laat staan de voedselconcurrentie aan te gaan met andere soorten en het gevaar van would-be rovers te ontlopen.
En mochten ze in het beste geval dan toch overleven, lijkt het onwaarschijnlijk dat ze een partner zouden vinden om over te gaan tot paaien, gezien hun geringe aantal.
Trouwens, de larven die dan uit een geslaagde paai, zouden voortkomen, zouden dan nog moeten overleven in een vreemd gebied. Deze larven moeten dan nog uitgroeien tot jongbroed dat op zijn beurt nog moet uitgroeien tot geslachtsrijpe volwassen vissen, die dan op hun beurt opnieuw een partner moeten vinden om over te kunnen gaan tot paaien om de soort in stand te houden. En dit moeten zich dan ook nog enkele jaren herhalen wil de soort overleven.
Statitisch gezien, is deze theorie van uitgezette dieren, onwaarschijnlijk en is de kans uiterst klein dat de exotisch dieren op die manier ter plekke kwamen, althans dat is mijn mening.
Opgelet: Pterois volitans kan snel te groot worden voor kleine aquaria! Foto Anthony Calfo
Een andere theorie is dat duik - en aanverwante toeristische activiteiten in de regio, uitbaters van deze activiteiten er toe aangezet zouden hebben om partijen van ingevoerde vissen uit te zetten in de geïsoleerde patch-riffen, om zo hun omzet te zien stijgen. Hoe belachelijk dit ook moge klinken, we kunnen deze mogelijkheid niet uitsluiten, gezien de aanwezigheid van koraalduivels in de Atlantisch Oceaan. Eigenlijk moeten we veel geloofwaardigheid hechten aan deze bewering.
Onderzoekers – sommige en zeker niet alle - hebben geklaagd dat uitbaters van duiktoerisme niet willen meewerken bij het verzamelen van informatie mbt de koraalduivels en hun aanwezigheid op afgelegen locaties. Men kan dus gaan vermoeden dat deze commercanten hun ontdekking, en zelfs hun investering willen beschermen.
Het is in ieder geval een mogelijkheid gezien de eerdere meldingen van de aanwezigheid van Pterois in North-Carolina en omgeving : De meeste observaties van deze vissen tot op heden, situeren zich ver verwijderd van de kust op verafgelegen riffen. Deze bevinden zich op mijlen afstand van de kustwateren, waar de hobbyist dan, zoals hiervoor beschreven, zijn huisdier zou uitzetten in het wild.
Het lijkt zeer onwaarschijnlijk dat deze slecht geconditioneerde, in gevangenschap opgegroeide vissen, de wijde oceaan zouden gaan doorkuisen om zo op een ver afgelegen rif in goede gezondheid te bereiken, mede door het feit dat volwassen exemplaren, of zelfs larven onmiddellijk per boot ter plaatse zouden kunnen worden uitgezet.
Het uitzetten van huisdiervissen verklaart mogelijks de aanwezigheid, welliswaar in geringe aantallen, van Indo-Pacifische doktersvissen en Keizersvissen in de wateren rond Florida.
Platax Orbicularis (links) Foto door Robert Fenner.
Zebrasoma Scopas (rechts) Foto door Anthony Calfo.
Het gegeven dat vislarven als bron van introductie kunnen gediend hebben, is tevens interessant om verder te onderzoeken.
In eerst instantie kan men zich afvragen waar genoeg larven afkomstig zouden kunnen van zijn om het rif te bevolken en er later een broedkolonie te stichten.
Hoe konden eieren of larven de tocht van de Indo-Stille Oceaan naar de Atlantische kust van de VS overleven ?
Bij nader inzien kan de tocht gemaakt zijn via het ballastwater van een zeeschip. Er zijn feiten bekend waarin andere vissoorten en ongewervelden op deze manier, als ongewild, uitzwermden.
Met name, is de eimassa van koraalduivels kleverig, drijvend en resistent. Door deze eigenschappen kan zo’n eimassa makkelijk aan de romp van een zeilboot blijven hangen.
Met dit gegeven in het achterhoofd, valt het ook op te merken dat de haven van North-Carolina één van de drukste en grootste havens is van de VS en plaats biedt aan een groot aantal scheepswerven. Verder wordt dit gegeven nog versterkt door de aanwezigheid van commerciële zeeschepen.
Ook de ongelukkige politieke realiteit in het Midden-Oosten heeft er voor gezorgd dat er aan groot aantal militaire bodems afreisden naar de Indo-Pacific, de Perzische Golf, enz,
De mogelijkheid dat uitheemse vissen, ongewild, op diverse plaatsen terecht komen door het meeliften met vele duizenden liters (ballast)water, die telkemale door schepen worden verplaatst, is opnieuw een opmerkelijke theorie.
De Indo-Pacifische Cromis Viridis werd gespot in de Atlantische wateren. Foto door Anthony Calfo.
Voor wat het waard is, heb ik eerlijk gezegd niet echt een mening over wat nu de eigenlijk oorzaak is van de broedende populatie Pterois waarvan sprake.
Alle hiervoor verkondidge theorieën zijn, voor wat mij betreft, even mogelijk als ze onmogelijk zijn.
Kunnen hobbyisten de oorzaak zijn van de oorspronkelijke populatie ? Ja…ik denk dat het mogelijk is. Zeker als we de tijdspanne waarin het incidentele uitzetten van particuliere eigenaars, onderschat hebben. Pterois spp. hebben inderdaad een hoge levensverwachting en zijn uiteraard beter beschermd dan de meeste andere vissen door hun morfologie (giftige stekels).
Hun vestiging is eigenlijk niet zo verwonderlijk als je rekening houdt met de in kleinere aantallen sporadisch geziene opmerkelijk exotische soorten zoals Pomacanthid Keizersvissen, Acanthurid doktersvissen en anderen van dezelfde soort , en de diverse kleinerblijvende soorten zoals Pomacentrid keizersvissen;
Er is zelfs bezorgdheid omtrent de toenemende verschijning van de Ephippid schopvissn (AKA vleermuisvissen) in scholen samen met inheemse Atlantische soorten : De zorg is dat ze onderling zullen kruisen.
Niettegenstaande, vind ik het zeer opmerkelijk dat er voldoende exotische soorten in staat zijn te overleven en een kolonie te stichten in de tropische West-Atlantische Oceaan.
En of nu jullie akkoord of niet akkoord gaat met de introductie van exotische vissen en de realiteit ervan, het is zeker het bewijs van de winterhardheid en het aanpassingsvermogen van een aantal wonderbaarlijke en mooie rifvissen.
Bronvermeldingen :
http://www.atlantismarineworld.com/
http://www.hawaiiaquaculture.org/marineornamentals06.html
http://www.aquaticinvaders.org/nan_browse.cfm?level=4&key=130205000000
http://www.invasivespecies.gov/ismonth/archives/lionfish/lionfish.html
Dr Robert Goldstein, “Lionfish in the Western Atlantic,” Seascope, Volume 21, Issue 2, 2004
Also:
MARINE ORNAMENTALS (conference) 2006 February 13-16, 2006 Las Vegas, Nevada for discussions with academics and industry professionals of aquatic science.