Portaalsite voor de échte zeeaquariaan

Zoeken op de site

Doopvontschelpen door Tom Verhoeven

 

Doopvontschelpen 2interzoo109

De Latijnse naam voor doopvontschelpen die voor ons van belang is, is Tridacna.

Tridacna is een mossel en heeft dus twee kleppen die het weke lichaam beschermen.

Deze dieren zijn vooral populair vanwege de mooie kleuren die zichtbaar zijn op de mantelflappen. Sommige mensen denken dat de soorten te herkennen zijn aan de kleur van het dier. Dat klopt niet. De kleuren worden bepaald in het larvenstadium.

 

Het begin van de doopvontschelp

Doopvontschelpen zijn tweeslachtig. Met andere woorden: ze produceren sperma en eieren. Zou deze productie gelijkertijd op gang komen, dan zou het dier zichzelf kunnen bevruchten. De natuur heeft daar een stokje voor gestoken. Het dier kan dit maar van één van beiden, nooit tegelijkertijd. Op het moment dat er sperma wordt uitgestoten, worden er ergens anders eieren uitgestoten. In het water vindt de bevruchting plaats, net als bij koralen. De ontwikkeling van de bevruchte eieren gaat razendsnel. Na enige uren zijn er al honderden cellen (Blastula stadium). Na de eerste 12 uur is er al een larve ontwikkeld. En na 48 uur zijn de darmen, voet en anaalopening ontwikkeld. De schelphelften beginnen nu ook te ontwikkelen. Het doopvontje is dan 0,2 mm groot. Van de vele duizenden blijven er maar een paar in leven.

Zodra het diertje in staat is om te eten, eet hij zijn eerste fytoplankton. In dit fytoplankton zitten de zoöxanthellen. Deze algjes vinden bij de verdere ontwikkeling hun weg in het dier en komen in de huid terecht. Tezamen met het pigment vormen zij de kleurige tekening van Tridacna. Doordat dit onwillekeurig gaat is geen enkele tekening of kleur hetzelfde. Ieder dier is daardoor uniek. Het doopvontje heeft inmiddels zijn plekje op de bodem gevonden om zich verder te ontwikkelen. Door de zoöxanthellen is het dier in staat om van het licht te leven. De zoöxanthellen leveren genoeg energie voor het gehele dier.

 

Commerciële doeleinden

De vraag naar Tridacna’s is erg groot. Niet vanwege het feit dat ze door aquariumliefhebbers zo gewild zijn, maar om de consumptie. Vooral Amerika schijnt een van de grote afnemers te zijn. Gekookt, gegrild of gebakken schijnt het erg lekker te zijn.

interzoo049

Tridacna-kwekerijen

In de Koraalzee (= gedeelte van de Zuidzee waar veel koraalriffen en koraaleilanden voorkomen) en o.a. op de Filippijnen zijn kwekerijen opgezet voor het kweken van Tridacna’s.

Met behulp van het beïnvloeden van de optimale omstandigheden scheiden Tridacna’s zaad en sperma af. Door dit samen te voegen vindt de bevruchting plaats. De bassins, waarin dit gebeurt worden regelmatig voorzien van vers zeewater, waarin zich ook het fytoplankton bevindt. Doordat er nagenoeg geen roofdieren zijn is de productie enorm. Toch zijn sommige kwekerijen later afhankelijk geworden van de aquariumliefhebber, omdat restaurants grote Tridacna’s willen. En dat duurt bij sommige soorten jaren.

Schema volgens Daniel Knopp. Het gebruik van bovengenoemd schema

Om dit schema te gebruiken dient men het een en ander te weten over bepaalde lichaamsdelen van de doopvont. Aan de onderkant van de schelp bevindt zich het gedeelte dat aan elkaar vastzit. Dit wordt bijeen gehouden door een spier, die de schelp open en dicht laat gaan. Naast dit zogenaamde scharnier zit een opening waar draden uit komen. De zogenaamde byssusdraden. Met deze draden verankert de doopvont zich. Deze byssusdraden zijn afkomstig uit de byssusklier. Sommige soorten hebben deze draden maar tijdelijk. Anderen zijn ervan afhankelijk.

Als het dier zich heeft vastgezet met zijn byssusdraden ga er dan nooit aan trekken.

Het zou het einde van zijn leven kunnen betekenen.

 

De doopvont heeft een in- en een uitgang, de mond (ingang) en de tuitvormige sifon (uitgang)

 

In het schema komt u de tentakel of ravelvormige mondopening tegen. Over de sifon wordt niets gezegd.

De schelpen hebben schubben en groeven. Andere hebben weer een gladde schelp.

De mantelflappen hangen over de rand of blijven binnen de rand. Als u goed naar uw dier kijkt, kunt u dus via dit schema erachter komen wat de naam van het dier is.

Tridacna maxima: gladde mondopening, een schubbenrij aan de bovenzijde van de schalen en onderaan glad. De byssusopening is niet zichtbaar.

 

Tips en wetenswaardigheden bij de aanschaf van een doopvontschelp

  • Let goed op onder welke verlichting het dier staat. Staat deze onder T5 en u heeft T5 (in dezelfde kleurcombinatie) dan zijn er over het algemeen geen problemen. Heeft u HQI, zet het dier dan niet in het volle licht. Laat het geleidelijk wennen.
  • De kleur van het dier kan veranderen door ander licht (pigmentveranderingen en vermeerdering of vermindering van zoöxanthellen).
  • Controleer de reactie van de doopvont door uw hand tussen het dier en het licht te houden. De schelp moet snel sluiten en weer openen.
  • Controleer voor de koop of de byssusdraden niet beschadigd zijn (afhankelijk van de soort). Kijk ook naar de byssusopening (vraag hiernaar om dit te laten zien door de verkoper). Het weefsel moet er gezond uitzien. Is er een gat aanwezig laat het dier staan, deze is dan aan het afsterven. Soms is de byssusklier losgelaten. Laat ook dan het dier staan. Ze zijn duur genoeg, dus u mag wat goeds verwachten.
  • De mantelflappen moeten goed uitstaan. Zijn ze teruggetrokken, dan is er meer aan de hand.
  • Controleer of er geen slakjes (Pyramidellacea sp.) ter grootte van een rijstkorrel opzitten. Deze zijn dodelijk voor de doopvontschelp.
  • Houd een doopvont nooit boven water, mocht dit wel gebeuren kantel het dier dan zo dat alle lucht uit het dier is verdwenen. Lucht in het dier is dodelijk. Let hier ook op bij de verkoop.
  • Lipvissen, pincetvissen, dwergkeizers, trekkersvissen en vijlvissen kunnen aan uw doopvont gaan knabbelen. Dit herkent u als het dier regelmatig is teruggetrokken. Ook ’s nachts kunnen enkele plaaggeesten zoals brandwormen en kleine slakjes actief zijn en de doopvont het leven zuur maken. Sommige slakken leggen zelfs hun eieren in Tridacna’s.
  • Als uw poetsgarnalen beginnen te plukken aan uw doopvont, dan is er iets flink mis.
  • Is uw doopvont aan het afsterven, aarzel dan niet en verwijder het dier. Het stervende dier belast het water enorm met alle gevolgen van dien.
  • Zorg dat er geen deelanemonen of glasanemonen op het dier terecht kunnen komen, verwijder deze altijd.
  • Als het dier begint te bealgen houd de algen dan kort en tref maatregelen.
  • Zet de doopvont op een platte steen zodat borstelwormen geen kans krijgen.
  • Zit het dier al op een steen vast, neem dan ook de steen mee bij de aanschaf.
  • Zorg dat de verpakking zo is ingericht, dat de mossel niet losgerukt wordt van de steen tijdens het transport.
  • Neem altijd een koelbox mee voor uw dieren.

 

Ziekten bij doopvontschelpen

Terug getrokken mantelflappen kunnen duiden op:

  1. Parasieten
  2. Brand of borstelwormen
  3. Vissen die aan het dier plukken of eten
  4. Stress
  5. Lichtverandering (ook over kool filteren verandert de lichtsamenstelling)
  6. Vermindering van voedingsstoffen  (Tridacna is in staat voedingsstoffen op te nemen via de kieuwen en de mantelflappen)
  7. Vergiftiging
  8. Te hoge uv-straling (geen kwartsglas voor de HQI brander)
  9. Te hoge temperatuur
  10. Overdosering van sporenelementen

 

Elke keer als het dier dit doet, moeten we goed opletten. Bij een flinke verandering in het licht kan de doopvont zijn zoöxanthellen uitstoten. Hiermee verliest hij dus ook zijn energieleverancier en kan afsterven. Er is een trucje om dit te herstellen maar dat gaat heel ver.

interzoo155

 

Zoöxanthellen toedienen

Toch geïnteresseerd?

Zodra de doopvont zijn zoöxanthellen heeft geloosd, bestaat de mogelijkheid om het dier weer nieuwe zoöxanthellen toe te dienen. Dat gebeurt op de volgende wijze:

  1. Men neemt een stukje steenkoraal, dat voorzien is van zoöxanthellen
  2. We malen dit fijn tezamen met gezuiverd zeewater tot een fijn emulsie
  3. Deze emulsie zeven we door een zeef van 25 µ en voeren hiermee de doopvontschelp in een apart bad
  4. Na ongeveer 5 uur heeft de doopvont genoeg geconsumeerd en / of opgenomen
  5. Hierna kan het dier teruggeplaatst worden in het aquarium

Degene die dit bedacht, heeft al meerdere malen succes gehad met deze methode.

 

Tridacna’s zijn de parels in het aquarium, zo wordt wel eens gezegd. Maar wist u dat doopvontschelpen in staat zijn parels te maken? Nee, zeker. Denk hier dan aan als uw dier ter ziele gaat en controleer dat dan. Het kan de moeite waard zijn. Wist u ook dat Tridacna flink oud kan worden. Daar speelt u wel een belangrijke rol in.

 

Hippopus hippopus (paardenvoetmossel of aardbeienmossel) (Foto internet)

Verspreiding: Centrale Indo-Pacific, van Thailand oostwaarts tot de Marshall-eilanden en Gilbert-eilanden alsook van Japan tot het zuiden van het Great Barrier Reef en West-Australië.

Grootte: maximale lengte 45 à 50 cm, normaal 40 cm.

Voedsel: deze voedt zich met behulp van zijn zoöxanthellen.

Bijzonderheden: de meeste in de handel aangeboden aardbeienmosselen zijn gekweekt in kwekerijen. Ze zijn gemakkelijk houdbaar, maar hebben veel licht nodig. Ze zijn zeer geschikt voor een zandbodem.

Tridacna derasa (gladde doopvontschelp)

Verspreiding: Indo-Pacific: van Cocos Keeling-Atol noordelijk tot de Chinese Zee, van de Filippijnen zuidelijk tot de Lord Howe-eilanden en oostelijk tot de Fiji-eilanden.

Grootte: maximale grote tot 50 cm.

Voedsel: met behulp van zijn zoöxanthellen wordt voedsel opgenomen.

Bijzonderheden: ze zijn gemakkelijk houdbaar, maar hebben wel veel licht nodig. De groei is snel, zodat hij zich in 1 jaar tijd in omvang kan verdubbelen of zelfs verdrievoudigen. Deze dieren worden dan ook hoofdzakelijk gekweekt en vaak aangeboden in de handel. Hij zet zich amper vast met zijn byssusdraden.

 

 

 

 

Tridacna crocea

Verspreiding: Centraal Indo-Pacific: van de westkust van de Maleisische eilanden over de Rowly showls, West-Australië en Noord-Australië tot noordelijk van Japan, zuidelijk tot de Great Barrier Reef en Nieuw Caledonië en oostelijk tot de Marana- en Fiji-eilanden.

Grootte: maximale grote tot 19 cm.

Voedsel: met behulp van zijn zoöxanthellen wordt voedsel opgenomen.

Bijzonderheden: boort zich veelal in stenen of koralen. Hierbij is alleen de mantel zichtbaar. Het krabbetje Xanthasia murgiera leeft in symbiose met Tridacna crocea.

Houdbaarheid: over het algemeen gemakkelijk houdbaar, heeft net als zijn soortgenoten veel licht nodig. De byssusdraden worden vaak bij het vangen of tijdens transport beschadigd. Dit dier kan men het beste op of in een steen kopen.

 

 

Tridacna gigas 

Dit is het dier dat we vaak tegenkomen in fabeltjes. Het dier zou duikers vast kunnen zetten en hen een pijnlijke verstikkingdood bezorgen. Zoals al eerder gemeld is dit beslist niet juist. Deze schelpen worden echter wel gebruikt bij doopceremonieën. Vandaar de naam doopvontschelp.

Verspreiding: Centrale Indo-Pacific: van Thailand tot over de Filippijnen oostelijk van Micronesië en tot de Fidji-eilanden, noordelijk van Okinawa, Japan, en de Bonineilanden en zuidelijk van het Great Barrier Reef en Nieuw Caledonië.

Grootte: maximale grootte 137 cm.

Voedsel: met behulp van zijn zoöxanthellen wordt voedsel opgenomen.

Bijzonderheden: leeft in symbiose met de garnalen Anchistus mirabilis, Conchodytus tridacnae en Paranchistus bigunguiculatus (Rosewater 1965).

Houdbaarheid: de meeste aangeboden dieren zijn afkomstig van kwekerijen. Jonge dieren groeien zeer snel. Het dier heeft veel licht nodig. Een nadeel is dat hij erg groot wordt voor en gemiddeld aquarium.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tridacna maxima

Verspreiding: in de Indo-Pacific weid verspreid, in de Rode Zee en van Oost-Afrika tot de Marshall- en Gilbert-eilanden alsmede ook Polynesië, noordelijk tot Zuid-Japan en ook zuidelijk van het Great Barrier Reef, Nieuw-Caledonië en West-Australië.

Grootte: maximale lengte is 35 cm.

Voedsel: met behulp van zijn zoöxanthellen wordt voedsel opgenomen.

Bijzonderheden: boort zich diep in het substraat, maar is niet volledig gesloten. Verankert zich met zijn byssusdraden en leeft normaal in het vlakke water. Deze leeft in symbiose met de garnalen Conochodytes tridacnae en Anchistrus demani.

Houdbaarheid: ze worden het meest aangeboden in de handel en zijn afkomstig uit kwekerijen. Wordt als beste tussen de decoratie geplaatst. Zet zich vast met byssusdraden. Is gemakkelijk te houden maar heeft veel licht nodig.

 

Tridacna squamosa

 

Verspreiding: in de Indo-Pacific weid verspreid, in de Rode Zee en van Oost-Afrika tot de Marshall- en Gilbert-eilanden alsmede ook Polynesië en de Pitcairneilanden, noordelijk tot zuid Japan en ook zuidelijk van het Great Barrier Reef, Nieuw Caledonië en West-Australië.

Grootte: maximale lengte is 40 cm.

Voedsel: met behulp van zijn zoöxanthellen wordt voedsel opgenomen.

Bijzonderheden: leeft tussen de koralen, maar ook op zandbodems in het vlakke water, in diepten tussen de 15 en 20 meter. Hij verankert zich met zijn byssusdraden. Volgens de ervaringen van Fossa en Nilsen leven ze in het aquarium zonder byssusdraden.

Houdbaarheid: deze is erg lang houdbaar. Sommige aquarianen hebben deze soort al meer dan 10 jaar in hun aquarium staan. Groeit snel en heeft ruimte nodig om zich te ontwikkelen. Dit dier heeft, net als de hier voorgenoemde soortgenoten, veel licht nodig. De in de handel aangeboden dieren zijn hoofdzakelijk afkomstig uit kwekerijen.

 

Als laatste adviseer ik u Tridacna altijd op een platte steen te zetten. Het dier zal zich hier snel op vastzetten. U kunt het dier dan altijd verplaatsen i.p.v. dat het dier vast gaat zitten aan de bodem. Daarnaast is de kans veel kleiner dat er borstelwormen binnen kunnen dringen via de byssusopening.

 

Bron vermelding

Ras, Ab: Cursus zeewateraquaristiek

Knopp, Daniël: Riesenmuscheln. ISBN-nr 3-921684-22-6

Fosså, Sven A & Nilsen,  Alf Jacob: Korallenrifaquarium Band 5. ISBN-nr 3-928819-13-5

The Fastest Claw in the West

Tekst en foto’s: Ab Ras

De bovenvermelde tekst is niet van mijzelf. Het is ontleend aan een schitterende documentaire (1985)van de BBC met David Attenborough en is zeker aan te bevelen om nog eens te bekijken op You Tube.

Deze documentaire trok mijn interesse doordat er aandacht werd besteed aan de bidsprinkhaankreeft, ook wel Mantis (shrimp) genoemd. Na het zien van deze documentaire was ik gefascineerd door het gedrag van dit diertje. Dat het een rover was, was duidelijk. Dat we er regelmatig mee te maken hebben nog niet.


 Odontodactylus scyllarus

In een eerder artikeltje heb ik het weleens over plaagdieren gehad. Plaagdieren zijn dieren die we liever niet in ons rif aquarium tegenkomen. De Mantis is één van die dieren die we liever zien gaan dan komen. In de documentaire had ik de vaardigheden van dit diertje gezien en wist wat hij eventueel aan zou kunnen richten. Bij de inrichting van mijn bak had ik gekozen voor PUR en vul steen. Enkele kilo’s levend steen zouden zorg dragen voor de enting van de bacteriën. Dat de opstart tijd langer zou duren nam ik voor lief. Het bespaarde mij in ieder geval veel geld. De 7 kilo levend steen kwam dus vers bij de handelaar vandaan. Na enige tijd van rijping in het aquarium kwamen mijn eerste vissen in de bak. Een schooltje van 14 Chromis virides zwierde door de bak, het geen een mooi gezicht was. De volgende dag telde ik er geen 14 maar 13. De enkele dagen later weer eentje minder. Dat was vreemd de dieren zagen er gezond uit. Tot op een avond ik de schrik van  mijn leven kreeg. Bij het gedimde licht zag ik pontificaal een Mantis langs mijn voorruit zwemmen.

Dit diertje van enkele cm moest wel verantwoordelijk zijn voor het verdwijnen van mijn Chromis. Ik zag hem naar een steen gaan en erin kruipen. Laat dit nu net het grootste stuk levend steen zijn wat ik had aangeschaft. Vlug een emmer gepakt en de steen eruit gehaald. Op de keuken vloer een zeiltje neergelegd en met verschillende soorten gereedschap geprobeerd de moordenaar eruit te peuteren. Echter zonder resultaat. Dan maar een hamer en een beitel. De steen moest in tweeën. Nog niet. Dan maar in vieren, nog niet. Aan het einde van een avond ploeteren bleef er alleen een berg puin over. En….u raad het al…geen Mantis. Wel wat brandwormen. Mijn echtgenote informeerde nog eens lachend wat die steen ook al weer gekost had. Ik lachte als een boer met kiespijn. Waar kom hij toch gebleven zijn? Daar kwam ik enkele dagen later achter. Wederom ’s avonds zwom hij voorbij. Nu wist ik zeker in welke steen hij zijn holletje had. Heel voorzichtig, met de hulp van mijn lachende echtgenote, haalde ik de steen eruit. Binnen een mum van tijd had ik de Mantis te pakken.

In de tussentijd had ik me wat verdiept in dit beestje. Het bleek een heel slim en sterk beestje te zijn. De titel van de documentaire en van dit artikel heeft te maken met de manier hoe de Mantis jaagt. Er zijn daarin twee verschillen. Je hebt soorten die knuppelvormige poten hebben, de zogenaamde beukers. En je hebt ze met spietsvormige poten, de zogenaamde stekers.  De voorste twee poten zijn dus flink ontwikkeld. Hiermee kunnen ze hun prooi buiten westen slaan of spietsen. De snelheid van deze slag is vergelijkbaar met een kogel uit een pistool (vandaar de titel). Door deze enorme slagkracht en snelheid verrassen ze hun prooi. Deze bestaat hoofdzakelijk uit kleine kreeftachtigen zoals krabben, garnalen, schelpdieren e.d. Bij extreme honger zullen zij zeker een visje proberen te verschalken. Bidsprinkhaan kreeften zijn er in vele soorten en maten. De grootste kan wel 30 cm worden, terwijl de kleinere hooguit een cm of 6 worden. De grotere soorten hebben bewezen dat ze met hun knuppel een glas kunnen breken met een dikte van 15 mm. Het is maar dat u het even weet. In Amerika noemen ze hem ook wel de Thumb nail splitter (duimnagel splitter).Deze jagers leven over het algemeen in holen die ze zelf  vervaardigen en af kunnen dekken met steen of koraalbrokken. Enkele zijn dag actief terwijl er ook zijn die ’s nachts jagen. De kleinere exemplaren zoeken hun beschutting in de gaten van het levend steen. En zo liften ze dus ook mee naar ons aquarium.

Er zijn diverse testen gedaan met deze dieren. Daaruit bleek dat hun zichtvermogen vele malen beter is dan dat van de mens. Zelfs in het dierenrijk is dit niet geëvenaard. Dit diertje ziet namelijk 12 basiskleuren. De mens maar 3. Het is in staat om ultraviolette en infrarode stralen waar te nemen. Daarnaast ziet hij alles 3 dimensionaal terwijl wij maar 2 dimensionaal zien. Ook gepolariseerd licht schijnt geen probleem te zijn . De beukers hebben ronde lancet ogen terwijl de stekers  meer ovale ogen hebben. De ogen kunnen onafhankelijk van elkaar bewegen. Wetenschappers zijn al geruime tijd bezig om het geheim te ontmaskeren maar zijn daar nog niet achter voor zover ik weet. De Mantis die we vaak tegenkomen zijn over het algemeen goed houdbaar in een rifaquarium, aldus D.Knop. Volgens zijn studie komen de volgende houdbare soorten voor het rifaquarium naar voren: Gonodactylus chiragra; Gonodactylus platysoma; Odontodactylus scyllarus; Odontodactylus havanensis; Odontodactylus cultrifer; Hemisquilla ensigera ;Harpiosquilla harpax; Harpiosquilla sinensis; Squilla mantis; Oratosquillina manningi en als laatste Lysiosquillina maculata. Veelal zijn dit de kleinere soorten die hoofdzakelijk leven van kleine prooien zoals ik al eerder had beschreven. De bidsprinkhaan kreeften vallen onder de klasse Stomatopoda. Er zijn 500 soorten bekend. (Persoonlijk raad ik u aan om hier toch een speciaal bakje voor te houden.)

De reden dat het exemplaar bij mij aan de vissen begon is eigenlijk logisch. Het was puur overlevingsgedrag. Ik kan hem dat achteraf niet kwalijk nemen. De gevangen Mantis werd niet geëlimineerd maar kreeg een apart aquarium. Sterker nog het werd de attractie van de straat.

Mijn kinderen hadden hem zelfs een naam gegeven: Moker. Elke dag moest Moker dus wel even een demonstratie geven aan de kinderen uit de buurt, hoe hard hij tegen een breinaald kon slaan. De harde tik gaf je het gevoel of het aquarium knapte. Hoor je dit geluid af en toe in je aquarium dat is de kans groot dat je een Mantis bezit. Op de foto is duidelijk te zien wat de verhoudingen zijn van dit kleine intelligente diertje. Het gaat hier om een Gonodactylellus viridis. Een mannetje. De vrouwtjes zijn vaak groen of geel. Het grotere exemplaar op de foto’s is een eveneens een beuker. Goed is te zien hoe zijn sterk ontwikkelde poten  ( Maxililipeden) vorm van een hamer hebben. De serie poten daarachter  zijn voorzien van haakjes en dienen om hun prooi vast te houden en om materiaal te verplaatsen van uit hun hol.  Het gefotografeerde dier kwam ik tegen in de Aqua Zoo in Bangkok. Het aquarium was niet groter dan een cm of 50 x40x 30.

Een  nano bakje zou uitstekend functioneren voor de wat kleinere soorten. Ze wennen snel aan diepvriesvoer en zijn een genot om te bekijken. In Thailand kwam ik ze ook tegen in China Town (Bangkok) helaas als delicatesse. (zie foto rechts)

Moker heeft overigens nog enige tijd geleefd en werd goed verzorgd.



 Gonodactylus viridis


  Odontodactylus scyllarus

Bronnen:

Korallenriff aquarium blz 101 deel 6 Fosså /Nilsen

Koralle Nr 63 jaargang 11 D.Knop.

Mergus Meerwasser Atlas band 4 blz 947/948

Pers. waarnemingen A.Ras

http://www.blueboard.com/mantis/

http://www.mpro-ject.de/fangi/fangschreckenkrebse.html

http://arthropoda.wordpress.com/2010/07/20/the-fastest-claw-in-the-west/

De Cephalopoda

Octopussen en verwanten zijn een vrij onbekend begrip in onze aquaristiek. Ze worden zelden gehouden en verzorgt door de particuliere aquariaan. Dit omdat er vrij weinig bekend over is. Toch zijn ze te verkrijgen in onze handel. Het verzorgen ervan is anders dan de dieren die we nu verzorgen. Met dit artikel gaat er wellicht voor sommige een nieuwe wereld open. 

Biologie en classificatie.

Eerst wat meer over de biologie en de classificatie. Ze behoren tot het phylum van de molusca en zijn ondergebracht in de klasse van de cephalopoda. Algemeen zijn ze te herkennen aan hun lijf omringd door poten die rondom een mond gevestigd zijn. In het lichaam bevind zich een skelet. Bij sommige soorten is dit duidelijk waarneembaar en is het uitwendig te zien. Dit skelet is gevuld met een soort van gaskamers. Dit zorgt voor het dalen en het stijgen in de waterkolom. Op deze biologische kracht is ook de duikboot nautilus gebaseerd. De octopussen maken hier niet veel gebruik van. Door hun leven op de bodem zullen ze meer kruipen en glijden over het rif en zand. Het skelet en de mond bepalen de totale grote. Het geheel is omring door veel weefsel maar dat is zeer bewegelijk. Een skelet van één centimeter groot in een lichaam van dertig centimeter wringt zich zo door een opening van één centimeter. Dit in het achterhoofd houdend bij het houden van deze dieren in gevangenschap. In het lichaam wat we ook de mantel noemen zijn openingen voorzien voor de watercirculatie. Een pomp systeem zorgt hiervoor. Net zoals bij doopvontschelpen. Deze behoren ook tot het phylum van de molusca. De cephalopoda zijn de sterkst ontwikkeldste van de hele groep (zelfs van alles ongewervelde). Met de armen vangen de dieren voedsel. In het lichaam hebben de dieren hersenen die ver ontwikkeld zijn maar ook in de armen zitten cellen die fungeren als hersenen. Dit maakt dat deze dieren dan ook uitstekende jagers zijn. Ze kunnen alles zeer goed waarnemen.  De prooien die op het menu staan zijn allemaal dierlijk. Het zijn dus echte carnivoren. Op de armen van de octopussen bevinden zich zuignappen. Hiermee klemmen ze zich vast aan hun prooi en aan het rif. Dit zie je dan weer niet terug bij sepia’s en nautilussen. Dit alles bestuderen de dieren met hun ogen. Ook deze zijn erg ontwikkeld. Het komt dicht in de buurt bij de ogen van onze vissen. ze kunnen enorm goed zien en zeerkleine objecten waarnemen in een straal van een meter rondom hun locatie. De meeste mensen noemen al deze dieren inktvissen. Ergens is dit correct daar ze in staat zijn om inkt te spuiten. Dit doen ze om hun belagers af te schrikken en zo zelf te ontkomen aan een mogelijke dood. Het gaat niet om echte inkt maar de kleur lijkt er op. Dit wordt veroorzaakt door het pigment melanin. daarnaast zullen de dieren dit niet vaak doen. Ze kunnen immers perfect in de decoratie opgaan. Het zijn echte onderwater kameleons. De kleuren veranderen naar de omgeving. Sepioteuthis sp. Imiteren zelfs vissen. het spotten van deze dieren is dan ook niet eenvoudig. Dat ervaren hun predatoren ook! Meestal zullen zij de predator zijn.

 

Er zijn ongeveer 600 bekende soorten. De meest gekende voor ons zijn de octopussen, sepia’s, pijlinktvissen en de nautilussen. Deze laatste hebben de duidelijke waarneembare skelet (schelp) langs de buitenkant van hun lichaam. De octopussen hebben acht poten terwijl sepia’s er twee extra hebben. Deze worden voornamelijk als tentakel gebruikt. Deze dieren zijn in staat om te regenereren wanneer er een poot afgerukt wordt tijdens een gevecht. De poot groeit dus terug aan. Bij de octopussen zal je ook nog verschillende ontwikkelingen terug vinden bij de poten. Zo zijn er die vliezen tussen hun poten hebben (cirrina)en er zijn er zonder vliezen (incirrina). de familie van de octopussen bevat de meeste soorten uit de hele cephalopoda klasse. De soort die het best gehouden wordt is de Octopus vulgaris. Deze soort wordt wel redelijk groot. Verdere algemene octopus soorten zijn: O. cyanea, O. macropus. Sepia’s komen voor uit onze wateren. Het aanschaffen van deze dieren is dus niet mogelijk. Nautilussen zijn ook eenvoudig in onze handel te verkrijgen. De hoge aanschafprijs (buiten de andere overwegingen) maakt het echter onmogelijk voor de meeste aquarianen om deze soort te verzorgen. 

Voortplanting. 

Kweken in gevangenschap is nog niet gelukt. Wel worden er regelmatig eieren verzameld uit het wild en uitgebroed. Onlangs nog heb ik de ontwikkeling van sepia sp. Kunnen volgen. De dieren worden geslachtsrijp na ongeveer twee jaar. De bevruchting bevind zich intern plaats. Vervolgens worden eieren gelegd in cluster vorm. Deze worden goed bewaakt en verzorgt door het vrouwtje. Ook voor de beluchting staat ze in. Het trieste van het hele verhaal is dat het vrouwtje sterft na hatching van de eieren. Dit is een stukje bescherming van de natuur. De larven hebben een dooierzak. Ze leven drie maanden in de planktonlagen voordat ze echt gaan leven zoals hun ouders. De sterfte en uitval is dan ook zeer groot. Van de vele miljoenen eitjes die gelegd worden overleven maar enkele jongen. 

Voedsel. 

Deze dieren zijn echte rovers (meestal in de nacht). Levend voedsel in gevangenschap is vaak een must. Dit bestaat uit krabben, garnalen en kleine visjes (te vangen aan onze kust). De ontwikkelde ogen spotten de prooi en het dier benaderd het dier met camouflage kleuren. Voordat je het weet heeft het dier zijn prooi al te grazen genomen. De sterke armen omringen de prooi en het wordt naar de mond gebracht waar het vaak wordt geïnjecteerd met een gif  (glycoproteïnen). Voor de algemene prooien is dit dodelijk voor mensen meestal zeer pijnlijk. Toch moeten we oppassen. Enkele soorten zijn wel giftig genoeg om ook ons te vellen binnen een paar minuten. Het gaat dan voornamelijk over de blauwgeringde octopus (Hapalochaena sp.). deze dieren zijn enorm klein en dan ook niet goed zichtbaar tijdens het snorkelen. Een beet is zelfs niet te voelen. Deze soort is ook in de Nederlandse handel eenvoudig te verkrijgen. Bedenk goed hoe en wat voordat u met deze soorten begint. Verwittig altijd u huisarts en het ziekenhuis. Zelf raad ik af om deze soorten te houden. Bij het voeren van deze dieren moet u dan ook voorzichtig zijn. Om verveling tegen te gaan kan u het voer in een fles stoppen. De dieren zijn in staat om te leren de fles te openen en het voer uit de fles te halen. 

Huisvestiging. 

Het huisvesten van deze dieren in gevangenschap is goed mogelijk. De bak moet wel groot zijn. De soort die gehouden kan worden en in onze handel eenvoudig te vinden is, is de Octopus vulgaris. Deze soort krijgt een lichaam van 20 tot 30 centimeter. De armen krijgen een lengte van ongeveer 90 tot 100 centimeter. Een grote bak is dus een vereiste. Minimum maten zijn 180 cm lang 80 cm hoog en 100 cm diep. Een bak die niet veel mensen kwijt kunnen maar het is wel noodzakelijk. Er zijn nog andere soorten goed te houden maar deze zijn zeer moeilijk te verkrijgen. De blauwgeringde octopus is beter niet te houden door het gevaar. Deze soort zou verboden moeten zijn voor particulieren. De dieren zijn enorm sterk. De bak beveiligen is dus belangrijk. Zoals reeds gelezen kunnen de dieren zich door zeer kleine openingen persen. een open bak is sowieso niet te doen. De bak moet best als volgt beveiligd zijn. Vanaf de waterspiegel een kunststof gras mat rondom de bak heen van 20 cm hoog. De dieren kunnen hier moeilijk overheen kruipen. Vervolgens een dekplaat die verzwaard is met gewichten. Enkele stenen zijn niet genoeg. De kracht van deze dieren is onvoorspelbaar. De plaat kan u ook best vastleggen met een slot. Alle ingangen en uitgangen van overloop en leidingen moeten beschermd worden met kleine roosters die zeer vast zitten. Zitten deze niet vast, dan trekken de dieren dit gewoon los en vind u ze terug in u filter. De bak zelf moet zeer variërend ingericht worden. Deze dieren vervelen zich enorm snel en wreten zich dan soms zelf aan. Plastic speelgoed kan helpen. Ook al gaat dit tegen enig principe in. Verder kan je de dieren stimuleren door ze te voeren op een speelse wijze. Stop het voedsel in een jampot of een fles. De dieren krijgen het voedsel eruit door de dop of deksel los te draaien. Voer ook met levend voedsel. Het natuurlijk instinct zal de dieren zeker en vast stimuleren. Via de beveiligde overloop gaat het water de filter in. In de sump moet u een zeer krachtige eiwitafschuimer zetten. Dit omdat de dieren veel eten en vervuilen en hiernaast inkt kunnen spuiten. Deze inkt vervuilt enorm zodat een schuimer zeer belangrijk is. De inkt die gespoten wordt verhoogt het nitraat gehalte zeer snel. Koralen die u wilt bijplaatsen kunnen perfect samen met een octopus maar ze kunnen niet tegen de verhoogde nitraat gehaltes. Vandaar ook een krachtige eiwitafschuimer. Het water moet dus ook geregeld ververst worden. Doe dit met natuurlijk zeewater. Om één of andere reden kunnen ze minder goed tegen synthetisch water. Moest u geen andere mogelijkheid hebben, gebruik dan reef crystals zout of instant ocean. Andere zouten worden zelden tot niet verdragen met sterfte als gevolg. Zeker bij aanschaf moet u voldoende water op voorraad hebben. In het begin geven deze dieren enorm veel ammoniak af aan het water. Dit is giftig zodoende water verversen de eerste week veelzijdig moet gebeuren zonder het biologische milieu te schaden. Via een krachtige opvoerpomp laat u het water de bak weer inblazen. Doe dit langs verschillende kanen. Bescherm ook deze inlopen met zeven. Wanneer een pomp uitvalt is dit de uitstekende ontsnapping’s route! Stromingspompen in de bak zijn niet aan te raden. Deze zijn te interessant voor deze dieren zodat ze verwond kunnen geraken. Moest u het dier vangen of verplaatsen wanneer echt nodig doe dit dan met meerdere personen. De dieren zijn enorm krachtig en behendig zodat het vaak fout zal lopen.

 

De verzorging voor andere soorten octopussen is gelijkaardig. Sommige soorten vragen een diepe zandbodem om in te kruipen. Deze zijn echter niet in onze handel te vinden. Sepia’s mag u niet houden. Ze zijn niet in de handel te koop en zelf vangen is ook verboden. Moest u op het strand eieren vinden kan u deze wel uitbroeden. Op een temperatuur van 17 graden komen ze uit. Vervolgens krijgen ze de eerste levensweken levende mysis. Het is enorm prachtig om te zien hoe deze kleine diertjes hun prooi vangen. Een lange tentakel komt uit de mond om vervolgens de prooi te injecteren met gif en ze zo op te slurpen. Wanneer de dieren 4 cm groot zijn mag u ze steurgarnaal gaan geven. Bij een grote van 6 tot 7 cm krijgen ze best spiering. Op deze leeftijd kan u de dieren best apart zetten. Ze worden dan enorm kannibalistisch. Dit geld immers voor alle soorten. Volwassen dieren altijd solitair houden. Als laatste heb je nog de nautilussen. Deze dieren zijn enorm duur maar wel te verkrijgen in onze handel. De dieren worden meestal op zeer grote dieptes gevangen en zijn bij het ophalen reeds ten dode opgeschreven. De dieren zijn door het druk verschil intern beschadigd. Enkele exemplaren overleven. Deze dieren hebben in gevangenschap ook druk nodig. Het houden in een druk kolom is niet mogelijk en een hoge tank plaatsen is ook voor vele niet mogelijk. Vandaar dat deze dieren best in de winkel achtergelaten kunnen worden. In dierentuinen kunnen wij de dieren beter observeren. 

Status  

Deze dieren zijn niet bedreigd maar worden wel massaal overbevist voor de calamares. De titel van dit artikel. Iedereen heeft ze al wel eens gegeten. Dit kan niet blijven duren daar de dierenniet commercieel gekweekt worden. In het buitenland zijn het dan ook normale taferelen om deze deren aan een wasdraad zien te hangen. Zelf kunnen we hier niet zozeer iets aan doen. Wel kunnen we hierdoor respectvol en verantwoord gaan omgaan met deze dieren en ze niet zomaar aanschaffen omdat ze tot iedereen verbeelding spreken. Wie kan er nu immers zeggen: ik heb een octopus thuis? 

Over fabels en mythes 

Veel mensen kennen deze dieren van sprookjes en gewelddadige verhalen. Reuzenoctopussen die schepen aanvallen tot vissers die verdwenen door deze dieren. De reusachtige dieren zouden tot 700 meter lang zijn. Dit is ongelofelijk denk je. Dat is het ook maar reuzenoctopussen bestaan echt. Niet groot maar exemplaren van 10 meter en meer zijn reeds ontdekt. Ook spoelen deze pijlinktvissen zoals ze noemen geregeld aan bij de kusten van Japan.

Wat eten onze anemonen?

Wat eten onze anemonen?

De meesten onder ons hebben wel één of andere anemoon in het aquarium, al of niet bewoond door anemoonvissen of symbiosekrabben.

Maar welk voedsel moeten we deze dieren aanbieden om ze gezond en in optimale conditie te houden?

alt

Heteractis magnifica in symbiose met Amphiprion ocellaris met eiafzetting
(Foto: Germain Leys)

Jammer genoeg is het dieet van tropische zeeanemonen niet precies gekend. Maar het onderzoek naar zeeanemonen die in gematigde wateren leven kan ons aanwijzingen geven hoe we deze prachtige dieren in gevangenschap moeten voederen.

Onderzoekers aan de West-kust van Amerika hebben de voedselvoorkeur voor een aantal lokale anemonen ontdekt: Urticina columbiana eet kwallen terwijl zijn neef, U. piscivora vissen eet en U. grebelnyi  zeeëgels en manteldieren verkiest.

Een andere grote anemoon in het gebied, Cribrinopsis fernaldi eet zwemmende kammosselen, terwijl de grotere soort Metridium farcimen klein plankton verkiest. De soort Anthopleura elegantissima specialiseert zich op eendenmossellarven in de lente, maar zal ook plankton eten. Zijn grotere aanverwant, A. xanthogrammica  eet mosselen die losgekomen zijn van hun vaste standplaats.

De meeste soorten, met bepaalde uitzonderingen zoals Metridium farcimen zullen vaak andere dingen eten als zij iets anders in de zee kunnen vangen of als een alternatief in het aquarium aangeboden wordt.


In tegenstelling met de gematigde zeewateranemonen is er vrijwel niets gekend over de natuurlijke diëten van tropische anemonen. Dit kan gedeeltelijk op twee misvattingen worden gebaseerd: de heldere wateren van het koraalrif bevatten weinig voedsel of de aanwezigheid van zooxanthellae in het weefsel van de anemonen betekent dat gevangen voedsel niet echt noodzakelijk is. Maar een belangrijke reden voor het gebrek aan gegevens is de relatieve schaarste van anemonen.

Vele koraalrifgebieden hebben (of hadden, afhankelijk van of zij voor de aquariumhandel zijn geoogst) anemonen die in mindere aantallen voorkomen zoals anemonen in gematigde gebieden, zodat de onderzoekers niet geopteerd hebben om hen te onderzoeken. Bovendien zijn deze anemonen vaak zeer groot en hebben een serie van afleggers die hen omringen, hetgeen laboratorium- en veldwerk bemoeilijkt. Om welke reden dan ook, er werd weinig onderzoek naar gedaan.

Nieuw licht op tropische soorten

Het recente gebruik van kleine zooxanthella-anemonen heeft nieuw licht geworpen op het onderzoek naar de voedselgewoonten van tropische zeeanemonen. De wetenschappers hebben onderzoek verricht op twee soorten anemonen die veel voorkomen in onze koraalrifaquaria, namelijk Aiptasia pallida  en A. pulchella. Zij zijn klein, zodat zij in laboratoriumomstandigheden goed te bestuderen zijn en zij hebben geen vissen of schaaldieren als symbiose. Het is eenvoudig om er een paar honderdduizend te verzamelen. Dat  zij bijna onmogelijk uit te roeien zijn en uiterst vruchtbaar zijn biedt ook voordelen voor de onderzoekers. Tenslotte zijn ze een goed fysiologisch model voor alle tropische anemonen. Waarschijnlijk zullen wij dus in de toekomst meer informatie kunnen bekomen over de voedingsgewoonten van onze anemonen.

De grondbeginselen van het voedsel

Twee belangrijke en duidelijk verschillende voedseltypes zijn onontbeerlijk voor de anemonen, namelijk „energievoedsel“ en „structureel voedsel“. Wij weten dit omdat ALLE cellen (dier, plant, alg, bacterie of schimmel) deze twee soorten voedsel nodig hebben. Het „energievoedsel“ is noodzakelijk om taken uit te voeren, terwijl het “structurele voedsel” de grondstoffen van de groei zijn. Beide types van voedsel worden zeer verschillend verwerkt door de cellen en zijn essentieel voor de overleving van het organisme.

Het energievoedsel


alt
Stichodactyla haddoni (Foto: Germain Leys)

Het „energievoedsel“, de koolhydraten (zetmeel, suikers) en de lipiden (vetten), zijn voor mensen en zeeanemonen hoofdzakelijk identiek. Onderzoek heeft aangetoond dat de zeeanemonen de noodzakelijke spijsverteringsenzymen hebben om zowel vetten als koolhydraten in hun definitieve suikercomponenten op te splitsen.

Hoewel de meest besproken suiker “glucose”, of “druivensuiker” is, zijn er heel wat andere suikers die in om het even welke cel worden gevonden en die met glucose vergelijkbaar zijn.

De suikers hebben één belangrijke gemeenschappelijke eigenschap: zij kunnen door fotosynthese door planten of plantaardigen gemaakt worden. Hiervoor gebruiken ze de elektromagnetische energie die door zonlicht wordt geleverd. Deze organismen kunnen door middel van een paar molecules kooldioxide en water en door een proces dat bijna magisch schijnt, beiden samenbinden om een glucosemolecule te vormen. In dit chemisch proces worden de zuurstofmoleculen als afval uitgestoten.

Het belangrijke om te onthouden is dat de licht-energie die wordt gebruikt om de glucosemolecule te maken in die molecule als chemische energie behouden blijft om de molecule als het ware samen te houden. Het maken van glucose neemt dus heel wat energie in beslag, zodat als de glucose later op één of andere manier wordt gedemonteerd, al die energie wordt vrijgegeven, en door het dier kan gebruikt worden om een taak uit te voeren.

Het fundamentele gebruik van suiker is dus energie maken door kooldioxide en water samen te binden. Wanneer de energie wordt vereist, wordt het synthetische proces omgekeerd; de suikers worden gecombineerd met zuurstof en, in een complexe reeks reacties, in kooldioxide en water opgesplitst terwijl de opgeslagen energie in de cel wordt vrijgegeven. Niet als licht maar in plaats daarvan geven ze de energie op het juiste tijdstip vrij als de anemoon het nodig heeft. De zuurstof die daarbij ontstaat wordt door de anemoon gebruikt om als het ware een “aerobe ademhaling” te creëren. Deze aerobe ademhaling voorziet de anemoon van de nodige energie voor alles wat ze doet. Om die reden is het belangrijk dat er een voldoende zuurstofrijke stroming rond de anemoon voorhanden is.

Het structureel voedsel

De dieren moeten ook structureel voedsel als grondstoffen verwerven en verwerken, die zullen gebruikt worden om weefsels te maken of te repareren.

De primaire types van structureel voedsel zijn proteïnen, aminozuren en mineralen, zoals calciumcarbonaat. Hoewel vele lagere dieren opgeloste mineralen uit het water kunnen absorberen, kunnen de vereiste mineralen ook verkregen worden door de spijsvertering van prooi-organismen. De proteïnen en de eiwitcomponenten worden hoofdzakelijk verkregen door prooien te eten en te verteren. Sommige, maar niet alle lagere dieren kunnen sommige stikstofhoudende producten, vaak ammoniumionen, ook uit het water absorberen.

De twee hierboven beschreven voedselcategorieën zijn fundamenteel verschillend en het voedsel van één categorie kan niet in een andere worden omgezet. Bijvoorbeeld, de enige chemische elementen die suikers en vetten bevatten, zijn koolstof, waterstof en zuurstof terwijl het voornaamste chemische element dat in proteïnen wordt gevonden, stikstof is. Hoewel veel andere chemische producten in proteïnen kunnen worden gevonden, wordt de essentiële ruggegraat van elke eiwitmolecule samengesteld uit stikstof.

Voor alle dieren moeten er minstens twee verschillende types van voedsel aanwezig zijn. Met uitzondering van de plankton-etende soorten, lijkt het aanvankelijk dat elk van deze anemonen voedsel eet dat bijna geheel „structureel voedsel.“ is  Maar dat is niet het geval. De dieren die mosselen en kammosselen eten, bijvoorbeeld, ontvangen een aanzienlijke hoeveelheid energievoedsel van het plankton dat de mosselen en de kammosselen hebben gegeten en dat in suikers en proteïne kan worden opgesplitst. Bovendien zullen alle roofdieren om het even welke vetten in hun prooi, zoals bijvoorbeeld eierdooiers van koralen en kleine kreeftachtigen, direct in energievoedsel opsplitsen, zodat zij een goed uitgebalanceerd dieet krijgen.

Praktische aspecten van de voeding van de zeeanemoon

Zoals met de meeste dieren die in aquariums worden gehouden, kunnen de zeeanemonen door hun gedrag en reacties op hun milieu aan de aquariaan belangrijke informatie verstrekken over hun verzorging.

Omdat het echter zeer eenvoudig geconstrueerde dieren zijn, is hun diversiteit van gedragingen erg klein, zodat het moeilijk is om te bepalen welke gedragsreacties aan om het even welk bepaald probleem te wijten zijn. Eén bepaalde reactie of gedrag van de anemoon kan aan de grondslag liggen van verschillende problemen. In de meeste gevallen speelt de tijd een cruciale rol, zodat het noodzakelijk is om het even welk probleem snel op te lossen of te verbeteren vóór het dier afsterft.

Jammer genoeg, betekenen de hevigste reacties, zoals weigering om zich vast te maken of uitstulping van de darm of maag over het algemeen dat het dier reeds sterft of de voorwaarden in het aquarium zo slecht zijn dat het dier in een korte tijd zal sterven. Andere reacties zoals voortdurende beweging, periodiek loslaten, of zich terugtrekken in de stenen, zijn indicaties die wijzen op ontoereikend voeden

Door het transport en de distributie zijn nieuw aangekochte zeeanemonen vaak zeer gestresseerd, bijna tot aan het dodelijke. Zij hebben vaak veel van hun reserves opgebruikt om hen aan de nieuwe condities aan te passen. Door ontoereikende verzorging en voeding kunnen dieren die al geruime tijd in het aquarium zijn toch nog in slechte conditie zijn.

Wat zijn de juiste condities voor het houden van tropische zeeanemonen? De optimale aquariumcondities zijn een temperatuur van 25°C tot 27°C en een zoutgehalte van 35 tot 36 Ppm. Zowel koudere als warmere temperaturen zullen de dieren stresseren. Een dier onder 25°C wordt gehouden heeft een metabolisme dat slechts op de helft zal functioneren van het optimale en het dier zal zich niet snel genoeg kunnen aanpassen aan wisselende condities voor het te laat is. Bovendien moet het water van het aquariumsysteem goed worden gefiltreerd, voldoende zuurstof bevatten, en het dier moet behoorlijk worden verlicht.

Plaatsing in het Aquarium

Tot slot moet het dier een juiste standplaats in het aquarium hebben. Zo zal bijvoorbeeld Heteractis magnifica een sterke stroming vereisen, terwijl Entacmaea quadricolor zeer weinig stroming nodig heeft. Deze laatste leeft typisch met een in een spleet of een hol verborgen voet terwijl enkel de tentakels of de tentakeluiteinden zichtbaar zijn. De laatstgenoemde soort zal het dus niet goed doen in sterke stroming, ongeacht alle andere goede zorgen die we toedienen aan het dier. Bovendien zal een te sterke of te intense verlichting het dier doen terugtrekken tussen de stenen, waar het vervolgens zal omkomen. De ervaren aquariaan moet derhalve het juiste microklimaat creëren alvorens het dier wordt aangekocht en ingebracht.

alt

Heteractis magnifica in symbiose met Neopetrolisthes maculatus (foto: Germain Leys)

Zodra aan de juiste voorwaarden wordt voldaan qua water- en stromingscondities, is voeding de belangrijkste factor in de verzorging van deze dieren, maar tot op heden is het niet mogelijk om in onze aquaria het natuurlijke dieet aan te bieden. Gelukkig, zijn de dieren niet al te kieskeurig, en veel verschillend voedsel wordt aanvaard. Het is vaak noodzakelijk om verscheidene voedselsoorten te proberen om te zien welk voedsel door de dieren wordt opgenomen en welke voedselsoorten worden verworpen.

Biedt gehele dode zeevissen aan (vermijd zoetwatervissen, zoals „voeder“ goudvis), gehele garnalen, pijlinktvis of tweekleppig schelpdiervlees en kunstmatig voedsel, zoals korrels of goed ontdooid gekubeerd bevroren voedsel.

Als een bepaalde soort voedsel herhaaldelijk wordt verworpen, biedt het dan niet meer aan. Geef het voedsel kort aan de mond in het midden van het dier. Indien nodig kan de stroming in het aquarium verminderd worden, om te verzekeren dat het dier een kans heeft om het voedsel te grijpen. Als het voedsel aanvaard werd, zal het dier door het te vangen en het binnen te nemen antwoorden. Geef indien mogelijk volledige prooidieren, dus niet alleen spiervlees, want de anemonen kunnen de extra voedingsmiddelen in de ingewanden en de skeletten van de prooidieren goed gebruiken en zelfs nodig hebben.

Doelgericht voederen.

Tenzij de anemoon vrij klein is, is het noodzakelijk om het dier doelgericht te voederen om ervoor te zorgen dat het genoeg voedsel eet. De dieren kunnen in hun natuurlijke habitat overleven, omdat ze veel groter zijn dan in onze aquaria. De anemonen in gevangenschap in onze aquaria zullen zeker pekelgarnalen, mysis, of gemalen vissen lusten, maar dergelijk voedsel is in onze aquaria over het algemeen ontoereikend aanwezig zodat een gerichte voedering noodzakelijk is.

De hoeveelheid voedsel dat u moet aanbieden is doorgaans vrij groot  en zal van soort tot soort variëren en afhangen van de grootte van het dier. Bijvoorbeeld, de volwassen tapijtanemoon Stichodactyla haddoni, moet om de andere dag gevoed worden met één of twee opgehoopte soeplepels dode lansvissen of in stukken gehakte spiering.

alt

Stichodactyla haddoni (Foto: Germain Leys)

Het “afval” van de anemoon

De anemonen bevrijden zich van tijd tot tijd van bovenmatig of onverteerbaar voedsel door faecaliën af te scheiden. Dit zou moeten worden verwijderd zodra het wordt opgemerkt. Deze afscheiding gebeurt echter niet zo vaak. Het is geweten van een zeven of acht jarige tapijtanemoon Stichodactyla haddoni dat ze slechts tweemaal faecaliën afscheidde, hoewel ze steeds het volledig aangeboden voedsel verbruikte. Zo ving ze een 10 cm lange vlindervis die werd ingezet om Aiptasia te eten. De volledige vlindervis werd opgegeten en er werden geen overblijfselen uitgescheiden. Bovendien at het dier de normale voedselportie van de volgende dag.

Het faecale materiaal is onverteerbaar voedsel, maar het is geen afval. Als het niet wordt verwijderd zal het uw aquarium bevuilen aangezien de bacteriën en andere dieren het zullen eten, maar het zal niet helemaal afgebroken kunnen worden. Het daadwerkelijke afvalmateriaal is het ammoniumion, dat vaak door aquarianen ammoniak wordt genoemd. Zoals de meeste aquarianen weten is het ammoniumion hoogst giftig.

De hoeveelheid ammonium die wordt vrijgegeven door een gezonde zooxanthella-anemoon is niet op te sporen zonder speciale test-apparaten. Zelfs als het dier goed wordt gevoed, zal alle stikstofhoudend afval geabsorbeerd worden door de zooxanthellae van de gastheer en zal het over het algemeen in sommige algenachtige proteïnen of bijproducten omgezet worden en zal het terug door hun gastheer gerecycleerd worden. Het voeden van een gezonde zooxanthella-anemoon is dus effectief een afval vrij proces.

De beste maatstaf voor het voldoende voeden is de groei of de reproductie van volwassen dieren. Als de aquariaan zijn of haar anemoon klein wil houden, zou het aanvankelijk genoeg moeten worden gevoed om lichtjes te groeien tot ze de gewenste grootte bereikt heeft. Dan moet het voedselaanbod gestagneerd worden zodat ze niet verder groeit, terwijl het dier toch gezond moet blijven. Er moet echter op gelet worden dat het dier niet langzaam begint te krimpen, aangezien dit erop kan wijzen dat een probleem zich opdringt, zoals de concurrentie met één of ander dier in de nabijheid. In zulk een geval, zal het voedsel moeten worden verhoogd.

Nog veel succes met het verzorgen en kweken van uw anemonen.

Inloggen Registreren

Uw account aanmelden

Gebruikersnaam *
Paswoord *
Onthoud mij

Account aanmaken

Velden met een sterretje (*) zijn verplicht.
Naam *
Gebruikersnaam *
Paswoord *
Herhaal paswoord *
E-mail *
Herhaal e-mail *

Foto van de maand

Centropyge Foto Tanne Hoff

Een koppel Rainfordia opercularis in het kweekaquarium van De Jong Marinelife tijdens het bezoek van het ReefSecrets-team in april 2012

Foto: Patrick Scholberg