Klik op onderstaande tekst om het artikel te downloaden
De diadeem zee-egel, Diadema setosum (Leske, 1778)
Binnen de stam van de stekelhuidigen of Echinodermata en de onderstam Eleutherozoa bevindt zich de klasse van de Echinoidea of de Zee-egels. Dalen we dan verder af naar de orde van de Diadematoida en de familie van de Diadematidae dan vinden we het genus Diadema en de soort setosum, waar ik u nu iets over ga vertellen. Diadema setosum werd in 1778 voor het eerst beschreven door Leske. De Nederlandstalige benaming is Diadeemzee-egel. Een diadeem (Oudgrieks: διάδημα) is in oorsprong een band uit stof of metaal als teken van de koninklijke waardigheid. Bij de liefhebber is hij het best bekend als de zwarte zee-egel. Het is wellicht één van de eerst beschreven zee-egels door de wetenschappers omwille van zijn leefwijze in ondiep zeewater en zijn reputatie als “vakantiebederver” wanneer je er per ongeluk op trapt.
Diadema setosum onderscheidt zich van andere Diadema-soorten door vijf karakteristieke witte stippen op het lichaam. Typisch is ook dat rondom de anus zich een oranje ring bevindt, de anale zak. Verder hebben ze enkele blauw iriserende vlekjes op het lichaam. Ze kunnen een leeftijd bereiken van 5 jaar.
Deze egel heeft een hard pantser met een diameter van 5 tot 9 cm, dat bedekt is met giftige stekels van 30 cm lengte. Het pantser bestaat uit kleine plaatjes waarop zich knobbels bevinden. Hij heeft een licht iriserend stervormig patroon aan de bovenkant. De stekels zijn vastgehecht door middel van een kogelgewricht. Deze stekels vormen een gevaar voor baders en duikers, die gewond kunnen raken door erop te stappen. Maar ook de aquariaan die dit dier in zijn aquarium houdt is niet vrij van gevaar. Eén steek kan vele ziekenhuisbezoekjes opleveren indien u allergisch bent aan het gif. Op de stekels zitten minuscule weerhaakjes en in de stekel zelf een gif dat je weefsel aantast. Bent u gestoken? Houd dan het geraakte lichaamsdeel onder een waterstraal van 50 graden. De eiwitten van het gif zullen dan denatureren (uiteenvallen). Dezelfde behandeling is aangewezen indien u gestoken wordt door een koraalduivel. Hou dus rekening met deze giftige eigenschap wanneer u dit dier wil aanschaffen. Verwittig ook de mensen die uw aquarium zullen onderhouden wanneer u op vakantie gaat! Mij is een geval bekend waarbij de behulpzame vriend gestoken werd toen hij het dier even wilde “jennen” want het baasje was toch niet thuis! Een bezoek aan het ziekenhuis was het resultaat van deze onfortuinlijke daad!
Ze komen in alle tropische zeeën op aarde voor, vooral langs rotskusten en koraalformaties in beschutte gebieden waar ze schaduw zoeken gedurende de dag. Ze komen meestal in grote groepen voor van wel 15 tot 25 dieren per m². Voornamelijk in de Rode Zee, het oostelijk deel van de Indische Oceaan en de Stille Oceaan tot in Polynesië alsook van zuidelijk Japan tot Australië en Nieuw-Caledonië in lagunes, aan rotsoppervlakten, op het zand in de nabijheid van koraalriffen, soms tot 70 m diepte, maar meestal in zeer ondiepe wateren van 1 tot 25 m diepte. Ook in wierbanken en verstoorde omgevingen met talrijke dode koralen komt hij voor. In 2006 werden enkele exemplaren in de natuur ontdekt in de omgeving van Kas in Turkije. Men vermoedt dat de egel in het larvale stadium is meegereisd aan de wand van een schip via het Suez-kanaal. Of werd het als ballast meegebracht via een buitenlands schip? Of werden enkele individuele exemplaren in het wild losgelaten door aquarianen die gestopt zijn met de hobby?
Zijn voedsel bestaat voornamelijk uit korstvormende algen en organische stoffen. De voortbeweging geschiedt door middel van ambulacrale voetjes (2 maal 5 rijen), die zijn bezet met zuignappen om zich aan het substraat vast te hechten. Onder de weinige vijanden bevindt zich de blauwvintrekkervis Balistoides viridescens.
Het skelet van een Diadema setosum. Foto: Philippe Poppe
Ze blazen de egel om door een sterke waterstraal onder de egel te “spuwen”. Dat geeft hen de kans om het zachte onderdeel van de egel te bereiken en er aan te eten. Om zich tegen deze aanvallen te beschermen, verzamelen deze dieren zich meestal overdag, om uitgestrekte groepen te vormen zodat geen vis er tussen kan komen. De giftige stekels vormen vaak een veilig onderkomen voor minuscule zeegrondels, garnalen, kwallen van het genus Coeloplana, kardinaal-baarzen (Kauderni) en zelfs de Zebrasoma rostratum schuilt in deze egel in het wild!
Het is een nuttige algeneter en opruimer. De jongere dieren hebben beslist een groot nut in het zeeaquarium. Ze grazen echter niet alleen de plaagalgen af doch ook de decoratieve algen en decimeren daarmee ook het microscopische dierenleven. Heb je het dier al enkele dagen niet meer waargenomen omdat het achter het levend steen verborgen zit? Kuis dan enkele dagen de ruiten niet en gegarandeerd zal je zien dat hij je wil helpen door de algen op de ruiten op te eten. Jonge dieren zijn “reefsafe” doch van oudere dieren is al gemeld dat ze schade aanrichten aan poliepen en koralen, doch in zeer geringe mate.
Als je deze egel wil houden in een gemengd rifaquarium dan is het wel noodzakelijk om alle koralen vast te kleven aan het levend steen. Elk koraal dat niet vastgekleefd is zal op den duur omver gestoten worden door de egels die de grootste moeite doen om alle algen aan de zijkanten van de steksteentjes te bemachtigen. Het is nuttig om zo nu en dan enkele garnalenpantsers in het aquarium achter te laten. De stoffen die in de pellen van de garnalen zitten hebben ze nodig om hun stekels aan te maken. Wanneer je levende garnalen in het aquarium hebt, dan is dat niet nodig, die vervellen toch regelmatig. Je kan ze bijvoederen door voedsel tussen de stekels te laten vallen. Ze transporteren dat voedsel wel naar hun monddelen die onderaan het dier zitten, voor zover ze dit voedsel nodig hebben. Spirulina-pellets zullen ze zeker graag aannemen.
Het geslacht is niet waar te nemen. Bij de aanwezigheid van meerdere exemplaren gebeurt het dat bij schemering, ze samen sperma- en eicellen uitspuwen. Het verschil is echter niet waar te nemen.
Onderkant van de zee-egel terwijl hij de algen van de voorruit afschraapt.
Zee-egels zijn zeker geen dieren voor beginnende zeeaquarium liefhebbers. Ze reageren onmiddellijk op veranderingen in het milieu zoals de watertemperatuur, stroming en verlichting en zijn bijgevolg een goede graadmeter wat de heersende aquariumomstandigheden betreft
Zoals alle zee-egels kunnen deze dieren niet boven het water gehouden worden. Let er daarom op wanneer je ze aankoopt dat de handelaar ze volledig onder water vangt en inpakt, want de minste luchtbel die ze binnenkrijgen, zal hun dood betekenen. De dieren vangen met een schepnet is onmogelijk, de stekels zouden hopeloos in het vangnet verstrikt geraken. Het best kan je ze vangen met een plastic emmertje of beker die groot genoeg is om de dieren op te vangen. Laat ze zeker niet inpakken in een plastic zak zoals de meeste vissen! Zelfs de sterkste plastic zak is niet opgewassen tegen de scherpe stekels!
Houd er rekening mee dat deze egel een snelle groeier is en in een kleine bak snel te groot wordt. Ik adviseer minstens 1000 liter om deze soort goed te kunnen houden. Wanneer uw aquarium slechts 1 meter breed is en het dier is 30 cm groot, dan is de kans heel groot dat u er door gestoken zal worden. En vergis u niet, dit dier kan beslist snel voortbewegen in het aquarium! Enkele minuten geconcentreerd bezig zijn in uw “veilig hoekje” kunnen voldoende zijn om gestoken te worden. Een te arme bak waar LPS koralen in gehouden worden, met nitraat- en fosfaatwaarden die vrijwel nul zijn is geen goede biotoop voor deze egels. De reden is dat deze aquaria te weinig algen en detritus bevatten die als voedsel voor deze dieren dienen.
Hoewel het zeer mooie dieren zijn kan ik ze dus enkel aanraden voor ervaren rifaquariumliefhebbers. Wacht in ieder geval om ze in te zetten tot dat uw aquarium enkele jaren draait en zijn waarden, zijn flora en fauna een zekere stabiliteit hebben bekomen.
Bronnen:
1) Eigen ervaringen
2) Internet:
- http://www.marinespecies.org
- http://nl.wikipedia.org/wiki/Diadeemzee-egel
- http://zeewaterforum.info/database
- www.azac.be
3) Literatuur
- Mergus Meerwasser Atlas, deel 3 ISBN 3-88244-103-8
- The Reef Aquarium, Science, Art, and technology Volume Three by J. Charles Delbeek and Julian Sprung ISBN 1-883693-14-4
De Tapijtanemoon Stichodactyla (was vroeger Stoichactis)
Tekst en foto’s: Jacques van Ommen (Aquariumfoto's zijn genomen van eigen aquarium.)
Stichodactyla helianthus. Eigen opname in Curaceau
Orde: Actinaria (zeeanemonen)
Familie: Stichodactylidae
Genus: Stichodactyla
De meeste soorten van het zeeanemoongeslacht Stichodactyla (was vroeger Stoichactis), de symbioseanemonen, zijn duidelijk te herkennen aan hun kleine, korte tentakels, die bijna de gehele schijf bedekken. Ze vertonen daarom enige overeenkomst met het groot olifantsoor (Amplexidiscus fenestrafer).
Deze anemonen werden regelmatig aangevoerd en onder de Nederlandse naam 'tapijtanemoon' verkocht. De niet meer geldige geslachtsnaam Stoichactis wordt in de aquariumhandel en door liefhebbers nog veel gebruikt. Op dit moment is de aanvoer minder en rijzen de prijzen de pan uit.
Tapijtanemonen behoren tot het geslacht Stichodactyla. Er worden, voor zover bij mij bekend, zes soorten onderscheiden: S. haddoni, S. gigantea die leven in de westelijke Stille Oceaan en de Indische Oceaan (de twee eerste ook nog in de Rode Zee) en S. helianthus, die voorkomt in het Caraïbische gebied. De S. mertensii, leeft van Zuid Afrika naar het noorden tot de Golf van Aden en naar het oosten tot aan het Grote Barriereriff. De laatste jaren wordt er ook een mini tapijtanemoon geïmporteerd uit het Caraibisch gebied en Vietnam, onder de naam S. tapeteum. En tot slot nog de tamelijk onbekende S. duerdeni uit de Indische oceaan die ook onder de naam Homostichanthus duerdeni bekend is welke nu als juiste benaming is aangenomen.
De meeste in Nederland geïmporteerde tapijtanemonen zijn Stichodactyla haddoni en S. gigantea. Waarschijnlijk komt de S. mertensii ook wel binnen maar omdat ze veel gelijkenis vertonen met de S. giganthea en deze dieren onder de naam S. species worden geïmporteerd valt dat niet altijd op.
Alle tapijtanemonen worden gekenmerkt door talrijke eenvormige tentakels, die korter zijn dan 30 mm en die bijna de hele mondschijf bedekken. De leden van het genus Stichodactyla zijn niet gemakkelijk uit elkaar te houden, ook niet door de handel. De importen krijgen doorgaans de naam S. species.
Ik zal proberen de onderlinge verschillen hier weer te geven van de drie meest geïmporteerde Stichodactyla soorten zodat u deze prachtige dieren kunt herkennen.
S. haddoni :
Bijzonder kleverige tentakels, die aan de huid blijven plakken. De sterkst netelende anemoon van dit geslacht. Korte dicht op elkaar staande tentakels, 5 tot 10 mm. Hierdoor krijgen de dieren een intensere kleur.
Kleuren. Rood, paars, blauw, geel, groen en grijs/bruin.
S. haddoni zet zich vast op substraat in het zand en kan zich razendsnel in het zand terug trekken. Dit is niet alleen een schrikreactie maar ook vertonen de S. haddoni dit gedrag zonder bij mij bekende redenen. Ik denk aan lichaamsvocht verversen.
De schijf is vlak tot licht golvend.
Afmetingen. De S. haddoni heeft een schijfdiameter van maximaal 80 cm, maar blijft meestal rond de 50 cm.
S. gigantea:
Tentakels kleverig maar minder kleverig dan de S. haddoni. Staan verder uit elkaar en zijn langer tot ongeveer 30 mm. Mede daardoor komt de kleur wat minder intens over dan bij de S. haddoni. Duidelijk punt van determinatie is bv het feit dat de tentakels bewegen ook in stilstaand water.
Kleuren als bij de S. haddoni maar lichter.
Standplaats tussen hard substraat. Kan zich ook terug trekken.
De schijf sterk golvend, verder als bij de S. haddoni.
Afmetingen. De S. gigantea, is, niet in overeenstemming met zijn naam, de kleinste tapijtanemoon met een maximale diameter van ca 30 cm met uitlopers tot 50 cm. Gigantea slaat op de langere tentakels.
S. gigantea
S. mertensii
Tentakels tot 2 cm.
Deze anemoon lijkt sprekend op de S. giganthea maar wordt groter en heeft wratachtige rood/oranje vlekken op de steel. Bekende kleuren zijn bruin en groen maar in andere bronnen las ik dat er ook rode en paarse exemplaren bestaan.
Standplaats als bij S. giganthea. Kan zich terug trekken..
De mondschijf hecht zich aan een harde ondergrond met behulp van groene of oranje gekleurde zuignappen (verrucae)
Afmetingen. De S. mertensii is de grootste tapijtanemoon en kan een schijf diameter bereiken van meer dan een meter maar blijft meestal kleiner.
S. helianthus
Tentakels tot 10 mm, zijn dikker en hebben een stompe kop. De tentakels netelen niet. Deze anemonen worden ook niet door anemoonvissen bewoond. Wel krabbetjes en garnalen komen onder en in de anemoon voor. In mijn aquarium wordt deze anemoon ook niet bewoond.
Kleuren die bekend zijn: bruin, groen en blauw en paars.
Standplaats in zandvlakten en tussen stenen aan de rand van het rif in rustig water. Kan zich niet terug trekken.
De schijf volgt de ondergrond.
Afmetingen tot 30 cm.
De S. haddoni, de S. mertensii en de S. gigantea lijken veel op elkaar, zelfs zoveel dat ik verscheidende malen voor niets naar een handelaar/importeur ben geweest om een bestelde S. hadonni op te halen die geen S. haddoni bleek te zijn. Nu ik bij een handvol handelaren ben geweest en duidelijk heb gemaakt wat de onderlinge verschillen zijn hoop ik dat ik bij een volgende bestelling m.b.t. een S. hadonnni niet voor niets afreis. Om het nog moeilijker te maken, binnen de familie Thalassianthidea komen ook een paar anemonen voor die heel veel op een S. lijken.
S. haddoni S.haddoni (foto internet)
S. giganthea na een dag in mijn aquarium. Dezelfde S.gigantea na ongeveer een maand in mijn aquarium. Zie de verandering.
Nog wat later werden de tentakels nog wat langer.
Aquariumervaringen
Ik ben de gelukkige eigenaar (geweest) van diverse tapijtanemonen. De S. haddoni staan allemaal in plm. 15 cm zand, en de S. hellianthus staan met hun voet ook in het zand tegen of tussen stenen. De S. giganthea staan tussen de stenen en niet in het zand.
Mijn ervaring in de loop van de ruim dertig jaren waarin ik deze dieren heb mogen verzorgen is o.a. dat aquariumomstandigheden en waarschijnlijk ook de hoeveelheid voedsel ervoor zorgen dat de anemonen een afwijkende vorm kunnen aannemen. In de natuur en bij de importen zag ik de natuurlijke vorm maar in het aquarium werden bv de tentakels soms langer of dikker. Dit maakt het moeilijk om via aquariumopnamen te determineren.
De houdbaarheid in het aquarium is het grootst voor S. haddoni. Wanneer deze zeeanemoon in een zandbodem van minstens zo'n 10 cm hoog wordt gelegd tussen een paar grote en kleine stenen zal hij zich in een mum van tijd hebben vastgezogen. Mijn oudste S. haddoni heb ik ruim 15 jaar in goede gezondheid gehouden totdat ik hem verkocht om plaats te maken voor een andere kleur tapijtanemoon. Diverse verhuizingen hebben hem niet gedeerd. Ik ben jarenlang in het bezit geweest van twee diepblauwe exemplaren, een grasgroene en een lichtpaarse. Ik ben nog op zoek naar een donkerpaars type, maar die zijn, evenals de rode variëteit, al verkocht voordat ze zijn uitgepakt. Beide kleurvariëteiten komen helaas sporadisch binnen en zijn erg duur.
Wanneer de stroming niet te sterk is (de schijf mag niet steeds opwaaien) en van meer kanten komt (om en om schakelen van de pompen is niet alleen voor deze anemonen een must, maar dat geldt voor alle anemonen wilt u ze niet aan het 'lopen' hebben) kunnen ook deze tapijtanemonen jaren op dezelfde plek blijven staan. Wel kan door een verandering in het aquarium (stroming, licht) de anemoon zich verplaatsen. Pas dan op voor de sterk netelende werking.
Raak de tapijtanemoon niet met blote handen aan! Vooral de S. haddoni kunnen zo sterk netelen dat op de binnenzijde van de arm of op andere gevoelige huiddelen brandblaren kunnen ontstaan. Ook zullen de tentakels aan de huid blijven plakken en wanneer je deze anemoon niet de gelegenheid geeft zichzelf los te kunnen laten zullen de tentakels van het dier losscheuren. Deze beschadiging hoeft trouwens niet tot de dood van de anemoon te leiden. De S. haddoni is oersterk. Helaas geldt dit niet voor de andere tapijtanemonen. Gebruik de transportzak waarin het dier zich bevindt als handschoen en laat het vanuit die zak op de plaats van bestemming vallen. Maak eerst een kuiltje in het zand tussen de stenen voor die tapijtanemonen die in het zand leven. Vanuit deze positie kruipt de voet van de anemoon vanzelf naar de onderkant van het aquarium of naar één of meer stenen. Laat de eerste weken geen anemoonvissen toe in de anemoon. Dit kost teveel energie en kan de dood van de anemoon ten gevolge hebben. Na een paar dagen, als de anemoon zich goed heeft vastgezet, kan gevoerd worden met niet te grof voer. De beste resultaten krijgt u door regelmatig een regenworm te voeren. Door de reactie van de worm wordt de anemoon gestimuleerd en zal in een oogwenk de schijf om de worm heen plooien. Na een paar minuten is de worm geconsumeerd. De zoöxantellen, waarmee het dier in symbiose leeft, zijn in staat het te laten leven zonder al te veel bij te voeren. Ik voer mijn tapijtanemonen één tot twee keer per maand met een regenworm of een stukje garnaal of mossel. De dieren staan in mijn 'gemengde' bak en vangen natuurlijk wel wat voer uit het water, wanneer ik mijn vissen voer.
Plaats in het aquarium.
Het substraat
In de natuur zijn de soorten ook te onderscheiden door hun voorkeur voor het substraat, waarop zij zich vestigen. S. haddoni leeft in wat dieper water op zandbodems met een stenen ondergrond, waarop de anemoon zich vastzet. Niet te veel licht. In mijn aquaria zoeken ze beschaduwde plaatsen op. Ook vleien ze zich graag tegen uit het zand stekende stenen of dode koralen. Bij gevaar kunnen zij zich bliksemsnel intrekken, zodat ze onder het zand verdwenen zijn, voordat je er erg in hebt. Overigens wordt deze handeling ook uitgevoerd als ze niet worden gestoord. S. mertensii geeft de voorkeur aan holtes in en tussen de koralen waarin het zich kan terugtrekken. Komt veelvuldig voor. De S. gigantea zuigt zich het liefst vast tussen (koraal)stenen en komt voor in zeer rustig water in het zand en tussen koralen in de lagune. Deze anemoon kan een grote populatiedichtheid bereiken. Kan veel licht verdragen.
Houd rekening met deze gegevens en de kans dat de anemoon zelf zijn plaats gaat zoeken is dan erg klein. Maar wees gewaarschuwd, de anemoon is de baas en eigenwijs en gaat niet altijd zitten waar u dat wil.
Medebewoners
Nu kom ik op het onderwerp medebewoners. Ik gooi een paar theorieën omver. Er wordt nl. beweerd dat deze anemonen niet samen gehouden kunnen worden met lipvissen, die in het zand slapen, garnalen en vissen zoals grondels en pitvissen. Al deze genoemde soorten houd ik al jaren samen met de tapijtanemonen in mijn bakken. Om precies te zijn: diverse pitvissen, poetsgarnalen, vuurgarnalen, kappersgarnalen, grondels die in symbiose leven met een garnaal, lipvissen zoals Coris en andere. Ik denk dat deze dieren toch op de één of andere manier de tapijtanemonen herkennen door intuïtie of door aanraking. Er zit regelmatig een garnaal met zijn tentakels vast aan een tapijtanemoon nadat er gevoerd is en het diertje een voedselrestje uit de anemoon probeert te pakken. Geen probleem, ze trekken zich steeds weer los. Ook proberen de vissen voedsel uit de anemonen te trekken maar dat levert geen problemen op. Op een gegeven moment kan het misschien wel eens fout gaan, maar in al die jaren is dat bij mij nog niet gebeurd. Ik moet wel melden dat er redelijk veel vrije ruimte rondom mijn anemonen aanwezig is. Daar zorg ik wel voor. Met lipvissen, en vooral met de diamantlipvis, die in het zand overnacht, is het wel oppassen. Wanneer ze na hun slaapje uit het zand willen kruipen en daarbij de rand van de tapijtanemoon aanraken, kan het fout gaan. De S. hadonni moet daarom wel een redelijk grote vrije ruimte om zich heen hebben zodat de vissen die in het zand overnachten ook de gelegenheid krijgen om op redelijke afstand het zand in te kunnen duiken. Nieuwe bewoners moeten de eerste minuten in de gaten worden gehouden. Vooral wanneer ze worden nagejaagd door de oude bewoners kunnen ze in hun vluchtpoging een misrekening maken. De oplossing is ervoor te zorgen dat er voldoende stenen om de anemoon liggen. De lipvissen kunnen zich dan ook niet onder het zand door naar de anemoon verplaatsen. En verder zult u dit kleine risico maar moeten incalculeren. Belangrijk is de afmeting van de bak of beter gezegd de afmeting van de ruimte rondom de anemoon. Die moet vrij groot zijn zodat de medebewoners de ruimte hebben om de anemoon ruim te passeren.
Verlichting.
De anemonen doen het prima onder tl, maar hebben wel licht nodig. Toch kruipen, zoals ik al meldde, vooral de S. haddoni's in mijn bakken naar de zijkanten van het aquarium toe en staan niet op de sterkst verlichte plaatsen. Dit gedrag vertoonden ze ook toen ik “slechts” 6 tl8 lampen als verlichting gebruikte. Waarom? Geen idee. Lichthoeveelheid en/of spectrum? In de natuur heb ik ze in lagunes zien staan op zo’n 5 meter in het zonlicht tot ongeveer een 10 meter in het gebied waar het rode licht niet meer zichtbaar was.
Aanschaf.
Koop geen (tapijt)anemoon die bijna wit van kleur is of zichzelf niet heeft vastgezet. Ook moet de mond gesloten zijn en moeten de tentakels plakkerig aanvoelen m.u.v. de S. heliantus. Het dier mag ook niet opgeblazen zijn maar moet een strakke body hebben. Mag wel een golvende schijf hebben. Voldoet de anemoon niet aan deze eisen laat het dier dan staan of vraag de winkelier of u een paar dagen later mag terugkomen om het dier mee te nemen wanneer het in orde is.
Zoals ik al heb vermeld zijn de dieren onderling moeilijk van elkaar te onderscheiden. Ook door de handel/importeur. Het moet nu op dit gebied beter gaan omdat ik de meeste handelaren op de verschillen heb gewezen. Ik was het zat om steeds weer voor niets naar een handelaar/importeur te moeten rijden omdat de door mij bestelde tapijtanemoon een andere was dan die ik had besteld. De importen krijgen doorgaans de naam S. species zodat de handelaar niet op de juiste benaming kan bestellen.
Pas op! Wanneer u een bijna wit exemplaar tegenkomt, hou er dan rekening mee dat dit niet de natuurlijke kleur van het dier is. Dit dier is zijn zoöxantellen kwijt. Wanneer het nog eet, kan het weer zijn normale kleur terugkrijgen en heeft het een overlevingskans.
Hieronder ziet u de verkleuring naar de natuurlijke kleur
Een handelaar die wist dat ik nog een paarse anemoon zocht belde me op om een voor hem onbekende anemoon te laten zien die bij een zending uit het Caraibische gebied zat. Ik kocht deze anemoon en een paar dagen later toen deze anemoon een plaats had ingenomen kon ik proberen dit dier te verder determineren. Deze anemoon netelde niet en alle symbiose diertjes gaven de voorkeur voor andere anemonen om in te leven. Het bleek met aan zekerheid grenzende waarheid een S. helianthus te zijn, een zelden geïmporteerde anemoon uit het Caribische gebied.
S. helianthus? Ook deze anemoon veranderde na verloop van maanden in mijn aquarium van vorm.
Deze foto heb ik op Curaceau genomen. Deze S. helianthus stond in een poeltje, slechts een paar centimeter onder water. Temperatuur van dat water was 31 graden. Verder heb ik deze anemonen slechts in dieper water waargenomen. Misschien los geslagen en aangespoeld.
Deze groene S. helianthus heb ik op een meter of vijf/zes diep gefotografeerd op Curaceau in het zand tussen stenen.
Voedsel.
Gedurende mijn gehele “ zeeaquariumtijd” als ik het zo mag noemen (ruim veertig jaar) heb ik me geïnteresseerd voor anemonen en ik heb ze ook in mijn diverse koud water aquaria, Middellandse zee aquaria en tropische aquaria verzorgd. Ik meen, en ik hoop dat ik nu niet arrogant overkom, dat ik kan beweren in de loop der jaren een aardige ervaring opgebouwd te hebben en ik durf nu ook het één en ander over anemonen te publiceren. Ik begin direct met te stellen dat mensen die beweren dat anemonen iedere dag of om de dag gevoerd moeten worden met stukjes vis, garnalen of mossel onzin vertellen. Je kunt niet alle anemonen over een kam scheren. Er moet duidelijk verschil gemaakt worden qua afmetingen van de anemonen maar ook tussen zooxanthellen bevattende anemonen die goed in het licht staan en niet zooxanthellen bevattende anemonen. Mijn ruim veertig jaar ervaring met anemonen heeft mij geleerd dat delen van vis, garnalen en mosselen wanneer ze te groot zijn voor de anemoon en dat is al snel het geval m.b.t. anemonen die wij in ons aquarium houden, in de loop van de dag of nacht voor het grootste gedeelte onverteerd weer uitgespuwd worden. Vaak merkt men dit niet en denkt dan dat de anemoon heeft gegeten. Slechts een grote waterkwaliteitsverslechtering heeft men hiermee bewerkstelligd.
Mijn rode symbioseanemonen, de bekende tepelanemoon, voer ik nooit. Ze leven van de zooxanthellen en van datgene wat er aan voedsel door het water stroomt wanneer ik mijn vissen voer. Meestal krill, mysis, droogvoer enz. In mijn kweekbak waarin ik ruim vijftig anemonen verzorg is dit de manier waarop ik mijn meeste anemonen voer. Deze behandeling geldt m.i. voor alle anemonen die zooxanthellen bevatten. Wanneer een anemoon toch te weinig voedsel uit het water kan bemachtigen of de lichthoeveelheid tekort schiet, bestaat de kans dat het dier gaat lopen. In de natuur heb ik geprobeerd anemonen te voeren maar de grotere brokken werden snel door de in en om de anemoon wonende vissen, krabben en kreeftachtige uit de anemoon gehaald en door deze dieren opgesoupeerd. De restjes die achterblijven zullen wel naar binnen gewerkt worden. Mijn indruk is dan ook dat ook in de natuur de anemonen van kleinere stukjes voedsel leven die snel opgenomen kunnen worden (incidenteel van een grotere brok) of van de zooxanthellen. In de natuur komt er m.i. niet iedere dag een stukje vis, garnaal of mossel in de anemoon terecht. Misschien af en toe eens een zwak of dood diertje. De anemonen in mijn eigen aquarium die zoöxanthellen bevatten krijgen eens in de maand als extra voedsel een theelepel tot eetlepel mysis, krill, een regenworm enz gevoerd middels een spuit. Ik probeer de vissen, krabben en garnalen dan ook nog even op afstand te houden. Verder vangen ze een klein gedeelte van het voedsel dat ik de vissen voer. Ik heb anemonen verzorgd die in mijn aquaria meer dan 15 jaar oud zijn geworden en bv daarna zijn verkocht. V.w.b. het voeren moet u natuurlijk wel bekend zijn met de soort anemoon die u heeft aangeschaft. En houd er rekening mee dat de anemoon er misschien wel groot uitziet maar feitelijk maar een kleine vaste massa heeft. Verder raad ik u aan het voorzichtig uit te proberen met kleine hoeveelheden krill of mysis. Zet er bv ook nooit anemoonvisjes bij voordat de anemoon (na weken) geacclimatiseerd is en goed eet. Beter later dan te vroeg. De anemoonvisjes halen niet alleen het voedsel uit de anemoon maar doordat ze nogal veel schuren tussen de tentakels zorgt dat in het begin voor irritatie en zal de anemoon teveel energie kwijtraken, onnodig intrekken en/of weglopen. Dit kan zelfs leiden tot de voortijdige dood van het dier.
Bij deze tapijtanemonen kan je "naar binnen kijken". De mond staat open. Deze anemonen hebben weinig tot geen overlevingskans.
Symbiose.
Een prettige, mooie en vooral ook interessante bijkomstigheid is, dat deze anemonen (met uitzondering van de S. hellianthus en de S. tapetum) in symbiose met garnaaltjes, krabbetjes en anemoonvisjes kunnen worden gehouden.
Het is wel zaak dat u de juiste symbiosegast aan de anemoon toevertrouwt. In mijn tapijtanemonen S. haddoni leven symbiosegarnalen van de soort Periclimenes brevicarpalis en symbiosekrabbetjes van het geslacht Neopetrolisthes en om precies te zijn: daarvan houd ik N. ohshimai en N. maculatus zonder problemen. Ook heb ik een paartje Amphiprion ocellaris en een paartje zwartwitte Amphiprion (latezonatus?) samen met een tapijtanemoon in de bak. U moet bij het aanschaffen van een symbiosegarnaal wel zeker zijn van het feit dat u Periclimenes brevicarpalis mee naar huis neemt, wanneer u de combinatie met S. haddoni wilt aangaan en niet de daarop lijkende P. yucatanicus, die in symbiose leeft met de Caraïbische anemoon Condylactis gigantea. Mijn ervaring is dat deze laatste garnaal heel moeilijk, zo niet onmogelijk, aan S. haddoni te wennen is. P. brevicarpalis is minder kieskeurig.
De S. helianthus netelt praktisch niet en is blijkbaar o.a. daarom niet zo geliefd bij de anemoonvissen in mijn aquarium. Ook de symbiosekrabbetjes en garnalen laten deze anemoon in mijn aquarium links liggen.
Met zijn tot vangnet vergroeide voorpoten vangt de symbiosekrab plankton uit het water. Net als de symbiosegarnaal prima te houden in combinatie met een tapijtanemoon. Een tapijtanemoon zonder een symbiosebewoner is als een huis zonder bewoners. In de natuur leven diverse vissen en kreeftachtige samen (in symbiose) met de tapijtanemoon. In het aquarium kunnen we dat nabootsen door bv. een symbiosevis en/of symbiosegarnaal of symbiosekrab aan te schaffen. Meestal komen ze met de anemonen mee. Let er wel op dat de symbiosegarnaal of -krab bij de desbetreffende soort anemoon hoort.
Er is nog een interessant groep tapijtanemonen die vooral geïmporteerd worden uit het Caribische gebied en Vietnam. Deze prachtige kleine anemoontjes (S. tapetum) zal ik een volgende keer bespreken. Hier alvast een afbeelding van deze pareltjes.
Stichodactyla tapetum. Foto van Morgan Mok.
Ik pretendeer niet alles te weten. Deze informatie is niet compleet en voornamelijk gebaseerd op mijn ruim dertig jaar ervaring met deze dieren. Heb ik u kunnen interesseren in deze prachtige anemonen en wilt u meer weten neem dan gerust contact met mij op. Ik deel graag mijn ervaringen met u.
Dit artikel kan je ook bekijken op de website van Jacques: http://zeeaquarium-jh-van-ommen.nl/De%20tapijtanemoon.htm meer foto’s zie http://zeeaquarium-jh-van-ommen.nl/tapijtanemonen_1.htm
Goed houdbare en redelijk goed houdbare gorgonen.
Tekst en foto’s: Jacques van Ommen (Eigen, deels oudere aquariumopnamen)
(http://zeeaquarium-jh-van-ommen.nl/)
Tot de mooiste lagere aquariumdieren behoren toch zeker de hoornkoralen Plexauridae en Gorgoniidae
Ze zijn er in bijna alle kleuren en komen in praktisch alle zeeën voor. De meeste soorten komen in dieper water voor maar er zijn er ook die in de bovenste waterlagen groeien en daarom geschikter (zoöxanthellen) zijn om in ons aquarium te houden. Ik heb de foto’s gemaakt van gorgonen in mijn aquarium waarvan ik er verschillenden zo’n dertig jaar verzorg in diverse bakken. Tientallen stekken hebben een nieuwe eigenaar gevonden. Op de foto van mijn aquarium (2014), ziet u linksboven tegen het wateroppervlak een Rumphella sp. Rechtsboven een gorgoon die ik niet op naam heb kunnen brengen maar waarschijnlijk ook een lid van de familie Plexauriinae net als de Rumphella. Deze gorgoon werd in mijn aquarium ongeveer een twintig cm hoog,is goudgeel tot lichtbruin van kleur en groeit struikachtig. Rechts van de blauwe tapijtanemoon staat de paars/blauwe Leptogoria miniata. Deze paarse gorgoon is na een jaar of drie helaas door misschien teveel stekken en een valpartij in de tapijtanemoon ter ziele gegaan. Die knaap in het midden is een lid van de familie Pseudoplexaura
Rumphella sp. afhankelijk van de belichting bruin, grijsbruin tot lichtbruin met een roze gloed.
Deze gorgoon (kan de juiste benaming niet vinden) heeft een goudgele kleur bij de juiste verlichting. Vervelt af en toe. Wordt in mijn aquaria tot ongeveer 20 cm hoog. Geen echt buigzame takken. Lijkt op de grotere broer de Pseudoplexaura sp. maar vertakt meer en vormt op die manier een dichte compacte bos armen. Meer dan twintig jaar in mijn bakken. Prima voor kleine aquaria.
De voor het aquarium meest geschikte soorten komen uit het Caribische gebied. Ze staan bekend als fotosynthetische gorgonen die zoöxanthellen bevatten. Hoornkoralen hebben kleine poliepen die gebruikt worden om voedsel te vangen. Deze poliepen kunnen zich terugtrekken. Deze poliepenhuid omvat een hoornachtige kern. Vandaar de benaming hoornkoraal. De groeiwijze varieert van rechtopgaande takken tot hangende takken, struikvormig en vertakt of waaiervormig.
De meeste fel gekleurde hoornkoralen uit de Indo-Pacific zee die binnen komen bij de handel zijn niet of nauwelijks houdbaar in het aquarium, dit in tegenstelling tot de soorten uit de Caribische zee. Problemen zijn o.a. de voedselopname en de bealging. Stroming, licht, irritatie en temperatuur spelen natuurlijk ook een rol maar dat probleem is redelijk eenvoudig op te lossen. Het toedienen van het benodigde voedsel is een ander verhaal. Nu zijn er natuurlijk altijd uitzonderingen die de regel bevestigen en ook de techniek en wetenschap staan niet stil zodat er hier en daar voor dit soort dieren een surrogaatvoedsel wordt "uitgevonden’‘. Maar op de lange duur is ook dat voedsel in de meeste gevallen niet toereikend. Maar nogmaals, er bestaan natuurlijk uitzonderingen en in speciaalaquaria kunnen goede resultaten worden behaald. Hoornkoralen kunnen vrij oud worden. Ik heb kolonies van tegen de veertig jaar oud waarvan ontelbare stekken zijn genomen. De voet van die gorgonen zijn praktisch niet door te zagen.
Gelukkig komen de laatste tijd steeds meer redelijk tot goed houdbare hoornkoralen, voornamelijk uit de Caribische zee, bij de handel binnen. In de volksmond ook gorgonen of gorgoontakken genoemd, hoewel de literatuur verschil maakt. Deze houdbare hoornkoralen/gorgonen die zoöxanthellen bevatten zijn niet alleen prima houdbaar maar onder goede aquariumomstandigheden ook goed te vermeerderen.
Drie goed houdbare hoornkoralen en een redelijk goed houdbare Leptogoria miniata kan ik u aanraden en zal ik nu bespreken. Ze zijn de laatste jaren veelvuldig bij de handel en bij liefhebbers te verkrijgen.
De nu volgende beschrijvingen gelden trouwens voor de meeste (goud)bruine hoornkoralen/gorgonen die in de handel zijn. Ik heb jarenlang een zestal soorten in mijn bakken verzorgd die voor wat de levensomstandigheden betreft op elkaar lijken. Deze soorten variëren in kleur van lichtbruin, goudbruin tot donkerbruin en hebben verschillende groeiwijzen. Wanneer de poliepen zijn ingetrokken is er ook een duidelijk verschil te zien. De ‘’ondergrond’‘ ( kleur van de takken wanneer de poliepen zijn ingetrokken) is bij de één lichtbruin tegen wit aan, de ander heeft juist een donkere ondergrond tegen zwart aan en bij weer een ander is de kleur bruin gelijk aan de kleur van de openstaande poliep. Ook komen er regelmatig exemplaren binnen die een paarse basis hebben met bruine poliepjes. De benamingen van de door mij gehouden Caribische gorgonen zijn niet allemaal bij mij bekend maar ik noem ze voor het gemak ledergorgonen omdat het zachte weefsel gelijkenis vertoont met die van het bekende lederkoraal en sommigen ook vervellen. Sommige soorten heb ik niet zien vervellen, andere juist weer wel. De afmeting van de poliepen en de doorsnede van de takken verschillen ook. Sommige gorgonen hebben buigzame takken anderen weer onbuigzame, rechtop staand of hangend.
De voor het aquarium meest geschikte soorten komen uit het Caribische gebied. Ze staan bekend als fotosynthetische gorgonen die zoöxanthellen bevatten. Hoornkoralen hebben kleine poliepen die gebruikt worden om voedsel te vangen. Deze poliepen kunnen zich terugtrekken. Deze poliepenhuid omvat een hoornachtige kern. Vandaar de benaming hoornkoraal. De groeiwijze varieert van rechtopgaande takken tot hangende takken, struikvormig en vertakt of waaiervormig.
De meeste fel gekleurde hoornkoralen uit de Indo-Pacific zee die binnen komen bij de handel zijn niet of nauwelijks houdbaar in het aquarium, dit in tegenstelling tot de soorten uit de Caribische zee. Problemen zijn o.a. de voedselopname en de bealging. Stroming, licht, irritatie en temperatuur spelen natuurlijk ook een rol maar dat probleem is redelijk eenvoudig op te lossen. Het toedienen van het benodigde voedsel is een ander verhaal. Nu zijn er natuurlijk altijd uitzonderingen die de regel bevestigen en ook de techniek en wetenschap staan niet stil zodat er hier en daar voor dit soort dieren een surrogaatvoedsel wordt "uitgevonden’‘. Maar op de lange duur is ook dat voedsel in de meeste gevallen niet toereikend. Maar nogmaals, er bestaan natuurlijk uitzonderingen en in speciaalaquaria kunnen goede resultaten worden behaald. Hoornkoralen kunnen vrij oud worden. Ik heb kolonies van tegen de veertig jaar oud waarvan ontelbare stekken zijn genomen. De voet van die gorgonen zijn praktisch niet door te zagen.
Gelukkig komen de laatste tijd steeds meer redelijk tot goed houdbare hoornkoralen, voornamelijk uit de Caribische zee, bij de handel binnen. In de volksmond ook gorgonen of gorgoontakken genoemd, hoewel de literatuur verschil maakt. Deze houdbare hoornkoralen/gorgonen die zoöxanthellen bevatten zijn niet alleen prima houdbaar maar onder goede aquariumomstandigheden ook goed te vermeerderen.
Drie goed houdbare hoornkoralen en een redelijk goed houdbare Leptogoria miniata kan ik u aanraden en zal ik nu bespreken. Ze zijn de laatste jaren veelvuldig bij de handel en bij liefhebbers te verkrijgen.
De nu volgende beschrijvingen gelden trouwens voor de meeste (goud)bruine hoornkoralen/gorgonen die in de handel zijn. Ik heb jarenlang een zestal soorten in mijn bakken verzorgd die voor wat de levensomstandigheden betreft op elkaar lijken. Deze soorten variëren in kleur van lichtbruin, goudbruin tot donkerbruin en hebben verschillende groeiwijzen. Wanneer de poliepen zijn ingetrokken is er ook een duidelijk verschil te zien. De ‘’ondergrond’‘ ( kleur van de takken wanneer de poliepen zijn ingetrokken) is bij de één lichtbruin tegen wit aan, de ander heeft juist een donkere ondergrond tegen zwart aan en bij weer een ander is de kleur bruin gelijk aan de kleur van de openstaande poliep. Ook komen er regelmatig exemplaren binnen die een paarse basis hebben met bruine poliepjes. De benamingen van de door mij gehouden Caribische gorgonen zijn niet allemaal bij mij bekend maar ik noem ze voor het gemak ledergorgonen omdat het zachte weefsel gelijkenis vertoont met die van het bekende lederkoraal en sommigen ook vervellen. Sommige soorten heb ik niet zien vervellen, andere juist weer wel. De afmeting van de poliepen en de doorsnede van de takken verschillen ook. Sommige gorgonen hebben buigzame takken anderen weer onbuigzame, rechtop staand of hangend.
Rumphella sp. ( familie Gorgoniidae)
Binnen de familie van de hoornkoralen is de Rumphella, uit de Indo Pacific, voor het aquarium zeer geschikt en prima houdbaar. Het is een van de weinige soorten die zoöxanthellen bevat. Ze groeien snel, vertakken zich, kunnen vervellen (worden daarom ook ledergorgoon genoemd) en zijn voornamelijk bruin tot goudbruin van kleur. De systematiek van de soorten is onzeker en het aantal Rumphella- soorten is niet bekend. Dit is de meest verbreide soort in onze aquaria. Niet dood te krijgen. Buigzame takken.
De meest voorkomende soort is R. aggregata, het eerst beschreven door Nutting (1910) Twee andere beschreven soorten zijn R. suffruticosa, tamelijk onbekend en het eerst beschreven door Dana (1846) en verder wordt R. antipathes, waarvan slechts een exemplaar ontdekt is voor de kust van Ambon in de literatuur genoemd. Voor het eerst beschreven door Linneaeus (1758).
In de jaren tachtig werden deze gorgonen zo af en toe in Utrecht te koop aangeboden. Ik spreek hier van twee soorten. De meest aangeboden soort is een struikachtige rechtopgroeiende soort. De tweede soort die ik regelmatig ben tegengekomen heeft hangende takken en groeit ook vertakt. Ik was toen nog woonachtig in die stad en omdat ik bijna wekelijks aquariumzaken bezoek, konden binnengekomen gorgonen bijna niet aan mijn aandacht ontsnappen. De gorgoon die ik voor de eerste maal in het aquarium bij de handel kon aanschouwen was geel-bruin van kleur en had vrij dunne takken met een diameter van ongeveer 4 mm in gesloten toestand. Deze struikachtige gorgoon was duidelijk aan het vervellen zoals dat gebeurt bij bijvoorbeeld het lederkoraal. Dat leek mij een positief punt. Door die vervellingen kan het gorgoon zijn eventuele bealging van het lijf houden. Ik besloot dit gorgoon eens ‘’uit te proberen’‘. Thuis aangekomen heb ik dit gorgoon in mijn aquarium gezet, goed in het licht. Als je tenminste daarvan kan spreken wanneer je ‘’slechts’‘ T8-verlichting gebruikt. (1 x 140 Watt Actinic 03, 1 x 58 Watt nr 18 blauw, 1 x 58 Watt Aquarelle en 3 x 58 Watt nr 96) We spreken over de jaren tachtig toen led voor aquaria nog onbekend was.
De stroming was in mijn bakken niet permanent. Ik gebruikte apparaten die de pompen onregelmatig aan en uit schakelden zodat er een wat natuurlijker stroming in de bak ontstond en de dieren niet naar één kant werden geblazen. Nu kunnen we prima zogenaamde wave-pompen kopen. De dieren konden dus op en neer bewegen. De volgende dag al veranderden de geelbruine takken in prachtige lichtbruine 10/12 mm dikke hangende waaiers. Het gorgoon bleef de hele dag uitstaan en sloot s’ nachts zijn/haar poliepen. Na verloop van tijd vervelde het gorgoon. ( Zoals gememoreerd, dit is een groot voordeel want op deze manier krijgt algengroei geen kans). Het gedraagt zich op dat gebied vergelijkbaar met het lederkoraal. Ook voor wat het aannemen van voedsel betreft. Het nam wel voedsel aan maar liet het op een later tijdstip weer los. Of het echt op deze manier voedsel tot zich neemt betwijfel ik. Watervlooien, pekelkreeftjes en plankton werden graag gepakt maar ook vaak weer losgelaten. Een uitzondering wordt misschien gevormd door tot stof fijngewreven droogvoer. Zelfs met behulp van een vergrootglas heb ik niet kunnen zien of dat voedsel inderdaad werd geconsumeerd. Maar het zou natuurlijk best mogelijk kunnen zijn. Verder leeft het gorgoon mijns inziens hoofdzakelijk van de symbiotische algjes zoals dat bij het lederkoraal het geval is. Ik voerde niet gericht meer, slechts af en toe spoot ik wat planktonvoer in de bak voor de planktoneters. Het gorgoon groeide letterlijk de bak uit werd ruim veertig cm hoog en vormde veel nieuwe armen. Ik ben toen begonnen met het afsnijden van een aantal armen om die te gebruiken voor vermeerdering. Ik had namelijk geconstateerd dat armen makkelijk vastgroeiden aan substraat. En inderdaad, het is geen probleem om armen te amputeren en tussen het steen vast te laten groeien. Wanneer de armen beschadigd worden ‘’genezen’‘ ze vrij snel. Een kale plek ontstaan door beschadiging is binnen enkele dagen verdwenen. Dit geldt voor alle ledergorgonen die ik ken. Het vormen van nieuwe takken kan maanden duren. Het vormen van een kern (hoornachtig zwart, vandaar de benaming hoornkoraal) kost blijkbaar meer energie. Rumphella sp. is net als veel leden uit de familie Plexauridae en Gorgoniidae een sterk gorgoon en de door mij beschreven soorten zijn dan ook eenvoudig te stekken. In de loop der jaren zijn er meerdere leden van de familie Plexauridae en Gorgoniidae binnen gekomen en veel liefhebbers zullen deze soorten nu wel kennen.
Het tweede hoornkoraal waar ik uw aandacht voor wil vragen lijkt veel op de vorige voor wat de kleur en levenswijze betreft.
Pseudoplexaura
Na een aantal jaren Rumphella sp verzorgd te hebben kwam ik zijn grote broer tegen, een hoornkoraal die veel gelijkenis vertoont met de hierboven besproken Rumphella sp. Alleen dit hoornkoraal groeit praktisch niet vertakt maar meer rechtop naar het wateroppervlak. In de afgelopen meer dan 40 jaren heb ik zoveel ervaringen opgedaan met deze soort (Pseudoplexaura ) dat ik nu ook deze ervaringen op papier kan zetten.
Pseudoplexaura (zie foto hierboven) die ik nu wil beschrijven zijn ook ledergorgonen met ongeveer dezelfde goudgele kleur. De gorgonen van die familie die ik gehouden heb groeien niet vertakt als Rumphella maar vormt meer statige armen die snel het wateroppervlak van het aquarium kunnen bereiken. We hebben dan ook met een grote soort te maken en een tamelijk snelle groeier. De lengte van de armen in mijn aquarium ( zie foto) strekt zich uit tot aan het wateroppervlak. De armlengte in mijn bakken bedroeg tot ruim vijftig cm) De diameter van de hoornachtige kern is ongeveer 5 mm. Staan de poliepen ingetrokken dan zijn de armen plusminus 2 cm dik. Rekenen we de uitstaande poliepen mee dan is de doorsnede ruim tweemaal zo groot. Van tentakeluiteinde tot tentakeluiteinde gemeten zijn de poliepen ongeveer een halve cm in doorsnede Deze maten heb ik opgenomen bij exemplaren die zo'n veertig à vijftig cm hoog waren. Deze ledergorgoon groeit snel en recht naar het wateroppervlak. Het geeft wel vertakkingen maar dat zijn er niet veel. De meeste takken komen voort vanuit de basis en groeien dan voornamelijk recht naar boven. De takken zijn licht buigzaam.
Wanneer men van dit gorgoon een tak afsnijdt ziet men dat de kern ook uit een hard zwart hoornachtig materiaal bestaat (vandaar de naam hoornkoraal).
Men moet dus wel een scherp mes of kniptang gebruiken en flink wat kracht zetten om een tak te amputeren. Wanneer men die arm afgesneden heeft dan kan men die afgesneden arm in een van tevoren in een steen geboord gat plaatsen. Wanneer de tak in het gat blijft bewegen zal het beschadigen en uiteindelijk afsterven, dus vastplakken heeft de voorkeur. Het is raadzaam de stek in een lichte stroming te plaatsen, niet te donker.
Na verloop van tijd = weken zal de stek vastgroeien aan het substraat ( u moet de stek dan weer in de volle stroming zetten) en uiteindelijk nieuwe zijtakken gaan vormen. Wanneer alles goed gaat zal het gorgoon zelfs over het substraat heen groeien en zich zo uitbreiden. Mijn grootste kolonie had meer dan 20 armen en was ongeveer 50 cm hoog. Hoger laten groeien was voor wat de ruimte betreft niet mogelijk.
Op deze manier heb ik in het verleden tientallen stekken genomen en verschillende mensen kunnen bevoorraden. Deze manier van vermenigvuldigen pas ik op alle door mij gehouden hoornkoralen met succes toe.
Een nog betere manier van stekken vind ik persoonlijk de horizontale manier. Ik bind de afgesneden arm horizontaal vast aan een steen. Het gorgoon groeit in de lengte vast aan het steen en zal snel over de gehele lengte van de arm uitlopers vormen die naar het wateroppervlak groeien. U heeft dan eerder meerdere opgaande takken maar de lengtegroei van de armen zal langzamer verlopen. Hoe groter de gorgoon hoe sneller de groei.
Het stekken van veel hoornkoralen/gorgonen is heden ten dage geen probleem meer.
Leefomstandigheden: (geldend voor o.a. beide beschreven ledergorgonen) matige tot sterke stroming. Voor de kust van Curaceau heb ik dit soort gorgonen tot bijna onder het oppervlak zien staan in matige tot zeer sterke stroming.
Verlichting: Niet te donker (zoöxanthellen) en langzaam wennen aan meer licht als u bijvoorbeeld het gorgoon van onder een TL naar een HQI-verlichting overbrengt. Hoewel Plexauridae veel licht verdraagt hadden de exemplaren in mijn bak bij plotseling meer licht de neiging zwart te worden (te verbranden) en wanneer u er niet snel bij bent dan sterft het af.
Voeding: Ook leden van deze familie (Plexauridae) hoeven mijns inziens niet direct gevoerd te worden maar nemen wel onder andere fijngewreven droogvoer aan, evenals gedroogd plankton, watervlooien en dergelijk klein voedsel. In het geval van voedseltoediening lijkt het gorgoon op de duur beter te groeien en dikkere armen te vormen.
Veel leden van de familie Plexauridae uit het Caribische gebied worden nogal groot en zullen uiteindelijk tot tegen het wateroppervlak aan kunnen groeien. Ze groeien niet boven het wateroppervlak uit maar buigen af en volgen het wateroppervlak. Men kan dan het beste de bewuste arm amputeren want de bovenkant van de arm die toch af en toe boven water uitkomt wordt zwart en sterft gedeeltelijk af. Die arm is dan niet mooi meer en niet geschikt om een mooie stek van te maken.
Voor de kust van Curaçao heb ik deze opname gemaakt. Ik heb dergelijke gorgonen gezien die armen hadden met bijna een dikte waar mijn pols veel op leek. Maar die gorgonen waren dan ook meer dan een meter hoog. Ik denk dat het aquarium wel erg hoog zal moeten zijn om deze gorgonen tot hun recht te laten komen.
Tot een jaar terug verzorgde ik onder andere bij bedrijven door mij geplaatste zeewaterbakken, ook bij particulieren die door omstandigheden niet in staat zijn dat zelf te doen (ouderdom, invalide…). Dat gaf mij de gelegenheid mijn stekken (en niet alleen mijn stekken maar ook bijvoorbeeld vissen) onder verschillende licht- en aquariumomstandigheden uit te zetten en hun ontwikkeling te volgen. Door mijn waarnemingen met behulp van al die bakken kan ik zeggen dat het voor deze hoornkoralen/gorgonen niet veel uitmaakt onder welke lichtomstandigheden ze worden gehouden als we maar rekening houden met het feit dat ze wel in verband met hun zoöxanthellen licht nodig hebben. De stroming en waterkwaliteit is mijns inziens belangrijker. Er bestaan meerdere soorten die gelijkenis vertonen met deze door mij beschreven hoornkoralen/gorgonen. Het is moeilijk deze dieren te determineren. Over het algemeen mag ik toch wel stellen dat de bruine soorten, vooral exemplaren die kunnen vervellen, uitstekende aquariumdieren zijn die zonder problemen gehouden en gestekt kunnen worden.
Wanneer u in de gelegenheid bent om deze hoornkoralen/gorgonen aan te schaffen, sommige exemplaren zijn wel vrij prijzig, dan kan ik u dat ten zeerste aanbevelen. U zult er veel plezier aan beleven.
Hoornkoralen uit dieper water.
Wanneer u zich wil laten verleiden tot het houden van de felgekleurde hoornkoralen die veelal uit dieper water komen, houd er dan rekening mee dat deze hoornkoralen voedsel nodig hebben, (en kunt u ze dat geven?) snel bealgen bij teveel licht en onder normale omstandigheden in gezelschapsbakken niet lang houdbaar zijn. Of u moet eens een speciaalaquarium met deze dieren proberen.
Hieronder laat ik wat afbeeldingen zien van een paar veel geïmporteerde soorten die ik zelf in mijn bakken heb verzorgd.
Familie Elllisellidae
Deze paarse gorgoon, heeft heel kleine poliepen en is moeilijk te voeren en daarom ook moeilijk te houden. Geldt voor alle hierop lijkende gorgonen. De gele gorgoon op de tweede afbeelding wordt ook regelmatig aangeboden .Ik heb deze twee niet langer dan ongeveer anderhalf tot twee jaar kunnen houden in mijn gezelschapsbak. Meer geschikt voor een speciaalbak. Deze gorgonen hebben voedsel nodig. De poliepen van de gele gorgoon zijn wat groter dan die van de paarse en nemen makkelijker voedsel aan. Zijn daardoor wat beter te houden. Deze gorgonen werden door mij gevoerd met fijn plankton, cyclops en stofvoer. Hoe groter de poliepen hoe makkelijker gevoerd kan worden.
Leptogoria miniata
Deze gorgoon heeft ruim drie jaar in mijn aquarium gestaan en heb ik regelmatig kunnen stekken. Helaas in een tapijtanemoon gevallen. Staan de poliepen in dan is deze gorgoon diep paars van kleur. De poliepen zijn klein en lichtbruin.( zie de tweede afbeelding) Prima houdbaar bij de juiste verzorging. Kan donkerder staan. Vervelt af en toe. (Zie de eerste foto rechts naast de blauwe tapijtanemoon)
Deze licht blauwe met blauwe poliepen( rechts) en paarse gorgoon met licht paarse poliepen heb ik tot ongeveer een jaar in leven kunnen houden. Lijken mij zeer moeilijk tot niet houdbaar of misschien proberen in een speciaalaquarium.
Ten slotte.
Voor wat de juiste benamingen betreft moet ik u verwijzen naar het internet of nieuwste literatuur. Maar niet alle dieren zijn al gedetermineerd. ( sp)
Nog even wat aanvullende aquariumgegevens waaronder ik deze dieren houd en gehouden heb.
Voor wat mijn gezelschapsbak betreft 200 cm x 60 cm x 60 cm (waterhoogte), is de verlichting in de afgelopen jaren van T8 via HQI naar T5 veranderd. Ik gebruikt nu 1 x T5 80 watt blauw, 1 x T5 80 watt 10.000 Kelvin en 6 x T5 80 watt 15.000 Kelvin. Zes lampen branden van 10 uur ‘s morgens tot 20 uur ‘s avonds. De stroming werd bepaald door tweemaal Turbelle 2000 liter pompen en tweemaal 1600 liter pompen die onregelmatig in verschillende combinaties werden aangestuurd. Dat betekent dat er, of even geen stroming ontstaat, of 7200 liter per uur wanneer alle pompen tegelijk aan staan. (met variaties). Nu gebruik ik twee Turbelle 2000 pompen en een Wave pomp van 16000 liter. De twee turbelle pompen hangen boven het water zodat ik in de zomer geen last heb van bv opwarming door dompelpompen. Het nadeel van deze pompen is het stroomverbruik, Dat is wat hoger maar de stroming is twee meter verder nog duidelijk aanwezig. Door de opstelling van deze pompen (de kruising van de sterke gerichte waterstralen) heb ik zonder gebruik van een zogenaamde wavemaster toch in combinatie met de wave 16000 liter pomp een turbulentie in het water en bewegen de lagere dieren overal op en neer in de stroming.
Temperatuur rond de 24/25 graden.
Medebewoners zijn ( in de loop ter tijden) diverse symbiose-anemonen, Cerianthussen, (pas op, niet overal bij te plaatsen) tapijtanemonen, diverse oren, poliepenkolonies, doopvontschelpen, soft- en steenkoralen. Alles groeit prima. Ook bevolken natuurlijk diverse vissen, garnalen, zeesterren, heremietkreeftjes enz. het aquarium. De gorgonen groeien prima samen met deze medebewoners, er zijn geen problemen binnen deze multiculturele samenleving (met uitzondering van het gestelde met betrekking tot de gorgonen uit dieper water).
De pH is gemiddeld 8.2, geen meetbaar nitraat, nitriet of fosfaat dank zij het VOF filtersysteem. Pas de laatste jaren in de zomer gebruik ik een afschuimer omdat mijn bak eigenlijk overbevolkt is en ik onder andere daardoor in de zomer wanneer de watertemperatuur tot zo’n 28 graden kan stijgen een zuurstofprobleem krijg. De afschuimer heeft als taak mijn aquarium te beluchten. De laatste jaren heb ik een koelaggregaat onder de bak staan en blijft de temperatuur in warme zomers op 25/26 graden staan.
Bij mijn (oud)klanten groeien de hoornkoralen ook onder andere omstandigheden, T5- en HQI-licht en ook onder minder sterke stroming. Hoewel men niet teveel moet bezuinigen op licht en stroming want dat vertraagt de groei.
De laatste jaren heb ik geprobeerd de fel gekleurde gele, paarse en blauwpaarse gorgonen te verzorgen en ik ben in een gewoon gezelschapsaquarium tot zo’n twee tot drie jaar gekomen mede dank zij het gebruik van een mijns inziens een prima stofvoer dat gebruikt wordt voor het opkweken van vislarven. Ik denk dat in een speciaalaquarium de resultaten beter kunnen zijn. Gericht voeren heeft mijn voorkeur i.p.v. het zogenaamde reefpearl voeder waar ik slechte ervaringen mee heb opgedaan onder andere doordat dit zwevende voedsel tussen de stenen verdwijnt en op die manier de waterkwaliteit negatief beïnvloedt en borstelwormen teveel voedsel geeft.
Ik hoop dat ik heb kunnen bijdragen aan wat meer kennis met betrekking tot deze prachtige dieren. Het is geen uitgebreid wetenschappelijk artikel, dat ben ik mij bewust, maar geschreven door een ervaren liefhebber. Vooral een beginnend aquariumliefhebber kan er zijn of haar voordeel mee doen.
Veel succes met de hobby en … wees geen hebber maar een liefhebber met respect voor de natuur!