Portaalsite voor de échte zeeaquariaan

Zoeken op de site

De sterren van de zee

De Nederlandse naam voor zeesterren is duidelijk: het is een dier in de zee met de vorm van een ster. De Engelse naam ‘starfish’ is verwarrend want het is zeker geen vis!

De zeester komt veel voor. Ze zijn te vinden in alle zeeën, van de tropen tot in de ijskoude poolzeeën. Er zijn wel meer dan 1.500 soorten bekend. Duikers komen dit onopvallende dier vaak tegen, met als voordeel voor de fotograaf dat ze niet weglopen voor de camera. Als regel hebben zeesterren vijf armen, maar er zijn ook soorten met meer. Een voorbeeld van een grote zeester in het koude water is de zonnester (Pycnopodia helianthoide). Die kan tot wel veertig armen hebben! Mijn fascinatie met zeesterren is begonnen na een tv-uitzending van de BBC. Men had een koudwater rif nagebouwd in de studio en een zonnester in timelapse gefilmd, zodat het leek of de film versneld werd afgedraaid. De zonnester ging als een bulldozer over het rif en alle andere dieren wisten niet hoe snel ze opzij moesten. Ook andere zeesterren waren niet veilig! Het zijn dus niet die saaie, meestal bewegingsloos liggende dieren, er zit veel meer achter.


  De zonnester gaat als een bulldozer over het rif. De rode zonnester  is bekend om zijn vraatzucht.

De zeesterren (ENCHINODERMATA, stekelhuidigen) zijn ongewervelde dieren. Net als de zeekomkommers en zee-egels hebben ze vijf segmenten rond een centrum. In het centrale gedeelte zit de mond. Al deze dieren hebben geen bloed maar wel een soort ‘vaatsysteem’. Ze kunnen zeewater opnemen via de ‘madreporite’ en het vaatsysteem kan het water vervoeren naar de kleine buisvoetjes aan de onderkant. De zeester is in staat om zich over de bodem te verplaatsen. Het geheel wordt bijeen gehouden door een skelet van kalkplaten. Alle zeesterren hebben stekels aan de bovenkant, ook al zie je ze niet altijd met het blote oog! In geval van nood kunnen ze een hele arm loslaten. Aan het eind van iedere arm zit een oog. Het is geen goed ontwikkeld oog maar een rood puntje waarmee het dier alleen licht en donker kan onderscheiden. De zeester kan weglopen voor hun vijanden, maar zo snel zijn ze ook weer niet...


Kussenzeester

Nuttig
Zeesterren ruimen de rommel op en zorgen voor het milieu. Op het menu staan onder andere schelpdieren, mosselen, kleine visjes, slakken en zeepokken. Ik heb foto’s waarop ze visafval opeten maar ook dat ze een kwal verorberen. Hun voorkeur gaat uit naar mosselen; daar kunnen ze enorme hoeveelheden van opeten.
De zeesterren omarmen daarbij hun prooi. Ik dacht eerst dat ze die open trekken met hun buisvoetjes, maar het schijnt dat ze geen energie verspillen en gewoon wachten tot de mossel vanzelf open gaat! Mosselen kunnen zich in grote aantallen verspreiden. De zeesterren zijn nuttig in het beperken van die expansie, anders zou alle harde substraat binnen de kortste tijd bedekt worden met mosselen.


   De doornenkroon eet het liefst koraalpoliepen.

Andere soorten, vooral in de tropen, kunnen enorme schade aanrichten. De doornenkroon (Acanthaster planci) heeft een voorkeur voor koraalpoliepen. Vooral ondiep Acropora koraal, zoals tafelkoraal, is het slachtoffer. Deze zeesterren kunnen de levende koraaldieren oplossen en opzuigen. Dit doen ze vaak ’s nachts en overdag blijft er een spoor van spierwit koraal achter. De doornenkroon heeft enorm veel armen (9 tot 23) die zo flexibel zijn dat ze een stuk koraal helemaal kunnen omarmen. Normaal schuilen de doornenkronen overdag onder of in het koraal. Maar als er veel doornenkronen zijn, zullen ze zich ook overdag vertonen. Dan weet je zeker dat er een teveel aan doornenkronen aanwezig is. De meeste duikscholen zijn bekend met dit fenomeen en zullen de zeester met hand en tand bestrijden.
Maar ook dat is niet makkelijk want de doornenkroon heeft puntige stekels die de menselijke huid gemakkelijk kunnen doorboren en ook nog gif achter kunnen laten. De doornenkroon heeft maar weinig natuurlijke vijanden – voor zover ik weet is alleen de tritonschelp in staat om een doornenkroon (met stekels en al) te verorberen.


  Deze doornenkroon bij Oman is blauw én rood.

Poot afbijten
De grootste zeester in onze wateren is de ijszeester (Marthasterias glacialis) die tot tachtig centimeter groot kan worden. Bedekt met een dikke huid en met drie rijen stekels heeft hij weinig vijanden. Het verspreidingsgebied is van de Canarische Eilanden en de Middellandse zee tot aan het noorden van Noorwegen. De snelste zeester in dit gebied is de Luidia ciliaris. Deze zeester is makkelijk te herkennen, hij heeft altijd zeven armen. Deze zeester zal gerust andere zeesterren opeten! Maar de grootste vijand van de zeesterren is de rode zonnester (Crossaster papposus) die bekend is om zijn vraatzucht. De zonnester zou zelfs zeesterren van zijn eigen formaat aanvallen en opeten. De literatuur zegt dat met name otters, vissen en vogels de grootste vijand van de zeesterren zijn. Ik heb dit zelf niet kunnen waarnemen. Wel hoe in de tropen de harlekijngarnalen graag peuzelen aan blauwe zeesterren. De garnalen weten de zeester om te keren zodat deze niet kan weglopen.
Soms bijten ze een hele poot af! Maar ook in Nederland zie je zeesterren met minder dan vijf poten. Bij zeesterren kunnen verloren armen na verloop van tijd weer aangroeien. Dit maakt de zeester tot een heel bijzonder dier. Een zeester kan een verloren arm regenereren. Zelfs als er maar één arm over is (en een stukje van het centrale deel), zal het dier vier nieuwe armen aan laten groeien.


  Rijen stekels ter verdediging.

Er zijn zeesterren in allerlei vormen. De rode kussenzeester (Porania pulvillus) uit Noorwegen heeft nauwelijks nog armen, maar wel een groot lichaam met kleine uiteinden (wel weer vijf).
Het heeft ook geen stekels om zich te verweren maar de kussenzeester floreert desondanks goed. In de tropen zijn er ‘gewone’ zeesterren met vijf armen in allerlei varianten. Vaak zie je een grote bruine zeester met donkerbruine uitsteeksels, een soort knoppen. De ‘gehoornde’ zeester (Protoreaster nodosus) leeft een rustig bestaan op het zand of in zeegrasbedden.
De eerder besproken doornenkroon heeft twee kleurvarianten: in de Indische en Stille Oceaan is hij blauw, in de rest van de wereld rood. In Oman zijn de lichamen rood en de armen blauw, misschien een ‘tussenvorm’? Ook vind je in de tropen een kussenzeester die bijna helemaal rond is. Je ziet nog wel de verdeling in vijf segmenten.


  Aan het eind van iedere arm zit een primitief oog

Voortplanting
In de Nederlandse wateren komen zes soorten zeesterren voor. De grootste en meest algemene is de gewone zeester: Asterias rubens, meestal oranje. Van zo’n eenvoudig dier zou je geen afspraken over voortplanting verwachten. Maar toch! In het vroege voorjaar, afhankelijk van de watertemperatuur maar zo eind maart begin april, alleen na volle maan en met hoogwater (dus met de meeste stroming) gebeurt het. Tijdens een duik in de Oosterschelde viel het op dat de gewone zeesterren wel erg nadrukkelijk aanwezig waren. Ze waren niet aan het eten maar stonden wel hoog op hun armen. Ook waren ze bovenop allerlei dingen geklommen. Ik ging wat dichterbij en zag hoe tussen de armen van de zeesterren (eigenlijk de oksels) witte vloeistof naar buiten kwam. Langzaam werd het door de stroming meegenomen. Zodra een zeester begon, deden de anderen mee. Dit bleken allemaal mannetjes te zijn. Bij de vrouwtjes ziet het er anders uit: de eitjes zijn korrelig en minder vloeibaar. Dat verschil kun je onder water goed waarnemen. Een paar maanden later, maar met dezelfde water-temperatuur, zag ik hetzelfde gebeuren in het zuiden van Noorwegen.

 
  Paaiende zeesterren. Mannetje links, vrouwtje rechts.   


  .De blauwe zeester komt algemeen voor in de tropen.

In de koude wateren van Noord-Europa komt een kleine zeester (Henricia sanguinolenta) voor. Deze kleine zeesterrensoort is de enige met broedzorg. In het voorjaar zoekt het vrouwtje een ondiepe plek op in warmer water. De eieren houdt ze onder haar centrale schijf. Na de paring, waarbij de zeesterren de centrale schijven bij elkaar brengen, zet het vrouwtje de bevruchte eieren af op de bodem en bedekt ze met een slijmlaag. Daarna bewaakt ze het legsel drie weken lang met haar lichaam, totdat de eieren uitkomen. De larven blijven onder het lichaam van de moeder en verlaten haar bescherming pas als ze kleine zeesterretjes zijn geworden. Zo blijven zelfs de meest eenvoudige dieren je steeds weer verrassen!


   De zonnester eet soortgenoten van zijn eigen formaat.

Literatuur:
Atlas der Wirbellosen Meerestiere, Helmut Debelius & Rudie H. Kuiter. ISBN: 978-3-440-11042-3

Marine fish and invertebrates, van o.a. Erling Svensen. ISBN: 0-9544060-2-8

Leven onder de zeespiegel, door David en Jennifer George. ISBN: 90 6248 168 X

Zeelelies en veersterren, het bewogen leven van een bos veren

Zeelelies en veersterren, het bewogen leven van een bos veren

Door Louis Robberecht. Foto’s: Marion Haarsma - www.onderwaterfilm.nl

Veersterren gaan ’s nachts op jacht en wandelen daarbij rond over de zeebodem.  Als het moet kunnen ze zelfs een stukje zwemmen. Door de kleine zijtakjes, die afwisselend links en rechts uitspringen, doen de armen aan veren denken.

‘Vogels van diverse pluimage.’ ‘Iemand een pluim geven.’
Deze en nog een aantal andere uitdrukkingen hebben als centraal element het woord ‘pluim’: een (grote) veer of verenbos. Dit woord is afkomstig van het Latijnse “pluma” (veer, dons) en “plumam” (vliegen). Veren werden vroeger als versiering op hoeden en helmen gestoken, waardoor de drager opviel en zijn belangrijkheid toenam. Op oude prenten en schilderijen zien we vaak adellijke personen trots poseren in een glimmend harnas, met op de helm een enorme pluim. Ook onder water zien we grote pluimen, maar die hebben niets te maken met veren of dons.


rodehaarster Marseille. Als het donker wordt kruipen ze tevoorschijn

Uitgestorven
Veersterren zijn nauw verbonden aan de zeelelies en behoren tot de klasse Crinoida. Ze zijn verwant aan de stekelhuidigen (Echinodermata). Dat blijkt uit de vijf eerste armleden die zich echter elk weer een aantal keren kunnen vertakken.


  Er is veel variatie in soorten.

Zeelelies bestaan al vijfhonderd miljoen jaar en kwamen destijds in enorme aantallen voor. Ze waren het talrijkst in het Carboon met ongeveer vijfduizend soorten die inmiddels zijn uitgestorven. Nu komen nog ongeveer zeshonderd verschillende soorten zeelelies voor.


  Veersterren zoeken een plekje in de stroming


  gele haarster met garnaal Sabang

Het lichaam van de zeelelies bestaat voor het grootste deel uit kalk. Ze hebben een lange stevige steel (pedunculum), waarmee ze permanent door middel van een hechtplaat – het laatste steellid – aan het substraat zijn vastgehecht. Ze kunnen echter wel op de steel heen en weer bewegen en zo een cirkel beschrijven. In de oertijd kon de lengte van de steel vele meters bedragen. De splitsingen van de armen hebben verharde stekels (pinnula), die zijn bezet met trilharen. Deze haartjes wuiven de op de armen opgevangen voedseldeeltjes naar een groef (ambulacraalgroef) op het midden van de arm. Daar wordt het voedsel in slijm verpakt en door trilharen naar de mond gevoerd. Deze bevindt zich aan de bovenkant van het lichaam, met op een schoorsteenachtige zuil naast de mondschijf de anus. Door deze verhoogde positie kunnen de uitwerpselen niet in de mond komen.


  wandelende haarster Kroatie

Van zeelelie tot veerster
Veersterren of haarsterren worden als larve geboren uit eitjes die vrij in het water zijn afgezet. Zwemmend met hun trilharen worden de larven als plankton met de stroming meegevoerd. Tijdens deze zwemmende fase voeden de larven zich met de meegebrachte dooiervoorraad. De larven zetten zich ten slotte met een hechtschijf vast en vertonen hier voor het eerst hun vijfstralige symmetrie.
Veersterren zijn in het jeugdstadium zeelelies en zitten met hun steel vast aan het substraat. De tijdsduur van dit jeugdstadium is niet bekend en kan qua soort variëren. Aangenomen wordt dat deze zeker enkele maanden bedraagt.
In tegenstelling tot de situatie in de oertijd is het aantal soorten veersterren nu veel groter dan de zeeleliesoorten.
Het basisaantal armen bij veersterren is vijf en meestal zijn het er niet meer dan tien. Er zijn echter veersterren waarbij de vertakkingen tot wel tweehonderd kunnen oplopen. Door de kleine zijtakjes, die afwisselend links en rechts uitspringen, doen de armen aan veren denken.


  harthaarster Indonesië

Als de jonge haarsterren zich van hun steel losmaken, vindt dit altijd onder het eerste steellid plaats. Het bovenste schijfje met zijn ranken (cirren) wordt meegenomen en hierop wordt de romp gebouwd. Volwassen veersterren kunnen met deze cirren, die ze kunnen krommen en waarvan het laatste lid de vorm van een haakje heeft, zich aan het substraat vasthouden.
Een aantal soorten blijft op een voor hen gunstige plaats zitten. Andere zijn reislustiger en leggen soms flinke afstanden af. Door de armen te krommen en te strekken, waarbij ze zich met de einden van de pinnulae aan het substraat vasthouden, kunnen ze zich als het ware dansend voortbewegen. Hierbij kan wel een snelheid van veertig meter per uur worden bereikt. In een noodsituatie kunnen veersterren gedurende zeer korte tijd zelfs zwemmen. Door het maken van heftige armbewegingen verheffen zij zich van het substraat en komen ze bij elke slag wel een meter of meer vooruit. Anders dan bij de meeste andere stekelhuidigen is de mond van veersterren nooit naar het substraat gekeerd. Worden ze met de mondopening op de ondergrond gelegd, dan zullen ze zich altijd in korte tijd weer omkeren.


  haarster Palau

Op jacht
Veersterren leven van plankton en ronddrijvende micro-organismen zoals kiezelwieren, dinoflagellaten, kreeftelarven, vlokreeftjes, maar ook detritus. Om al dit voedsel te bemachtigen gaan de veersterren meestal tijdens de schemering en de nachtelijke uren op jacht. Overdag houden ze zich gewoonlijk schuil in spleten, holen en onder overhangen. Als we hen overdag toch tegenkomen, hebben zij hun armen meestal opgerold. Als het donker begint te worden kruipen ze tevoorschijn. Hierbij ontrollen ze hun armen, om zoveel mogelijk voedsel te kunnen bemachtigen. Het liefst staan ze dan op een vooruitstekende plek in de stroming. Alles wat aan eetbaars langkomt blijft kleven aan kleine stukjes slijm, die de vangarmpjes door samentrekking van spieren uit hun kliercellen stoten. Het voedsel wordt in de groeven opgevangen en door trilhaartjes naar de mond getransporteerd. Veersterren zijn dus passieve jagers en voor het verkrijgen van hun voedsel geheel afhankelijk van de stroming. Deze mag niet te sterk zijn: ze geven de voorkeur aan water dat zacht of hoogstens matig stroomt. Is de stroming te sterk dan blijft het voedsel onvoldoende kleven en in hevige stroming zouden deze kwetsbare dieren zelfs beschadigd kunnen raken.


  haarster Sabang

Bij veersterren is het geslacht gescheiden. Er zijn dus mannelijke en vrouwelijke exemplaren. In het algemeen is de voortplanting het hele jaar door mogelijk. De geslachtscellen ontwikkelen zich in de pinnulae. Als deze openbarsten komen de eitjes en het sperma in het open water, waar ze zich met elkaar vermengen en de bevruchting plaatsvindt.


  haarster Sabang

Parasieten
Veersterren bieden vaak onderdak aan allerlei commensalen en parasieten. Onder de eerstgenoemde bevinden zich visjes en kreeftachtigen (garnalen). Deze nemen vaak de kleur van hun gastheer aan en zijn dan haast niet te onderscheiden. Ook andere stekelhuidigen zoals de slangster worden op veersterren aangetroffen. Als commensalen doen zij hun gastheer geen kwaad, maar profiteren zij van het voedsel en de bescherming dat hij hun biedt. Het aantal commensalen op één veerster bedraagt soms enkele tientallen. Onder de parasieten bevinden zich kreeftachtigen, maar vooral borstelwormen. Deze kunnen in de huid woekeringen veroorzaken of ze leven in het inwendige van hun gastheer. Maar de meest schadelijke parasieten zijn kleine slakjes. Deze boren zich met hun slurf een weg door de skeletplaten en eten dan de weke delen van de veerster.
Dit leidt echter nooit tot de dood van het dier.


  Haarster met symbiosevisje

Veersterren hebben een groot regeneratievermogen. Vaak worden exemplaren waargenomen waarbij armen, cirren en zelfs de mondschijf en darmen zijn verdwenen. Omdat veersterren een zeer fragiele verschijning zijn, kunnen ze door kwetsuren en zelfs verslechterende levensomstandigheden lichaamsdelen afstoten of verliezen. Bij een intact zenuwstelsel zijn ze in staat deze afwezige lichaamsdelen te vernieuwen, zij het dat de nieuwe delen nooit zo goed worden als de oude.

 
  Veersterren worden ook wel haarsterren genoemd                                             haarster Tubataha

Divers pluimage
Veersterren en zeelelies komen alleen in zout water voor.
De meeste soorten worden in tropische kustwateren aangetroffen, maar ook in koude wateren en zelfs in de poolgebieden zijn ze te vinden. Er zijn diepzeesoorten, hoofdzakelijk zeelelies, die op een diepte van enkele kilometers zijn waargenomen. De populatiedichtheid kan op bepaalde plaatsen bijzonder groot zijn. Veersterren en zeelelies vertonen met hun vele honderden soorten een grote variatie.


  haarster Musandam

De uitdrukking ‘vogels van diverse pluimage’ is niet alleen op hen, maar ook op ons duikers van toepassing. Onze sport kent beoefenaars met een zeer verschillende achtergrond, gewoonten en gebruiken. Zij kunnen worden ondergebracht onder één noemer: hun liefde voor de natuur onder water en de duiksport die hen in staat stelt deze te beleven en te bewonderen.

Inloggen Registreren

Uw account aanmelden

Gebruikersnaam *
Paswoord *
Onthoud mij

Account aanmaken

Velden met een sterretje (*) zijn verplicht.
Naam *
Gebruikersnaam *
Paswoord *
Herhaal paswoord *
E-mail *
Herhaal e-mail *

Foto van de maand

Centropyge Foto Tanne Hoff

Een koppel Rainfordia opercularis in het kweekaquarium van De Jong Marinelife tijdens het bezoek van het ReefSecrets-team in april 2012

Foto: Patrick Scholberg