Portaalsite voor de échte zeeaquariaan

Zoeken op de site

De Luciferanemoon (Condylactis gigantea)

De Luciferanemoon (Condylactis gigantea)

Tekst en foto's: Jacques van Ommen

 

Condylactis gigantea

 
 
 
 

Indeling

   

Stam:

Cnidaria

Klasse:

Anthozoa

Order:

Actiniaria

Familie:

Actiniidae

Geslacht:

Condylactis

Soort:

C. gigantea

 
 

Condylactis gigantea is een tropische anemoon die voorkomt op ondiepe riffen en in andere ondiepe kustgebieden in de Caribische zee. In het bijzonder in de West- Indische en de westelijke Atlantische Oceaan inclusief Zuid Florida tot aan de Florida Keys. Je vindt ze in rotsspleten en op harde ondergrond in lagunes, havens of in binnenriffen, alleenstaand of in losse groepen, maar nooit als kolonies. Deze anemonen kunnen voorkomen tot een diepte van ongeveer dertig meter in licht stromend water met een temperatuur van 20 tot 24 graden Celsius. De tentakels kunnen afmetingen bereiken tot ongeveer 15 cm, zijn prachtig gekleurd en meestal voorzien van een paarse punt.

Deze anemoon is in Nederland bekend onder de namen Caribische zeeanemoon, luciferanemoon en Florida-anemoon.

Het is één van de grootste en meest spectaculaire anemoon uit het Caraibisch gebied

Condylactis gigantea speelt een belangrijke rol in het verstrekken van onderdak aan een verscheidenheid van in symbiose levende dieren. Symbiosepartners zijn o.a. Periclimenis pedersoni, Periclimenis yucatanius, Thor amboinensis en andere kreeftachtigen.

In de literatuur staat vermeld dat deze dieren een sterke verlichting prefereren. Maar wat is sterk? Op een diepte van 35 meter leven deze dieren onder andere lichtomstandigheden dan op bv. 5 meter. Om een indruk te geven, in mijn aquarium staan ze onder 8 T5 lampen van 80 watt waarvan er 6 tegelijkertijd branden. Toen ze boven in de bak stonden liepen ze weg. En nu ze beneden staan hebben ze hun plaats gevonden onder twee 15000 K lampen en twee 20000 K (blauw) lampen waarvan een 15000 K lamp en een 20000 K lamp slechts 6 uren branden. Voor wat de waterbeweging betreft vermeldt de literatuur een middelmatige stroming. Bij de exemplaren die bij mij in een wat sterkere stroming staan zodat de tentakels (om en om) plat liggen, zijn de tentakels langer en dunner dan die van die exemplaren die bij mij meer in de luwte staan.

 

Sterke stroming zorgt voor langere tentakels.

 

Deze anemoon is vanaf boven in mijn aquarium naar deze plek gekropen. Hij staat nu uit de stroming en heeft dikkere tentakels. Ze kunnen zich ingraven wanneer ze in het zand op een harde ondergrond staan.

 

Vermeerderen 

De luciferanemoon vermeerdert zich in het Caribische gebied het sterkst in de maand mei maar ook in de rest van het jaar, zij het dan op een lager niveau.

De luciferanemoon kan zich niet delen maar is over het algemeen tweehuizig, (wat betekent dat een groep uit verschillende mannelijke en vrouwelijke individuele organismen of kolonie bestaat. Een kolonie bevat alleen mannelijke of vrouwelijke individuen.)

Tweehuizigheid (dioecisch) is een methode die zelfbevruchting uitsluit en allogamie bevordert (uitkruising) en heeft derhalve de neiging om de vorming van recessieve schadelijke mutaties die aanwezig zijn in een populatie te verminderen.

Ook zijn deze anemonen af en toe hermafrodiet, dit betekent dat ze zowel de mannelijke als de vrouwelijke geslachtsorganen bezitten. Hij heeft een sexratio van 1 (de verhouding mannelijk tot vrouwelijk is gelijk).

De  meest algemene reproductie  bij de Caribische zeeanemoon is vergelijkbaar met die van een zoutwatervis; dat wil zeggen dat de bevruchting buiten het lichaam plaatsvindt. Het succes van deze externe bevruchting is afhankelijk van de nabijheid van afzonderlijke anemonen. De vermeerdering geschiedt via het uitstoten van eitjes die in het water bevrucht worden door het tegelijkertijd vrijgekomen sperma. De bevruchting leidt tot een larve van de planula, die is ontstaan uit voedingsstoffen van de dooier. Deze planula-larve kan op de zeebodem een voetschijf ontwikkelen en uitgroeien tot een volwaardige anemoon. 

 

Uiterlijke kenmerken. 

Deze Caribische anemoon is ongeveer 15 cm hoog en 30 cm breed, waardoor de schijfdiameter in de natuur, ongeveer 40 cm kan bedragen. De anemoon kan verschillende kleuren hebben, variërend van wit, lichtblauw, roze, paars, oranje, bleekrood, tot groen of lichtbruin. In de meeste gevallen zijn de tentakels voorzien van duidelijke doorgaans paars-rood gekleurde of soms bijna onzichtbaar tentakelpunten. Daar komt dan ook de Nederlandse naam Luciferanemoon vandaan. De mond is omgeven door 100 of meer tentakels. Deze tentakels verschillen per individu en de meestal paarse of roze tentakeluiteinden kunnen fel gekleurd zijn of zelfs bijna onzichtbaar van kleur. De voet kan helderrood zijn maar ook vuilwit. De meest bekende kleurcombinatie is licht grijsbruin met paars-rode tentakeltoppen. Deze kleur werd het meest geïmporteerd. Gelukkig komen de andere kleurvariëteiten nu ook steeds meer binnen. Ik heb onlangs bij Diebo in Nieuwegein verschillende prachtig gekleurde exemplaren gezien die in een speciaal anemonenbakje worden gehouden. Helaas was het licht boven het aquarium te blauw om de kleuren duidelijk te kunnen zien.

 Aquariumopname Diebo

Zoals bij de meeste anemonen het geval is, moeten ook deze anemonen op een voor hen geschikte plaats staan om niet weg te lopen. Dus niet eigenwijs zijn en zelf bepalen waar u deze dieren en andere anemonen wilt zetten. De anemoon is eigenwijzer en u verliest het toch. Ik verzorg al ruim dertig jaar anemonen en ben regelmatig tegen het plafond gesprongen als de nieuwe aanschaf van mening was dat hij of zij een betere plaats kon vinden. Eigenlijk zijn anemonen dieren voor een speciaalaquarium maar dat geldt natuurlijk voor de meeste dieren. Wij willen dat niet weten en blijven eigenwijs. Toch met geduld en met aanpassen, lees verplaatsen van andere aquariumdieren, lukt het om te kunnen genieten van deze prachtige dieren zonder in het psychologisch observatiecentrum te komen.  Maar sterke zenuwen zijn wel nodig. Sterke verandering van stroming en/of belichting kan ervoor zorgen dat anemonen van plaats veranderen. Maar ondanks alles ben en blijf ik een anemonenliefhebber. Ik heb dan ook geen showaquarium waar alle dieren netjes op die plaats staan waar de eigenaar dat wil. Bij mij staan ze op die plaats die voor het dier de beste optie is. Ik heb een bak om van te leren én te genieten. Anemonen kunnen altijd van plaats veranderen (hoewel de meesten bij mij maanden tot jaren op dezelfde plaats zijn blijven staan). Ze hebben een eigen wil en zijn net zo eigenwijs als ik. Maar ik kan tegen mijn verlies. Ze mogen hun plek uitzoeken en ik stuur ze een beetje bij. Het is daarom ook belangrijk om te weten waar de nieuw aangekochte anemonen in de natuur gedijden. Heeft u die kennis niet dan kunt u ze ook niet alvast op die meest geschikte plaats zetten die u voor deze diertjes in uw bak gecreëerd heeft. Helaas kunt u niet exact weten op welke diepte de aanschaf heeft geleefd (licht en temperatuur) en onder welke stroming en wordt het in de meeste gevallen toch uitproberen.

 

Ik ben in het gelukkige bezit van twee paarse exemplaren, en een driekleurig exemplaar met paarse tentakelpunten. De voet van de tentakels is lichtpaars, dan gaat de kleur over naar groen en aan het einde van de tentakels de paarse punten. (zie onderstaande foto).

Leefwijze.

De luciferanemoon leeft een vastzittend bestaan (onder optimale omstandigheden) maar kan ook, zij het heel geleidelijk, van plaats veranderen. Het heeft zoals de meeste anemonen een netelende tentakelkrans. Zoals veel anemonen kan ook deze anemoon zich helemaal intrekken tot een fractie van zijn/haar grootte, zodat ze zich ook op deze manier kan beschermen tegen aanvallers.

Deze Caribische anemonen hebben nog een andere, meer effectieve verdediging in hun nematocystes. Dit zijn de grote capsules in gespecialiseerde cellen in de tentakels van neteldieren zoals koralen, kwallen en dus anemonen, met daarin draadvormige buisjes die een giftige steek kunnen toedienen aan prooien of roofdieren.

De tentakels van deze Caribische zeeanemonen zijn gevuld  met dergelijke nematocysts. Wanneer aangeraakt, ontploffen de capsules en spietsen de neteldraden als het ware de aanvaller. Het gif dat dan ontladen is, veroorzaakt pijn en verlamming. In mijn bakken heb ik trouwens meer last van de netelwerking afkomstig van de rode tepelanemonen.

De luciferanemoon kan redelijk agressief zijn tegenover andere aquariumdieren en vecht als het ware, zoals bij de meest anemonen het geval is, om een plaats in het aquarium. In de praktijk valt het allemaal nogal mee maar het is toch ook een punt om rekening mee te houden. U zou zomaar uw exclusieve steenkoraal met het gouden randje kwijt kunnen raken in een gevecht met de luciferanemoon.

In het aquarium kunt u het garnaaltje Periclimenes yucatanicus als symbiosebewoner aan de anemoon toevoegen. Niet verwarren met de P. brevicarpalis die veel geïmporteerd wordt. Deze garnaal hoort niet in deze Caribische anemoon thuis. De P. brevicarpalis garnaal woont in mijn aquaria in de tapijtanemonen, Stichodactyla (niet de minitapijtanemoon) en Heteractis. Ze zijn nog nooit overgestapt naar de luciferanemonen.

 Groen exemplaar met symbiosegarnaaltjes. Er bestaan ook groene exemplaren met paarse tentakelpunten.  Een prachtige kleurencombinatie. Foto: MarineBio

Voeding

De luciferanemoon is een echte carnivoor en zijn diner bestaat uit vis, mosselen, garnalen, zoöplankton en zeewormen. Houd wel rekening met het feit dat een anemoon voor het grootste gedeelte uit water bestaat. Wanneer het zich heeft ingetrokken ziet u de vaste massa. Denk daar bij het voeren aan en geef die hoeveelheid voedsel die past bij de vaste massa. De meeste ‘onervaren’ liefhebbers geven anemonen teveel voedsel, te vaak en in te grote brokken. Later zal het onverteerde voedsel worden uitgebraakt en het aquarium vervuilen.

De anemonen die o.a. van de zoöxanthellen leven worden in mijn bakken slechts af en toe een beetje bijgevoerd met een kleine hoeveelheid artemia, mysis of krill die ik via een voederspuit toebreng. Als u vissen voert komt er ook voedsel in de anemonen terecht. Andere anemonen die minder of helemaal niet afhankelijk zijn van zoöxanthellen voer ik iedere week met een grotere portie, afhankelijk van de afmeting van de anemoon. Ook gebruik ik regelmatig kleine regenwormen.

Bent u verstandig (natuurlijk bent u dat) en ook een anemonenliefhebber/ster, verzorg deze prachtige dieren dan in een speciaalaquarium met bv als medebewoners vissen, garnalen, zeesterren, heremietkreeften en zee-egels. Ook kunnen de meeste softkoralen tegen een stootje en kunt u deze er gerust bij plaatsen.

Bent u een eigenwijze liefhebber (zoals ik) die het niet zo nodig vindt om een statisch aquarium te verzorgen met dieren die op een bepaalde plaats moeten staan omdat de bak een showbak moet zijn  met dure koralen die vooral op anderen een grote indruk moeten maken, probeer dan rustig eens een anemoon in uw (niet speciaal) bak te verzorgen. Ze zijn zo mooi en brengen kleur én beweging in de bak.

U moet hem/haar wel in de gaten houden, ze willen wel eens zonder bij mij bekende reden van plaats veranderen, maar u als liefhebber houdt toch al altijd uw dieren in de gaten, nietwaar?

Heeft u vragen over de verzorging van anemonen neem dan gerust contact met mij op. Ik help u graag aan ervaringsinfo. Kijk eens op Google afbeeldingen om de kleurvariëteiten te kunnen zien.

Jacques van Ommen

www.zeeaquarium.me

 

 

Mijn ervaringen met zeesterren in het aquarium

Mijn ervaringen met zeesterren in het aquarium

Tekst en foto's: Jacques van Ommen (www.zeeaquarium.me)

Zeesterren zijn verwant aan zeekomkommers, slangsterren, zee-egels en zeelelies.
Er zijn ongeveer 1900 verschillende soorten zeesterren beschreven. Zeesterren zijn ingedeeld in acht ordes en ongeveer veertig families. Zeesterren en slangsterren stammen af van een enkele groep, de onderstam Asterozoa

Afbeeldingen uit eigen aquarium

Zeesterren (Asteroidea) zijn een groep van dieren die behoren tot de stekelhuidigen.
Het lichaam van de zeester bestaat uit een centrale schijf en vijf of meer langwerpige uitsteeksels die armen worden genoemd. De centrale schijf omvat de maag, met de mondopening aan de onderzijde. In het geval dat de zeester een anus heeft, ligt deze aan de bovenzijde. Het uiterlijk loopt per soort uiteen. Zo zijn soorten bekend met een vijftal armen maar ook met veel meer. Er zijn naast de vele bruin-
grijze ook rode, blauwe, paarse en zelfs geelachtige soorten. Sommige soorten hebben stekels, andere zijn glad. Aan de onderkant van de armen bevinden zich buisvoetjes met kleverige napjes waarmee de zeester zich kan verplaatsen en zich vast kan houden. Verder bevat elke arm delen van het maagdarmstelsel en de geslachtsorganen. Deze maag kan buiten het lichaam voedsel opnemen. De ster stulpt de maag over het  voedsel heen en verteert het voedsel buiten het lichaam. Zeesterren vormen een van de grootste groepen van stekelhuidigen. Er zijn ongeveer naast de reeds bekende uitgestorven dieren, zo’n 1900 soorten bekend volgens mijn informatie.

Zeesterren paren niet maar laten hun geslachtscellen vrij in het zeewater. Van sommige soorten is het bekend dat ze een vorm van broedzorg kennen. De larven van de zeester doorlopen verschillende ontwikkelingsstadia voordat ze veranderen in een kleine zeester Regeneratie van zeesterren is zeer sterk. Wanneer een zeester een arm kwijtraakt kan er weer een nieuwe arm aangroeien, soms meerdere. De ademhaling vindt plaats via de armen. De meeste soorten zijn roofdieren en kunnen bijvoorbeeld mosselen en andere tweekleppige verorberen. De roofzuchtige zijn eenvoudiger te houden dan de andere soorten. Zeesterren komen over de gehele wereld voor, in getijdengebieden maar ook in de diepere gedeelten van de zee. Er zijn geen zoetwater zeesterren bekend. Ik denk dat Asterias rubens de onder ons (in Nederland en België) meest bekende soort is, die een doorsnede tot 50 centimeter kan bereiken en langs de Belgische en Nederlandse kust heel algemeen is. De aan onze kusten aangespoelde exemplaren zijn meestaal jonge exemplaren met een doorsnede van hoogstens zo’n 15/20 cm. Deze zeesterren heb ik vaak levend aangetroffen bij laag water in poeltjes en tussen stenen. Ik zocht ze vroeger bij de Honds Bosse zeewering en tussen de stenen van de golfbrekers.

Asterias rubens

Asterias rubens De meest algemeen voorkomende zeester langs onze kusten. Je vindt ze vaak op mosselbanken en in de poeltjes op strekdammen en zeedijken, waar groepjes mosselen zitten. Ze komen voor tot op ruim 600 meter diepte. Deze dieren kunnen schelpdieren openen door hun constante kracht die de sluitspier van het schelpdier kan vermoeien zodat het schelpdier open getrokken kan worden en de zeester zijn/haar maag naar binnen in het schelpdier in kan brengen om op die manier het weke gedeelte van het schelpdier te kunnen consumeren.
In ongeveer 1970 ben ik begonnen met een Noordzee aquarium. Zelf verzamelen van dieren langs onze kusten was toen nog goed mogelijk. De oranjerode Asterias rubens was toen nog veelvuldig te vinden. Nu zie je weinig dieren meer.

Dit werd mijn eerste kennismaking met de zeesterren. Later verving ik mijn Noordzee aquarium door een Middellandse zee aquarium en kwamen de Noordelijke IJszeester (Marthasterias glacialis), de Rode zeester (Echiniaster) en de onregelmatige zeester (Coscinasterias tenuispia) in beeld. Deze dieren verzamelde ik langs de kusten van Zuid Frankrijk, Spanje en het toenmalige Joegoslavië.

 

Noordelijke IJszeester (Marthasterias glacialis)                                                                                                            Echiniaster

Zelf verzamelen was nog steeds de manier voor mij om een zeeaquarium in te richten. In 1975 werd ik lid van de zeeaquarium vereniging Cerianthus en begon ik naast mijn Middellandse zee aquarium een tropisch zeeaquarium te verzorgen. Zeesterren uit de tropen werden toen heel sporadisch ingevoerd. We waren net het stadium van de gebleekte koralen gepasseerd en de meeste geïmporteerde zeesterren waren slecht tot bijna niet houdbaar. Mijn eerste pogingen om tropische zeesterren te houden waren dan ook niet erg succesvol. Tot op heden heb ik nooit moeilijkheden ondervonden met het houden van zeesterren, voornamelijk omdat de door mij gehouden exemplaren (met uitzondering van de Echiniaster) roofdieren waren die praktisch van alles aten. Door de jaren heen had ik natuurlijk ervaring opgedaan en lukte het mij nu ook de niet rovende zeesterren steeds langer in leven te houden. De bekende kamzeesterren en brokkelsterren gaven geen problemen want die aten ook praktisch van alles maar die prachtige rode en blauwe dieren waren zorgenkindjes. Heden ten dage is dat voor veel liefhebbers nog steeds zo.
Ondanks het feit dat deze groep dieren niet eenvoudig te houden zijn wil ik toch een lans breken voor het houden van deze prachtige dieren. De mensen die mij kennen weten dat ik geen liefhebber ben van een statisch showaquarium zoals tegenwoordig veel wordt gehouden. De bekende steenkoralenbakken zijn niets voor mij. Ik wil leven in de brouwerij en dus heb ik altijd krabben, heremietkreeften, slakken, garnalen en zeesterren in mij aquaria verzorgd. Deze dieren zijn niet altijd geschikt voor een steenkoralenbak.
Dat ik nu redelijk succesvol ben met net houden van deze dieren heeft waarschijnlijk voor een groot deel te maken met het feit dat ik zelf geen schoon steriel aquarium wil hebben. Mijn aquarium is ”vuil”. Dat wil zeggen dat ik geen detritus afzuig en voor zover mogelijk, sponzen, algen en wieren laat groeien. Mijn nitraat waarden waren in het verleden, voordat ik mijn VOF in bedrijf had, soms aan de hoge kant maar dat had geen zichtbare negatieve invloed op de gezondheid van de dieren. In mijn bakken, ik beperk me nu even tot de zeesterren, leefden en leven de bekende kleine en grotere (Ganzenvoet) sterren, de kleine en grote brokkel sterren samen met de rode en de blauwe” gladde” sterren. Ook heb ik de kamsterren jaren mogen verzorgen maar omdat ik ook doopvontschelpen wilde houden is dat geen optie meer. Ik beperk mij in dit artikeltje tot de meest geïmporteerde zeesterren waar ik ervaring mee heb en die redelijk eenvoudig te houden zijn plus die kleine sterretjes die je er vanzelf bijkrijgt.
Ik begin maar met wat wij gemakshalve het Ganzevoetje noemen. De meest eenvoudige te houden zeester. Ik denk dat iedereen deze diertjes wel eens in zijn bak heeft gehad of nog heeft. Deze diertjes komen met de importen mee evenals de kleine brokkel zeesterren en bevolken het aquarium in een mum van tijd. Ze leven (waarschijnlijk) van algen detritus en bacteriën. Op de afbeeldingen kunt u zien dat de aantallen groot zijn maar ook de afmetingen van sommige exemplaren mogen er zijn. Omdat er veel soorten zijn en niet alle soorten op naam zijn gebracht valt het niet mee om deze kleine sterretjes, en dat geldt ook voor de kleine brokkelsterren, op naam te brengen. Ik gebruik dan ook maar een Nederlandse algemeen gebruikte benaming, Ganzenvoetje. In mijn aquaria leven verschillende soorten. Ook nog een grotere soort die ik geen Ganzenvoetje wil noemen maar die ik niet kan benoemen. Zie afbeelding.

Aquilonastra conandae
Aquilonastra conandae is een vijfarmige zeester uit de familie Asterinidae. Dit sterretje wordt in mijn bak 1½ cm groot. Het kleintje hieronder een andere soort ongeveer ½cm.

Dit kleine sterretje heeft meestal zes armen.

Waarschijnlijk Cryptasterina sp uit de Asterinidae familie. In mijn bak tot ½cm groot. Deze dieren zijn praktisch niet uit te roeien en waarom zou u dat doen?
Deze dieren komen binnen met het levend steen en koralen. In een mum van tijd hebben ze het aquarium bevolkt en kunt u, mits u de juiste omstandigheden kan bieden, honderden exemplaren zien. Wanneer ik mijn voorruit een paar dagen niet schoon gemaakt heb en er een groene waas op verschijnt is het feest voor deze kussensterretjes. De gehele ruit zit dan vol. Dat geldt ook voor het wieren gedeelte van mijn VOF.

Ik hoor wel eens in de wandelgangen dat deze dieren voor bepaalde lagere dieren schadelijk kunnen zijn. Zelf heb ik die ervaring niet in mijn bijna veertig jaar aquarium houden. Maar ik verzorg maar weinig soorten steenkoraal.

De brokkelster klein (Slangster)

Deze kleine brokkelsterren leven in het steen en laten slechts hun armen zien. Wanneer ik ‘s nachts kijk zie ik een zee van armen uit het steen steken maar ook lopende exemplaren. Af en toe lopen ze zichtbaar over o.a. de voorruit en zijn ze duidelijker te zien. Soms, ik weet niet wat de oorzaak is, laten ze zich los en zie je in de nacht door het water zweven. Hier en daar ziet u ook het “Ganzevoetje”.

Deze foto heb ik genomen na het voeren van de vissen. Brokkelsterren vallen onder de slangsterren maar zijn ‘behaard’ en de armen zijn kwetsbaarder. Dat wil zeggen, ze breken eerder af. Slangsterren hebben geen voetjes aan de armen om zich vast te klemmen. Ook deze kleine brokkelsterren komen binnen met het levend steen en koralen en bevolken uw aquarium met honderden exemplaren als u de juiste omstandigheden biedt. Deze klein blijvende brokkelsterren ziet u niet vaak op de ruiten van het aquarium. Maar uit de gaatjes en spleten van de stenen ziet u hun armpjes uitsteken om voedsel te vangen. Veel zullen ze niet vangen maar toch vermenigvuldigen ze zich snel. Waarschijnlijk zijn het ook bacterie en/of detritus eters en hebben een “vuile” bak nodig. Ik heb al meermaals mogen meemaken dat deze dieren zich ‘s avonds, als de verlichting uit is, loslaten en zich op de stroming mee laten voeren. Waarom? Misschien om een andere plaats te vinden en zo inteelt te voorkomen? Ik doe maar een gok. Ondanks het feit dat ik in mijn tweemeter bak acht Cerianthussen huisvest en er ook nog een aantal tapijt- en andere anemonen, leven er nog steeds honderden exemplaren. Wanneer ik ‘s nachts kijk zie ik een zee van armen uit het steen steken maar ook lopende exemplaren. De grotere brokkelsterren die regelmatig geïmporteerd worden leveren ook geen echte problemen op als u ze regelmatig bijvoert met bv een voedseltablet, stukje garnaal, mossel enz. De grotere exemplaren kunnen ‘s nacht wel eens een slapende vis verschalken maar dat gebeurt zelden Een gezonde vis kan waarschijnlijk zichzelf uit de armen bevrijden. Ook deze sterren zijn voornamelijk nachtdieren. Afgebroken en/of beschadigde armen groeien gewoon weer aan of verder.

De brokkel zeester groot ( Slangster)

De brokkelster heeft naar verhouding een veel kleinere schijf en veel grotere armen dan de slangster. Ze kunnen allerlei fraaie kleuren hebben. Met de ruig bestekelde armen filtert het dier plankton uit het zeewater maar het kan ook voedsel van het substraat verzamelen. Met de echte brokkel zeesterren die meestal in de bruine kleur binnen komen heb ik geen slechte ervaringen. Ook prima houdbaar onder de juiste omstandigheden.

De slangster.

Deze sterren worden slangsterren genoemd omdat deze dieren geen zuignapvoetjes hebben maar slangachtige armen. Ze leven voornamelijk op de bodem van de zee.
Deze rode en groene slangsterren zijn het meest bekend en worden regelmatig ingevoerd. Ze zijn prima houdbaar en ook goed te voeren met praktisch van alles. Ook voedertabletten nemen ze graag aan. Houd er rekening mee dat deze dieren in een gemiddeld aquarium dertig tot zestig cm groot kunnen worden en ‘s nachts slapende vissen tot prooi kunnen maken.

 
Ophiarachna incrassata Vooral met de groene zeesterren moet u voorzichtig wezen. Mijn ervaring met dit prima houdbaar dier is dat het een rover is die, wanneer het een groot exemplaar betreft, ‘s nachts slapende vissen kan grijpen.

De Kamster (Protoreaster)

 

Protoreaster linckii

Ook een makkelijk te houden ster is de Kamzeester. Ik heb rode, roodwitte en groene exemplaren in mijn aquaria verzorgd. Dit zijn echter wel dieren waar u rekening mee moet houden. Het zijn veelvraten die ook kunnen roven. Deze groep behoort eigenlijk in een bijzonder aquarium. Het zijn rovers en veelvraten. Ze eten schelpdieren (kleine doopvont) en soms ook diverse kleine oortjes en poliepen. Dit laatste kunt u voor het grootste gedeelte voorkomen door ze niet te hongerig te laten worden. Ik heb in mijn gemengde bakken exemplaren tot ruim 15 cm jaren prima kunnen houden zonder dat ze schade aanrichten. Maar nogmaals dat hangt af van de levende inhoud van uw aquarium. Doopvontschelpen zijn een prooi voor deze dieren en ook heb ik ook wel eens beschadigde oor gezien waar een ster vanaf kwam. De groene Pentaceraster mammilatus (Groene noppen zeester) schijnt het minst vraatzuchtig te zijn. Ik voer ze met mosselen, garnalen en stukjes vis. Het zijn sterke dieren die ook los gestapelde stenen kunnen omverwerpen. Dus nogmaals eigenlijk dieren voor een speciaal aquarium. Bij mij trekken ze zich niets aan van de tapijtanemonen en Cerianthussen. Ze “snuffelen’ er even aan en gaan dan weer hun eigen weg.

De blauwe zeester. (Linckia laevigata)

Boven de linkerarm van de blauwe zeester ziet u een geelbruin zeesterretje dat meestel zes armen heeft en nu slechts vier. Wordt 1½ cm groot. Onder de rechter arm ziet u de kleine blauwe zeesterretjes. Deze soort wordt ½ cm groot en heeft een rode vlek in het midden van hun schijf. Zie mijn andere foto’s.


Deze prachtige blauwe sterren zijn in een schone gezelschapsbak moeilijk tot niet houdbaar. Het zijn dieren die waarschijnlijk leven van detritus, algen en bacteriën. In mijn “vuile” bakken doen ze het redelijk goed, ondanks mijn Cerianthussen en anemonen, maar ze blijven kwetsbaar. Wanneer ze witte vlekjes gaan vertonen of er gaten in de armen ontstaan is dat meestal het begin van het einde.

Hier ziet u duidelijk de verhoudingen qua grootte. Op de rechterhoek van de steen zit een exemplaar van een soort die anderhalve cm groot is/wordt en daaronder de kleintjes van een halve cm.

Op deze afbeelding ziet u de blauwe zeester maar ook als u goed kijkt ook tientallen heel kleine sterretjes. Is het geen mooie combinatie deze blauwe zeester voor de blauwe tapijtanemoon? Mooie kleuren zijn niet slechts voorbehouden aan een steenkoralen bak. Ik kijk er elke dag naar.

Hier ziet u duidelijk een beschadiging. Het loslaten van de opperhuid is vaak het begin van het einde.

Bij deze zeester is de beschadiging genezen na een paar weken doorgebracht te hebben in mijn kweekbak met een laag detritus, stenen en een zandlaag van ongeveer 15 jaar oud gefilterd door het VOF.

Ik heb deze aandoening eens kunnen genezen door zo’n aangetast exemplaar in mijn kweekbak te zetten. Mijn kweekbak heeft op bepaalde gedeelten een dikke detritus laag. Ook groeien er veel algen en sponzen in die bak de gefilterd wordt door het VOF (zie www.zeeaquarium.me pagina; Het algen/wierenfilter.) zonder verdere apparatuur en/of toevoegingen. In de nacht is onder andere de voorruit vol leven. Dit laatste geldt trouwens ook, in wat mindere mate, voor mijn twee meter aquarium dat ook al tientallen jaren “slechts “ op het VOF draait.

De rode zeester.

Het verhaal hierboven over het houden van de blauwe zeester gaat ook op voor deze prachtige tropische rode soort. Ik heb zelf meerdere vergelijkbare soorten gehouden maar die komen minder vaak binnen en zijn ook meer geschikt voor een speciaal bak.

De meeste, en mijn inziens, de mooiste zeesterren vallen onder de familie Ophidiasteridae die bestaat uit 30 soorten De L. laevigata (blauwe zeester) wordt regelmatig geïmporteerd en is een veilige bewoner voor een lagere dieren aquarium. Bij mijn weten worden er geen beschadigingen aan lagere dieren aangebracht. Dit gegeven geldt ook voor de rode exemplaren en de kleinere sterren met een zwart uiteinde aan de armen. Deze sterren zie je helaas niet veel, het zijn denk ik meer nachtdieren. Omdat het voedsel waarschijnlijk hoofdzakelijk uit microscopisch kleine algen en diertjes bestaat is het dus aan te raden de dieren in een gerijpt (vuil) aquarium te plaatsen waar ze voldoende voedsel kunnen vinden. Ik weet niet wat de normale levensduur is van deze dieren maar in mijn bakken zijn de rode en de blauwe zeesterren nooit langer in leven gebleven dan 1 tot 1½ jaar. Ik heb nooit een volgroeid exemplaar in mijn bak verzorgd en de kleinere exemplaren hebben in mijn bakken nooit die afmetingen bereikt die ze in de natuur kunnen bereiken.( 30 cm).Dat zegt natuurlijk ook niet alles want veel dieren zullen in het aquarium nooit die afmetingen bereiken die in de natuur normaal zijn. De L. laevigata kan zich, zoals veel zeesterren, vermenigvuldigen door een arm af te werpen. Uit die arm kan dan weer een nieuw individu uitgroeien. De afgeworpen arm groeit ook weer aan.

De rode en blauwe zeester is dus een wat moeilijk houdbaar dier. Voordat ik van mijn geloof afviel en nog een schoon aquarium had kon ik deze dieren dan ook niet lang in leven houden . Na verloop van tijd werden ze zwakker en ontstonden beschadigingen in de vorm van witte vlekjes en loslatend opperhuid. Deze beschadigingen genazen niet meer, er kwamen planaria op de armen en ze kwijnden weg. Sinds ik een vuile bak heb kom ik deze problemen bijna niet meer tegen. U moet wel zeker zijn van het feit dat u een gezond en liefst en klein exemplaar aanschaft.

Het dier moet dikke ronde armen hebben en geen beschadigingen. Een brokkelster en ook in mindere mate de kamster kan wel een beschadiging verwerken. Ook is het niet verstandig het dier onnodig uit het water te halen. Wanneer dat toch moet dan omgekeerd in het aquarium terug plaatsen. Dit i.v.m. een eventuele luchtbel in “ de mond “ die kan achter blijven na het terugplaatsen in het water. Dit geldt trouwens niet alleen voor zeesterren maar ook voor zee-egels.

Helaas, in tegenstelling tot de hiervoor besproken sterren, zijn deze rode en blauwe sterren zoals gememoreerd kwetsbaar en zijn de meeste exemplaren al verzwakt bij de handel o.a. door de verkeerde behandeling en gebrek aan voedsel. Wanneer u bij aankoop twijfelt over de conditie van het dier kijk dan naar de hechting van het dier. Is dat voelbaar of ligt het dier als het ware los. De hechting is veel zwakker dan bv bij de kamsterren maar je moet iets van weerstand voelen. Leg het dier ondersteboven en kijk of het reageert. Bekijk de “mond” en de rest van het dier goed en controleer het dier op beschadigingen. Een beschadiging betekent bijna altijd de dood. De kleine rode zeester met een donker uiteinde aan de armen is qua verzorging en behandeling gelijk aan deze rode en blauwe exemplaren.

Archaster angulatus, de zand zevende zeester


De optimale zandlaag moet bestaan uit fijn koraalzand van een centimeter of tien.


Ik mag natuurlijk de meest gehouden zeester niet overslaan, Wie kent Archaster angulatus, de zand zevende zeester niet. Veel aquarianen die een dikkere zandlaag (10 cm) in de bak hebben zoals ondergetekende bijvoorbeeld, gebruiken o.a. de zand zevende zeester om het zand wat los te houden. Een goede zaak als u geen in het zand slapende vissen of slakken heeft.

Helaas hebben veel aquarianen een (te) dunne zandlaag om deze dieren van voldoende voedsel te kunnen voorzien. Men moet dus meestal bijvoeren. Er bestaat een denkbeeld, m.i. een fabel, dat een zandlaag in het aquarium slechts van esthetisch belang is en een negatieve werking op het aquarium heeft. Ik gebruik al vanaf mijn eerste zeewater aquarium zandlagen van tien tot vijftien cm dik. In deze dikke zandlaag van fijn koraalzand leven niet alleen nuttige bacteriën maar ook diverse andere diertjes. De in het zand slapende lipvissen, evenals veel andere dieren, voelen zich prima thuis in een aquarium met zo’n dikke zandlaag. En natuurlijk vooral ook de zand zevende zeester (Archaster angulatus) Deze zandlaag is constant in beweging indien de in het zand levende populatie gezond is en voldoende voedsel kan vinden. Problemen door ophopingen van zwavelstof, zwart zand, waarvoor we door sommige aquarianen bang gemaakt worden heb ik nog nooit in mijn diverse aquaria meegemaakt. Dit komt mede dank zij de in het zand levende sterren, slakken, wormen en andere diertjes evenals de in het zand slapende lipvissen.

In het verleden heb ik voor een firma in aquariabouw gewerkt. Mijn opdracht was biologische zandfilters in het aquarium te bouwen ter vervanging van de toen veel gebruikte droognat systemen. Deze droognat filters waren duur, namen veel plaats in en maakten veel lawaai (volgens veel huisvrouwen) Ook veroorzaakten deze filters door de grote waterverdamping een hoge luchtvochtigheid onder het aquarium (schimmelvorming) en in de huiskamer. Ik heb toen samen met twee aan mij toegewezen studenten biologie van de universiteit Wageningen, diverse zandlagen (dikte en korrelgrootte) onderzocht. Het krioelde van het microscopisch leven in die zandlagen. Wel moet u er rekening mee houden dat de grootte van de korrel in verhouding moet staan met de dikte van de laag. Hier is dus wel een waarschuwing op zijn plaats. In een gezonde dikke zandlaag komen geen zuurstofloze gedeeltes voor, wel zuurstofarme gedeeltes waar denitrificatie kan plaatsvinden. Het leven in die zandlaag is van essentieel belang. Ga niet ongecontroleerd zonder verstand van zaken een 10 cm fijn koraalzandlaag aan brengen. Deze moet met beleid worden opgebouwd en vooral goed worden onderhouden. Deze dikke zandlaag vormt een deel van het VOF dat bestaat uit een algen/wierendeel, een biofilterdeel en een dikke zandlaag.


Aanvullende informatie (Wikiwand )

De meeste zeesterren zijn roofdieren. Het voedsel van dergelijke rovers verschilt vaak enigszins per groep, de meeste soorten leven van tweekleppigen. De soort Asterina gibbosa eet voornamelijk sponsdieren en manteldieren. De doornenkroon eet poliepen van koralen door ze letterlijk af te grazen. Het ganzevoetje (Anseropoda placenta) leeft in hoofdzaak van kreeftachtigen, zoals garnalen, heremietkreeften, krabben en vlokreeften. De prooi van de meeste zeesterren bestaat uit mosselen, en andere tweekleppigen, slakken en daarnaast worden zeepokken, kokerwormen, schaalhorens, keverslakken en dode dieren gegeten. Ook andere stekelhuidigen staan bij sommige zeesterren op het menu, zoals zee-egels en slangsterren en soms zelfs andere soorten zeesterren. Van de soort Pisaster brevispinus is bekend dat voornamelijk platte zee-egels (zanddollars) worden gegeten. Zeesterren vangen vrijwel altijd langzame prooien, slechts enkele soorten maken weleens dieren buit die kunnen zwemmen, zoals vissen en kreeftachtigen zoals steurgarnalen.

Zeesterren zijn in staat reservevoedsel op te slaan in hun lichaam en kunnen lange tijd zonder voedsel. Van enkele soorten is bekend dat ze tot anderhalf jaar zonder voedsel kunnen leven.
In een aantal gebieden zijn verschillende soorten zeesterren ten prooi gevallen aan een tot nu toe onbekende aandoening. De dieren krijgen infecties over het gehele lichaam die er uit zien als witte plekken. Delen van de armen of de gehele armen vallen af en groeien niet meer aan.

Uiteindelijk worden de ingewanden blootgesteld aan het omringende zeewater en sterven de dieren. Deze ziekte is pas recentelijk bekend waardoor het waarschijnlijk om een nieuwe ziekte gaat. Het is echter niet bekend of het pathogeen een virus, een bacterie of een schimmel betreft Zeesterren kunnen een arm afstoten als ze worden aangevallen. Dit wordt ook wel zelfamputatie of autotomie genoemd. Dit vermogen tot het afwerpen van lichaamsdelen komt ook voor bij geheel andere dieren, zoals hagedissen die hun staart kunnen afwerpen en de hooiwagens die hun poten kunnen afstoten.
Bij veel zeesterren breekt de arm af bij een vaste verzwakking van de kalkplaatjes aan de armbasis. Bij andere soorten ontbreekt deze voorgevormde zwakke schakel en kan een arm op verschillende plaatsen afbreken. Een voorbeeld van een dergelijke soort is Hymenodiscus coronata.
Ook de gevoeligheid verschilt, sommige zeesterren laten hun armen al los bij een geringe trekkracht. Dit zijn met name de soorten met zeer lange armen. Andere soorten laten de arm pas los als er hard in wordt geknepen.

Drie categorieën zeesterren.

Straatvegers

De zeesterren die zich voeden met micro-organismen, bezitten langs de armgroeve waarin de voetjes staan, een bijzonder goed ontwikkeld trilhaarapparaat. Ze tasten met de voetjes de bodem af of doorwoelen daarmee de bovenste grondlagen om kleine plantjes en diertjes en afgestorven organismen (detritus) te vinden. Als ze voedsel tegenkomen, brengen ze het naar de mond met hun trilharen. Ze scheiden een grote hoeveelheid slijm af dat het voedseltransport vergemakkelijkt.

Grazers

Bij de grazers is er een eigenschap die bij bijna alle zeesterren — en vooral bij de predatoren — zeer goed ontwikkeld is. Ze kunnen namelijk de omvangrijke in diepe plooien gelegen maag door de mondopening naar buiten uitstulpen. Door het samentrekken van spieren van de armen en de lichaamsschijf, wordt de druk van de lichaamschijf verhoogd en komt de maag naar buiten.

Roofzuchtige zeesterren

De meeste zeesterren zijn echter roofdieren. Hun prooi bestaat voornamelijk uit mosselen, slakken, kreeften, zee-egels en slangsterren. Sommige eten hun prooi in zijn geheel op. De prooi wordt of van voetje naar voetje of door de hele arm te buigen naar de mondopening gebracht. Als een mossel of een oester wordt gevonden, plooit het dier zich over de schelp met de opening van deze laatste naar binnen gericht. Daarna wordt een enorme trekkracht uitgeoefend door de zuigvoetjes, waardoor de schelp stukje bij beetje wordt geopend. Eens open, laat de zeester zijn enorme, beweeglijke maag zakken in de opening, en begint direct te verteren. Door de verteringsenzymen worden de sluitspieren aangetast. Daardoor kan de zeester de schelp helemaal openen en opeten.

Een oude Klasse
Uit fossielen is duidelijk geworden dat de splitsing in zeesterren en slangsterren al heel vroeg heeft plaatsgevonden. Platasterias latiradiata werd vroeger in de onderklasse Somasteroïdea geplaatst als enige overlevende soort van deze fossiele groep. Tegenwoordig wordt P. latiradiata in de familie Platasteriidae geplaatst onder de Asteroïdea (D. B. Blake (1982).

Taxonomische indeling

Er bestaan ongeveer 1900 soorten die ingedeeld zijn in 40 families. Een overzicht van de Taxonomische indeling:
• Onderklasse Asteroidea (Zeesterren)
• Orde Platysterida
• Orde Paxillosida (Kamsterren)
• Orde Valvatida
• Orde Spinulosida
• Orde Forcipulatida
• Orde Brisingida
• Orde Notomyotida
• Orde Peripoda
• Onderklasse Somasteroidea (reeds uitgestorven)

Hier wil ik het bij laten. De bedoeling van dit artikeltje is, zoals ik in de eerste alinea al heb geschreven, slechts mijn ervaringen in de loop der jaren met deze prachtige dieren te delen.
Ik wens u veel plezier met deze prachtige hobby maar… wees geen hebber maar een liefhebber met respect voor de dieren en de natuur in het algemeen.

Inloggen Registreren

Uw account aanmelden

Gebruikersnaam *
Paswoord *
Onthoud mij

Account aanmaken

Velden met een sterretje (*) zijn verplicht.
Naam *
Gebruikersnaam *
Paswoord *
Herhaal paswoord *
E-mail *
Herhaal e-mail *

Foto van de maand

Centropyge Foto Tanne Hoff

Een koppel Rainfordia opercularis in het kweekaquarium van De Jong Marinelife tijdens het bezoek van het ReefSecrets-team in april 2012

Foto: Patrick Scholberg