Portaalsite voor de échte zeeaquariaan

Zoeken op de site

Steenkoralen van het geslacht Goniopora.

Systematiek:

Orde: Scleractinia (echte steenkoralen)

                   Familie: Poritidae

                            Genus: -Goniopora

                                        -Porites

                                        -Alveopora

Kenmerken en Gedragingen:

Goniopora-soorten behoren tot de echte steenkoralen, en zijn zowat de eerste steenkoralen die voor het zeeaquarium werden ingevoerd vanwege hun zeer decoratieve verschijning.

Het geslacht bestaat uit ten minste 14 soorten. Een onderscheidt maken tussen de verschillende soorten is zo goed als onmogelijk, indien men de skeletstructuur niet nader kan onderzoeken.

De meest ingevoerde soorten zijn respectievelijk: Goniopora lobata, G. djiboutiensis en G. stokesii. G. lobata en G. djiboutiensis komen in de Rode Zee en van Oost-Afrika tot de Fidji-eilanden en Samoa voor. G. stokesii in de Rode Zee en van O-Afrika tot Vanuatu. G.stokesii onderscheidt zich van de andere soorten doordat ze hoofdzakelijk op een zachte ondergrond voorkomen.

Goniopora spFoto: Germain Leys

Ze vormen grote kolonies in enigszins troebel water. De poliepen zijn tamelijk langgestrekt waardoor de poliepuiteinden zachtjes in de stroming wiegen. De tentakels op de poliepen lijken op bloemen, vandaar de Nederlandse naam, Madeliefkoraal.

Zeer nauw verwant is het geslacht Alveopora. Ze hebben poliepen met slechts 12 tentakels per poliep daar waar Goniopora er steeds 24 bezitten.

De kleur van de poliepen zijn altijd wit/grijs/bruin, en de tentakels vaak groen/wit of bruin.

In het Aquarium:

Goniopora soorten worden al zeer lang voor de zeeaquariumhandel ingevoerd. Ze waren vroeger relatief goedkoop de reden hiervoor was waarschijnlijk omdat zo veelvuldig voorkwamen. Iedereen trachtte toen wel eens een Goniopora in zijn aquarium onder te brengen. De wuivende tentakels van deze prachtige steenkoralen hebben menig zoutwaterhart gestolen.

Hoe prachtig deze koralen ook zijn, het zijn in ieder geval geen beginnerskoralen.

Deze koralen hebben zeer goede aquariumcondities nodig.

Ze hebben vermoedelijk geen andere voedingstoffen nodig dan andere koralen, maar ze zijn niet in staat vaste deeltjes te vangen en zo op te nemen.

  

Diverse Goniopora. Foto: Patrick Scholberg

 

Goniopora sp.

De houdbaarheid is erg verschillend. Goniopora stokessi  (heel erg massief skelet) is vrijwel onhoudbaar, andere soorten met lange poliepen (minimaal 5 cm) met een minder massief skelet (vertakkende vorm) zijn vermoedelijk beter houdbaar.

Ook de korst vormend groeiende soorten met redelijk korte poliepen (enkele cm) zijn veel beter te houden (vaak geïmporteerd in rood en bruin).

Dr. Bruce Carlson van het Waikiki Aquarium heeft in een “open” systeem (continu aanvoer natuurlijk zeewater) Goniopora koralen gedurende meer dan 10 jaar in leven gehouden.

Wat de oorzaak van de uiteindelijke teloorgang van deze steenkoralen in onze aquaria teweegbrengt weten we niet mog niet goed.

Vele aquarianen hebben al opgemerkt dat Goniopora soorten geen vaste voedseldeeltjes opnemen. Stikstof is een van de voedingstoffen, welke door koralen rechtsreeks kan worden opgenomen uit het water de grootste energie bron voor deze koralen lijkt niet de directe voeding maar gewoon fotosynthese.

Hier komt nog bij dat Goniopora koralen zeer fragiel zijn en zeer snel beschadigd worden door ruwe behandeling of door scherpe stenen in het aquarium. Onder goede condities groeien deze koralen zeer goed in het aquarium, en zal men snel tot stekken moeten overgaan.

 

Belangrijkste houdbaarheid factororen:

1-     °  rustige stroming,

2-     ° geen heel erg overdreven arm milieu in het aquarium (geen zeovit systeem)

3-     ° gezond stuk kopen, dat geen bleke poliepen heeft, en ook al mooi open staat. Liefst niet in winkel maar van particulier (aan aquarium omstandigheden gewend dier)

4-     ° beschadigingen voorkomen

5-     ° juiste soort kiezen (geen massief skelet)

Wat de oorzaak ook mag zijn, we moeten van de aankoop van Goniopora soorten als beginnend aquariaan afzien in de winkel zolang de oorzaken voor het afsterven van deze prachtige koralen in onze aquaria niet opgelost zijn.

Hier kunnen we de belangrijkheid en de noodzaak van de uitwisseling van aquariumervaringen tussen aquarianen mooi aantonen.

 

Rudy Jennes (2003) & Bas Arentz (12/2007).

 

101 vragen over Koralen

   Dit van origine Engelstalige document is opgemaakt door twee oceanografen, Mohideen Wafar en Sayeeda Wafar van het National Institute of Oceanography in India.

Het behandelt de meeste vragen die zowel beginners als gevorderden zouden kunnen hebben over koralen. Een aanrader voor iedereen.

Klik op de onderstaande links om het orginele Engelstalige pdf bestand (ruim 600kb), of de vertaalde nederlandse versie, te downloaden naar jouw computer.

De vertaling is uitgevoerd door onze redacteur Maurice Hubin.


(Bron: National Institute of Oceanography)

 

Bijlagen:
Bewaar het bestand 101_questions_corals.pdf101_questions_corals.pdf[ ]623 kB
Bewaar het bestand 101_Vragen_over_Koralen.pdf101_Vragen_over_Koralen.pdf[ ]2509 kB

Koralen en hun nutriënten

Door Tim Wijgerde

Een veel gedane uitspraak door hobbyisten is: mijn koralen leven van licht, en mijn vissen van visvoedsel. Een erg logische stelling voor veel mensen. Maar is dit wel zo? Inderdaad is het waar dat veel koralen een groot gedeelte van hun benodigde energievoorziening verkrijgen via (zon)licht; fotosynthese. Dit kan oplopen tot wel 95%1,2,3. Deze energie wordt geleverd in de vorm van suikers, geproduceerd door de symbiotische algen uit het genus Symbiodinium.  Deze bevinden zich in de weefsels van koralen; het zijn de zogenaamde zoöxanthellen.

Autotrofie en heterotrofie

Helaas is het zo dat het gastheerkoraal hierdoor slechts koolstof (C), waterstof (H), en zuurstof (O) verkrijgt. Dit is voldoende voor processen welke om energie vragen, maar niet voor de opbouw van nieuwe weefsels, oftewel groei. Hiervoor zijn andere belangrijke elementen nodig, zoals stikstof (N), fosfor (P) en zwavel (S). In principe is een koraal een heterotroof organisme, wat betekent dat het organische stoffen gebruikt voor de energievoorziening en de groei. De productie van glucose door de zoöxanthellen is daarentegen een autotroof proces; het verkrijgen van organische stoffen (zoals suikers) vanuit anorganische stoffen (zoals CO2 en bicarbonaat), welke vervolgens weer voor dezelfde doeleinden gebruikt worden. Deze twee processen vinden plaats in de meeste koralen welke wij in onze huiskameraquaria houden.

Voedselpartikels en (an)organische moleculen

Naast het investeren in goede verlichting is het dus ook belangrijk dat onze dieren het juiste voer aangeboden krijgen. Er bestaan in principe twee typen mechanismen waarop koralen zich heterotroof voeden, en deze moeten absoluut niet worden onderschat. Voor het bemachtigen van partikels hebben koralen tentakels ontwikkeld, een verschijnsel wat we ook veel zien bij verwante diergroepen, zoals anemonen. Naast het actief grijpen en opnemen van deze voedselpartikels nemen koralen ook een keur aan opgeloste stoffen op; van bicarbonaten en zuurstof tot aan aminozuren en zware metalen.

Veel hobbyisten hebben een flinke visbezetting in hun aquaria, die ertoe leidt dat er vaak royaal wordt gevoerd. De koralen profiteren hier natuurlijk ook van. Naast het feit dat het voedsel een bepaalde verblijftijd in het aquarium heeft (en dus de koralen de kans krijgen dit op te nemen), leidt de bacteriële afbraak ervan tot de afgifte van aminozuren en sporenelementen.

Hermatypische koralen

Zoals gezegd maken veel koralen dankbaar gebruik van hun symbionten. Via het zonlicht wat op het rifdak schijnt maken de algen veel suikers, voor zichzelf en voor hun gastheren. De koralen leveren op hun beurt ook voedingsstoffen aan de algen, in de vorm van afvalstoffen zoals ammonium (CO2 afkomstig van het koraal zelf wordt niet primair gebruikt door de algen; zij gebruiken bicarbonaat4 , HCO3 -,voor de fotosynthese). Verder vertoeven de algen op deze manier in een veilige omgeving, waar ze minder risico lopen op predatie (hoewel ook het ook koraal zelf in staat is de algen af te breken en op te nemen).

Omdat zowel het koraal als de alg voordeel heeft bij deze samenwerking, wordt deze vorm van symbiose mutualisme genoemd. Figuur 1 geeft op schematische wijze de locatie van de zoöxanthellen in de poliep weer.

 

 Image2.jpg                                                           Image3.jpg
Fig.1: Schematische voorstelling van de zooxanthellen in het weefsel van een koraalpoliep. De algjes bevinden zich in de binnenste cellaag van het dier; het endoderm (of endodermis).  http://hypnea.botany.uwc.ac.za/phylogeny/classif/images/newpoys. jpg

 Fig.2:  Microscopische  foto van Symbiodinium algen.  http://www. oceanservice.noaa.gov/education/kits/ corals/coral02_zooxanthellae.html

 

Ahermatypische koralen

Regelmatig zien we ze opduiken in dierenwinkels en aquaria; gorgonen (subklasse Octocorallia, orde Gorgonacea). Vaak vertonen ze de meest mooie kleuren; oranje, rood, paars en zelfs wit. Dit maakt ze dan ook populair. De vaak bruingekleurde, Caraïbische gorgonen (genera Pterogorgia, Pseudopterogorgia en Pseudoplexaura) zijn goed houdbaar, maar de uit diepere regionen komende rode exemplaren (o.a. genera Leptogorgia en Icilligorgia) niet. Dit verschijnsel is simpelweg te verklaren door het feit dat deze laatste geen zoöxanthellen hebben (ahermatypisch), iets wat we bij meerdere genera tegenkomen. Hiertoe behoren o.a. grootpoliepige steenkoralen uit het genus Tubastrea en de prachtige zachte koralen uit het genus Dendronephthya. Koralen uit deze genera voeden zich uitsluitend heterotroof, hoewel hun dieet verschilt. Dit kan bestaan uit phytoplankton, zoöplankton, bacterioplankton, detritus en opgeloste stoffen zoals organische moleculen. Koralen welke detritus en kleinere deeltjes uit het water filteren kunnen met recht filter-feeders worden genoemd.

Het is belangrijk dat koraalpoliepen de kans krijgen voedseldeeltjes uit het water te vangen. Dit is afhankelijk van de dichtheid en de verblijftijd van het voedsel. Bij hoge dichtheid en verblijftijd krijgen koraalpoliepen duidelijk meer voedsel binnen5,9. Deze bemachtiging van voedseldeeltjes wordt in de wetenschap ‘capture rate’ genoemd. De veronderstelling is dat het gevangen voedsel grotendeels of geheel wordt opgenomen en verteerd.

De capture rate wordt naast bovengenoemde factoren ook beinvloed door de stromingssnelheid van het water. Het is een bekend feit dat deze snelheid erg belangrijk is voor de voeding van koralen uit het genus Dendronephthya. Dit komt omdat deze doorgaans groeien op relatief grote diepte waar laminaire stromingen heersen, wat betekent dat er een behoorlijk constante stromingssnelheid heerst. Deze koralen hebben zich aangepast aan dit fenomeen, en zijn er zelfs van afhankelijk geworden. 

Hieronder worden twee ahermatypische koralen beschreven welke door de wetenschap intensief zijn onderzocht.

Dendronephthya hemprichi

Dendronephthya hemprichi (familie Nephtheidae) is een ahermatypisch koraal uit het noorden van de Rode Zee. Dit koraal komt voor op stromingsrijke plekken, en recentelijk is gevonden dat het een snelle groeier is. Tot 80 meter diepte worden exemplaren van 26 cm hoogte gevonden die in enkele maanden zijn uitgegroeid6 . Dit verschijnsel is heel frappant, omdat dit koraal niet het voordeel van symbiose geniet, en daardoor letterlijk veel zonne-energie misloopt. De enige verklaring is de opname van voedseldeeltjes, in hoge doses.

Inderdaad is gebleken dat de snelle groei wordt veroorzaakt door de opname van met name phytoplankton (fig.3). Om de opname te quantificeren gebruikte men een fluorescentie-microscoop. Hiermee kan de hoeveelheid chlorophyll worden bepaald, een pigment wat algen aanmaken voor de fotosynthese. Stromingspompen welke in zee werden geplaatst zorgden voor een varatie aan stroming, welke werd gemeten in centimeter per seconde. Bij 15-20 cm/s wordt door D. hemprichi de grootste hoeveelheid phytoplankton opgenomen, meer dan twee keer zoveel als beneden de 10 cm/s. Verder werd aangetoond dat de poliepen in massa afnamen bij een lage stroming van 1-3 cm/s, maar juist toenamen vanaf 14 cm/s. Ook zag men dat tussen 10 en 25 cm/s de toename in poliepenaantal het hoogst was (fig.4).

 Image4.jpg  Image5.jpg
Fig.3: Chlorophyll A concentratie in D. hemprichi poliepen na blootstelling van 3 dagen bij verschillende groeisnelheden (Fabricius et al, 1995).

© American Society of Limnology and Oceanography, Inc.

 

 

 

Fig.4: Toename in groei van 704 D. hemprichi kolonies, gemeten als het percentage verandering in poliepenaantal, gedurende 30 dagen (Fabricius et al, 1995).

© American Society of Limnology and Oceanography, Inc.

 

 

 

Er zijn diverse aanwijzingen voor de theorie dat deze koralen voornamelijk van phytoplankton leven. Ze vertonen, net als vele zachte koralen (een mooi voorbeeld is Xenia umbellata), zogenaamde pinnula. Dit zijn de fijn vertakte structuren welke de tentakels een veerachtig uiterlijk geven. De pinnula van D. hemprichi bevinden zich op 60-80 µm van elkaar (een bacterie is bijvoorbeeld 2 µm). Dit is ruim voldoende om microalgen te kunnen vangen. Verder zijn bij drie soorten zachte koralen plant-verterende enzymen gevonden; amylase en laminarinase (genus Alcyonium), maar niet bij steenkoralen7. Als laatste vertonen veel gorgonen en zachte koralen slechts kleine en ineffectieve netelcellen (nematocyten), in tegenstelling tot veel steenkoralen6. Bij D. hemprichi heeft men gevonden dat partikels groter dan 750 µm niet succesvol worden gevangen. Na gemiddeld 50 seconden ontsnapte zoöplankton uit de tentakels. Zelfs na drie keer vangen vertoonde het plankton geen tekenen van verlamming6,8. Deze waarnemingen impliceren dat tenminste enkele zachte koralen niet zijn aangepast op het vangen van actief zwemmende deeltjes zoals zoöplankton.

Bovenstaande toont aan hoe belangrijk het is dat onze koralen niet alleen het juiste voer aangeboden wordt, maar dat dit ook bereikbaar is. Dit is essentiëel voor de correcte verzorging. Een redelijk krachtige laminaire stroming, voldoende phytoplankton (en aanvullende preparaten zoals diepvries-plankton)  en weinig licht (zij kunnen overgroei van algen niet goed verdragen) zijn voorwaarden voor het succesvol houden van deze koralen. D. hemprichi vraagt dan ook om een hiervoor speciaal opgezet aquarium.

Corallium rubrum

Ook in gematigde regionen komen koralen voor. Corallium rubrum (fig.5), een mediterraan koraal, bekend van de handel in armbandjes en kunstwerken voor toeristen, voedt met zich o.a. zoö-, phyto en bacterioplankton. Recentelijk is bepaald wat de invloed is van de stromingssnelheid van het water op de voedselopname. Er bleek geen meetbaar verschil te zijn tussen een stromingssnelheid van 2, 6, en 11 cm/s 9. Wel moet gezegd worden dat het hier om bacterioplankton gaat, wat zich fysisch anders gedraagt dan bijvoorbeeld artemianaupliën. 

C. rubrum blijkt zich voornamelijk te voeden met detritus (POC: particulate organic carbon); gemiddeld levert dit 93% (of ruim 3 µg/poliep/dag) van de totale hoeveelheid koolstof op10, een verschijnsel wat ook wordt gezien bij andere Mediterrane gorgonen zoals Leptogorgia sarmentosa en Paramuricea clavata11. Een goede tweede is de opname van bacterioplankon, wat goed is voor 148 ng C/poliep/dag en 28 ng N/poliep/dag (een nanogram is een miljoenste van een milligram).  Dit is slechts 4,5% van de totale hoeveelheid opgenomen koolstof, maar deze voedselbron is qua stikstof en sporenelementen de belangrijkste. Phyto- en zoöplankton lijken slechts 2% van het dieet in te nemen. Deze experimenten tonen aan hoe divers de voedselopname van koralen kan zijn; van mysis en volwassen artemia tot aan bacteriën en zelfs moleculen zoals aminozuren.

 Image6.jpg
Fig.5: Corallium rubrum Dit exemplaar is mogelijk tientallen jaren oud, gegeven de zeer lage groeisnelheid (ongeveer 2 mm per jaar).

© FAO (www.fao.org)

 

 

 


Volgens een 20-jarige studie12 is de groeisnelheid van C. rubrum zeer laag; slechts 1,78 mm per jaar gemiddeld. Een getal wat in schril contrast staat met tropische ahermatypische koralen zoals D. hemprichi. Dit grote verschil wordt misschien veroorzaakt door het feit dat C. rubrum leeft op locaties waar relatief weinig phyto- en en zoöplankton aanwezig is. Hierdoor wordt de opname van stikstof, sporenelementen en vitaminen beperkt, omdat deze dan vooral van bacteriën afhankelijk is. Detritus heeft namelijk een vrij lage voedingswaarde.

Wat betekent dit voor de verzorging van C. rubrum en verwante koralen thuis in het aquarium? Het belang van het voeren van fijne voedseldeeltjes zoals bacteriën en plankton lijkt belangrijk (er zijn allerlei producten in de handel). Niet alleen wordt een bepaalde fractie van deze organismen gevangen en opgenomen, de ontbinding hiervan leidt tot de afgifte van detritus, sporenelementen en aminozuren. Wel moet gelet worden op de waterkwaliteit. Deze kan worden behouden door middel van intensieve waterverversing. Net als bij de verzorging van Dendronephtya sp. vormt een krachtige eiwitafschuimer een belangrijke ondersteuning, mits deze niet draait tijdens en vlak na het voeren. Op deze manier wordt er relatief meer voedsel opgenomen en minder afgeschuimd. Verder zou gebruik kunnen worden gemaakt van actieve kool en een fosfaatfilter. Methoden zoals het inzetten van mangroveboompjes en wieren zijn mogelijk maar iets bewerkelijker. Er moet niet teveel op groei worden gerekend, maar het in leven houden van deze koralen is reeds een prestatie op zich.

Ter conclusie

Het mag duidelijk zijn hoe veelzijdig en complex de voeding van koralen is (globaal weergegeven in Tabel 1). Dit artikel heeft slechts een gedeelte van de nutriënten aangestipt. Voor een compleet overzicht wordt de lezer gewezen op de artikelen van Eric Borneman op
http://reefkeeping.com/ .

Het creëren van een speciaalaquarium voor ahermatypische koralen is niet eenvoudig, maar het is absoluut de moeite waard. Het wordt terecht de nieuwe uitdaging in onze hobby genoemd.

Tabel 1: Overzicht van de belangrijkste voedselbronnen

voor diverse koralen en hun symbionten (POC= particulate

organic carbon, DOC= dissolved organic carbon). Vitaminen

zijn in de tabel weggelaten, omdat deze primair via voedsel-

deeltjes worden bemachtigd. 

type

soort

koolhydraten (fotosynthese)

 plankton
    -        
phyto
    -        
zoö
    -        
bacterio
POC (detritus)
DOC
aminozuren
sporenelementen

nitraat
fosfaat

Scleractinia (steenkoralen)
 

 
D. hemprichi


C. rubrum

 

 

 Literatuurlijst


1. Falkowski, PG, Dubinsky, Z, Muscatine, L, Porter, JW, Light and bioenergetics of a symbiotic coral. Bioscience, 1984, pp 705–709(34)

2. Muscatine, L. Porter, JW, Reef corals: mutualistic symbioses adapted to nutrient-poor environments. Bioscience, 1977,  pp 454– 460(27)

3. Edmunds, PJ, Davies, SP, An energy budget for Porites porites (Scleractinia). Mar. Biol, 1986,  pp 339– 347(92)

4. Leggat W,  Rees TAV, Yellowlees D, Meeting the Photosynthetic Demand for Inorganic Carbon in an Alga-Invertebrate Association: Preferential Use of CO2 by Symbionts in the Giant Clam Tridacna gigas, Proceedings: Biological Sciences, 2000, pp 523-529(267)

5. Wijgerde T, 2007, niet gepubliceerde data (Seriatopora caliendrum)

6. Fabricius K, Genin A, Benayahu Y, Flow-dependent herbivory and growth in zoöxanthellae-free soft corals, Limnol. and Oceanogr., 1995, pp 1290-1301(40)


7. Elyakova, LA, Shevchenko NM, Avaeva SM, A comparative study of carbohydrase activities in marine invertebrates, Comp. Biochem Physiol., 1981,  pp 905-908(69B)

8. Fabricius KE, Benayahu Y, Genin A, Herbivory in Asymbiotic Soft Corals, Science, 1995, pp 90-92(268)

9. Ingestion of pico- and nanoplankton by the Mediterranean red coral Corallium rubrum, Picciano M, Ferrier-Pagès C, Marine Biology, 2007, pp 732-782(150)     

10. Tsounis G, Rossi S, Laudien J, Bramanti L, Fernandez N, Gili J-M, Arntz W Diet and seasonal prey capture rates in the Mediterranean red coral (Corallium rubrum L.). Mar. Biol., 2005

Blackwell Science, Ltd
11. Ribes M, Coma R, Gili JM,  Heterogenous feeding in benthic suspension feeders: the natural diet and grazing rate of the temperate gorgonian Paramuricea clavata (Cnidaria: Octocorallia over a year cycle. Mar Ecol Prog Ser, 1999, pp 125–137(183)

12. Garrabou J, Harmelin JG, A 20-year study on life-history traits of a harvested long-lived temperate coral in the NW Mediterranean: insights into conservation and management needs, Journal Anim. Eco., 2002, pp 966-978(71)
    


 

 

 

Beschouwing van enkele courante lagere dieren in het rifaquarium.

 

De dieren waar ik het hier wil over hebben behoren allen tot de stam Cnidaria of neteldieren. Het zijn lagere dieren die reeds zeer lang bekend zijn onder de zeeaquarianen en door de tijd ook het bewijs geleverd hebben dat ze in een aquarium goede overlevingskansen hebben, ook voor niet-specialisten.

Misschien vinden veel aquarianen deze dieren wat te ordinair en houden ze liever exemplaren met ronkende exotische namen die niemand ooit al gehoord heeft en dito verzorgingswijze.

Daarom brengen we deze oude bekenden nog eens onder de aandacht. 

Sarcophyton sp. of Lederkoraal.

Lederkoralen zijn wijd verbreid over alle tropische zeeën en oceanen, Sarcophyton wordt frequent ingevoerd. De populaire groep Lederkoralen/softkoralen dankt zijn naam aan de textuur en kleur wanneer de tentakels zijn ingetrokken. In de natuur kan Sarcophyton zachte gegolfde platen vormen van wel 1 meter in doormeter. Deze platen zijn met enkele cm lange delicate poliepen bezet.

De paddestoelvormige sarcophyton is voor het aquarium bijzonder geschikt. Bij goede verlichting gedijen ze zeer goed en nemen ook in omvang toe.

Wanneer ze gestoord worden, bv. van de handelaar naar uw aquarium kan het enkele dagen duren voor de poliepen zich weer openen. Dit is echter geen reden tot paniek.

Deze soort kan sterk aanbevolen worden voor de beginnende aquariaan. Koop liefst een exemplaar dat op een stuk steen gegroeid staat en kijk na of de basis niet beschadigd is. voedingsrijk water word gewaardeerd maar is geen noodzaak. Het lederkoraal vrij houden van eventueel sediment dat op het lichaam kan blijven liggen. 

 

Condylactis gigantea Caribische anemoon.

Deze anemoon met redelijk lange tentakels is de meest ingevoerde anemoon uit de Caraïben. De kleur varieert van zuiver wit, bruin of roze. De tentakels zijn wit met een intens roze tip.

C. gigantea is uitermate goed houdbaar. Ze verlangen een matige belichting en een regelmatige, doch geen sterke stroming. Ze kunnen gemakkelijk gevoederd worden met kleine stukjes vis of garnaaltjes. Dit doen we een of tweemaal per week.

Ondanks hun prachtig voorkomen en gemakkelijke houdbaarheid zijn ze echter niet zo populair als de anemonen uit de stille Oceaan door het feit dat de meeste anemoonvissen deze anemoon niet als hun " thuis " zullen aanvaarden. 

Heteractis malu (vroeger Radianthus malu); Symbioseanemoon.

Tot voor kort was deze anemoon onder de zeeaquarianen bekend als Radianthus malu.

Deze anemoon wordt in grote getale ingevoerd uit de Filippijnen, Indonesië en Singapore.

Ze worden al sinds mensenheugenis in aquaria over heel de wereld gehouden. Dit dier wordt ook door de meeste anemoonvissen als de ideale anemoon verkozen.

                         AnemoonvisjeKiekeboe1.jpg

                                  Foto: onderwaterfotograaf Edgar Dongervliet.

Exemplaren zijn verkrijgbaar in de afmetingen van 10 tot 40 cm doormeter, maar ze kunnen wel groter worden. Ze komen ook meestal voor in de kleuren puurwit, crèmegeel en licht bruin, maar allen hebben ze purperrode tentakelpunten. Deze zijn gewoonlijk 5 cm lang en zijn gelijk verdeeld over de schijf.

Wanneer we intense belichting geven, zullen de lichtere tinten bruiner worden als gevolg van de zooxanthellen die ze in hun weefsel herbergen.

Ze is ook een goede barometer voor de waterkwaliteit. Blijft deze anemoon langer dan 24 uur gesloten dat wordt het tijd om het aquariumwater eens kritisch te onderzoeken, of de verlichting bij te stellen. 

Stoichactis gigas Tapijtanemoon.

                        ClownfishesP1.jpg

                         Foto: onderwaterfotograaf Edgar Donkervliet. (tapijtanemoon)

Zoals de wetenschappelijke naam al doet vermoeden is dit in de natuur een "grote" anemoon, er zijn exemplaren gezien die meer dan 1 meter in doormeter waren.

De kleinere exemplaren zijn geliefd bij de aquarianen, mede omdat het een harde, goed houdbare soort is. Ze werden ingevoerd in de kleuren wit, vaalbruin, blauw, purper en fluorescerend groen. Tegenwoordig zijn ze wel wat zeldzamer geworden en de prachtig gekleurde specimen hebben een stevig prijskaartje. Deze anemoon kan echter uitstekend vissen vangen en is dus ondanks zijn goede houdbaarheid niet een goede keus voor elk aquarium.

Deze anemoon is echter een stevige netelaar, ook voor de aquariaan. Wanneer we contact maken met de tentakels op gevoelige plaatsen zoals de pols of de binnenkant van de voorarm dan kan er gemakkelijk een branderig gevoel ontstaan dat enkele dagen kan aanhouden. Gevoelige mensen dienen dus op te passen bij werken in het aquarium en in de nabijheid van deze anemoon.

Wanneer we deze anemoon voederen moeten we dikwijls het voedsel met een pincet tussen de tentakels wriemelen zodat de tentakels reageren alvorens het voedsel naar de mondholte wordt gevoerd. Omdat de anemoon ook van licht leeft is een goede verlichting wel een must.

Plerogyra sinuosa Blaasjeskoraal.

 Plerogyra_sinuosa1.jpg

Foto: Bas Bovendeur.

Dit zeer "harde" koraal wordt ten zeerste aanbevolen als een beginners steenkoraal. Het heeft echt zijn naam niet gestolen. Gedurende de dag, en bij goede waterkwaliteit is het hele skelet bedekt met een massa blazen. 's Nachts zijn de blazen lichtjes ingevallen en komen tot 20 cm lange vangtentakels te voorschijn. Hiermee vangt het dier kleine kreeftachtigen of ander voedsel. Ze zijn gemakkelijk te voeren met kleine stukjes vis of aasgarnaaltjes en dit liefst eenmaal per week.

Verlangen een goede verlichting. De beste exemplaren worden ingevoerd uit Sri Lanka en Indonesië.

Sommige importen bevatten dieren die ietwat groenige of bruine blaasjes vertonen.

Let wel op dat U Blaasjeskoraal niet te dicht in de buurt van andere lagere dieren plaatst dit in verband met hun lange vechttentakels. 

Anthelia sp. en xenia sp. 

Deze koralen worden nog maar de laatste 20 jaar regelmatig ingevoerd vanuit voornamelijk Indonesië. Anthelia glauca is nauw verwant aan Xenia eleongata en behoren alletwee tot de meest gemakkelijke koralen. Beiden zullen zich uitbreiden en vermenigvuldigen in het aquarium.

 

              

Anthelia sp. Foto: User: Haplochromis

Anthelia en xenia bestaat uit verschillende clusters van vedervormige poliepen die aan de basis bijeenkomen en een voet vormen die verankerd staat op een rotsvormig substraat. sommige Xenia soorten openen continu hun polipepen ritmisch, of de poliepen er zo voedsel mee vangen is nog de vraag.

Beide soorten verlangen een zeer goede verlichting en een redelijke stroming. Het zijn attractieve koralen die ten zeerste aanbevolen worden voor het rifaquarium. Het groeit goed en koloniseert vlug nabijgelegen stenen. Het nadeel is dan ook dat het erg snel kan en zal gaan woekeren.

Jennes Rudy.

Inloggen Registreren

Uw account aanmelden

Gebruikersnaam *
Paswoord *
Onthoud mij

Account aanmaken

Velden met een sterretje (*) zijn verplicht.
Naam *
Gebruikersnaam *
Paswoord *
Herhaal paswoord *
E-mail *
Herhaal e-mail *

Foto van de maand

Centropyge Foto Tanne Hoff

Een koppel Rainfordia opercularis in het kweekaquarium van De Jong Marinelife tijdens het bezoek van het ReefSecrets-team in april 2012

Foto: Patrick Scholberg